Spring naar de content
bron: anp

Steeds meer mensen raken dakloos, maar een structurele oplossing voor dakloosheid lijkt nog ver weg

In een jaar tijd (tussen 2021 en 2022) is het aantal daklozen met maar liefst 25 procent toegenomen. Vooral jongeren tussen de 18 en 22 komen steeds vaker op straat te staan. De overheid heeft een plan ondertekend waarin staat dat er in 2030 geen daklozen meer zouden moeten zijn, maar vooralsnog lijkt dat een utopie. ‘Verkijk je er niet op dat we het over een issue hebben dat immens verankerd is in onze systemen en structuren. Zoiets valt niet in een paar jaar om te gooien.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door David Steenmeijer

Brian is nog maar net zestien op het moment dat hij het huis uitgeschopt wordt. De meeste nachten weet hij warm en droog bij vrienden te overbruggen, zonder dat hij daarvoor al te veel vragen hoeft te beantwoorden. Maar niet zelden is hij aangewezen op trappenhuizen, achterafportieken en de dode camerahoek van de fietsenkelder naast Nijmegen Centraal. Brian is een van de velen, jong tot oud, die op straat terechtkomen en niet in de officiële cijfers van dakloosheid worden opgenomen. Hoeveel van dit soort mensen dolen er eigenlijk rond in ons land? En tot op welke hoogte worden daklozen gemonitord?

Naar analyse van het Centraal Bureau van de Statistieken (CBS) is de dakloosheid in Nederland verdubbeld in de periode van 2009 tot 2019, dat wil zeggen: een stijging van 17.800 naar 39.300 in tien jaar tijd. De daaropvolgende jaren tekende er zich een daling af, zo zouden we vorig jaar 26.600 daklozen onder ons hebben gehad. An sich geen verkeerde gegevens, ben je geneigd te denken. Het lijkt de goede kant op te gaan. Maar: hoe betrouwbaar zijn de bevindingen van het CBS? Hoe waarachtig is deze dalende tendens nu werkelijk? Het databureau is niet alle koppen afgegaan voor de berekeningen. Het betreft een schatting. Alleen hoe fijnmazig is die?

Behoorlijk grofmazig, als je het de initiatiefnemers van de Nederlandse ETHOS-telling vraagt. Té grofmazig, welteverstaan. ETHOS staat voor European Typology of Homelessness and Housing Exclusion. Dit is de classificatie voor dakloosheid in Europa die wordt beschouwd als de meest sluitende en maatgevende, omdat ze dakloosheid omlijnt in de ruimste van het woord: een gebrek aan volwaardige huisvesting. Onder leiding van de Hogeschool van Utrecht en het Kansfonds werd de nieuwe, door de Katholieke Universiteit van Leuven ontworpen telmethode naar Nederland gehaald en beproefd in Noord-Oost Brabant. Er zouden nogal wat tekortkomingen aan te wijzen zijn in de benadering die het CBS hanteert. Het werkt onder andere aan de hand van registratiesystemen die zich beperken tot mensen tussen de 18 en 65 jaar – een kader waardoor Brian alvast wordt buitengesloten. Daarnaast heeft het CBS vooral zicht op personen die verblijven in de openbare ruimte en de (nood)opvang. De zogenoemde ‘bankhoppers’, mensen zoals Brian die een appèl doen op hun sociale cirkel en nu eens hier en dan weer daar overnachten, heeft het maar matig in het vizier. Ook weegt het CBS mensen zonder verblijfspapieren niet mee en tevens ontbreekt het zijn informatieverzameling aan gendersensitiviteit: dakloze vrouwen zijn minder vaak te vinden in de openbare ruimte en (nood)opvang en daardoor worden zij eenvoudig over het hoofd gezien. 

In mijn optiek is het van cruciaal belang om ook de zogeheten onzichtbare dakloze mensen in beeld te krijgen. Die groep is altijd wel onderkend – namelijk als ‘marginaal gehuisvest’ –, maar in gemeenten nooit systematisch in kaart gebracht.

Judith Wolf, hoogleraar maatschappelijke zorg aan het Radboudumc in Nijmegen

Dan is er nog het landelijke karakter van de metingen van het CBS. In de jaarlijkse rapporten vermeldt het uitdrukkelijk dat zijn statistieken allerminst opgevat mogen worden als een afspiegeling van de regionale stand van zaken. Op dat niveau valt op grond van deze resultaten daarom ook weinig tot niks over dakloosheid te zeggen en ergo ook geen beleid te construeren. En dat is het grootste gat dat de ETHOS-telling tracht dicht te lopen: lokale overheden tot in detail de omvang en kenmerken van hun daklozenpopulatie aan de weet brengen, opdat toekomstige initiatieven om dakloosheid het hoofd te bieden niet langer voortkomen uit gissen en tasten in het duister. Geen schatwerk meer maar grondig en vanuit een brede kijk turven, in een poging de hele lading te dekken en in al haar lagen weer te geven. Met de hoop ook daklozen zoals Brian op te snorren. Demissionair staatssecretaris Van Ooijen onthaalt de telmethode van de ETHOS met open armen. ‘Het zou goed zijn om in alle gemeenten deze manier van tellen te introduceren,’ liet zijn woordvoerder aan de NOS weten. De reactie verbaast niet, want de tijd begint langzaamaan te dringen voor de Nederlandse regering en dat heeft ze over zichzelf afgeroepen. Twee jaar terug onderschreef ze openlijk en officieel de Europese ambitie om in 2030 geheel en al van dakloosheid genezen te zijn. De opzet waarmee ze dit beoogt te bereiken is verleden winter te boek gesteld in het Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis, dat pleit voor ‘een fundamenteel andere kijk op wat nodig is’ en de zinnen zet op ‘het voorkomen van dakloosheid en een thuis voor iedereen.’ Maar hoe levensvatbaar zijn deze plannen? Wordt er verstandig aan gedaan zulke straffe piketpaaltjes te slaan? En wat voor licht werpt die nieuwe manier van monitoren op de zaak? Is dat dan het te volgen pad?

“Vooropgesteld: er bestaat in dit geval geen ei van Columbus,” opent Judith Wolf, hoogleraar maatschappelijke zorg aan het Radboudumc in Nijmegen. “Het is allemaal enorm complex. Momenteel kunnen we op basis van de beschikbare data helaas amper wat zeggen over hoe het staat met de grootte en eigenschappen van de daklozenpopulatie. Het enige wat op landelijk level voorhanden is zijn de terugkerende CBS-schattingen en daar vallen de nodige kanttekeningen bij te plaatsen. Bij de gemeenten schort het veelal ook aan gedegen notie van de omstandigheden, hoewel er zeker enkele zijn die uit eigen beweging research doen. De makke daarvan is echter dat die dan elk weer persoonlijke definities en meetmethoden eropna houden, wat het weer warrig maakt. Zo’n vijftien jaar geleden is er hoofdzakelijk in de grotere steden fiks ingezet op de aanpak van dakloosheid, alleen de focus lag toen op twee groepen: de feitelijk dakloze mensen, die in de openbare ruimte en de noodopvang zitten; en de residentieel dakloze mensen, die als bewoner staan ingeschreven bij met name de woonvoorzieningen van de maatschappelijke opvang. Het was hier de bedoeling om de feitelijk dakloze mensen van de straat te krijgen en dat is aardig geslaagd: erbarmelijke, mensonterende smeltkroezen als ‘De Tunnel’ onder Hoog Catharijne in Utrecht bestaan niet meer, om maar iets te noemen. Maar in mijn optiek is het van cruciaal belang om ook de zogeheten onzichtbare dakloze mensen in beeld te krijgen. Die groep is altijd wel onderkend – namelijk als ‘marginaal gehuisvest’ –, maar in gemeenten nooit systematisch in kaart gebracht. Dit zijn bij lange na niet altijd mensen die gebukt gaan onder ernstig mentaal euvel of verslaving en ik merk dit op omdat wie dakloos is en niet in ernstige mate met soortelijke problemen worstelt geen recht heeft op opvang in de betreffende stad. Ze zijn ‘niet-rechthebbend’, zoals dat dan heet. Deze mensen moeten zelf maar onderdak zien te versieren en worden daardoor snel uit het oog verloren. Stel je voor: je woont samen met je partner, je relatie loopt uit de rails, er komt een echtscheiding en je vertrekt omdat de situatie onhoudbaar is. Je zit met een woonvraag, dat is alles. In dat soort gevallen moet je het voor een slaapplek hebben van je netwerk. Dat is niet niks: wat als je niet echt een vangnet hebt, of enkel eentje dat vrij mager is? Nou, zodoende kom je simpelweg klem te zitten; val je tussen wal en schip, met het risico dat er naast de woonvraag andere moeilijkheden ontstaan en er zich op termijn toch een zorgvraag aandient. Als we deze onzichtbaar dakloze mensen niets bieden, kunnen ze bij wijze van spreken de zichtbaar dakloze mensen van de toekomst zijn. Als we dakloosheid willen stoppen, dan moeten we ons juist ook over deze groepen buigen. Anders blijven we achter de feiten aanlopen. En dan hebben ik het óók over mensen boven wier hoofd een uithuiszetting hangt en mensen die wonen op een adres zonder woonbestemming, zoals vakantiehuizen. Of mensen die slapen in een tent, caravan, garage, hut of kraakpand. Die worden in de nieuwe ETHOS-telling wél meegenomen en dat zijn noodzakelijke ingrepen. Onwijs belangrijk.”

Ook ontkrachten de uitkomsten het stigmatiserende archetype van de dakloze als een verwarde, alcoholistische en drugszuchtige man van middelbare leeftijd – nagenoeg een derde bleek vrouw te zijn en dit valt een stuk hoger uit dan het percentage dat het CBS voor dit geslacht veronderstelt.

In die zin heeft er zich met de ETHOS-pilot voor Nederlandse begrippen iets tamelijk exceptioneels voorgedaan. Naast de gebruikelijke instellingen zijn er ook organisaties aangedaan die op het eerste gezicht weinig met dakloosheid van doen schijnen te hebben maar in wezen wel degelijk met deze mensen in aanraking komen, waaronder de Nederlandse Spoorwegendienst, woningcorporaties, buurtteams, jeugdhulp, welzijnsstichtingen, penitentiaire inrichtingen en algemene ziekenhuizen. Een terechte zet: meer dan vijftig procent van de uiteindelijk gedetecteerde daklozen verscheen langs deze kanalen op de radar van de ETHOS-telling. Ook ontkrachten de uitkomsten het stigmatiserende archetype van de dakloze als een verwarde, alcoholistische en drugszuchtige man van middelbare leeftijd – nagenoeg een derde bleek vrouw te zijn en dit valt een stuk hoger uit dan het percentage dat het CBS voor dit geslacht veronderstelt. Wat verder verrast: kinderen en jongeren omspanden bijna de helft van het totaal en er werden, let wel, vijfenveertig nationaliteiten vastgesteld.  

Evident een boel essentiële inzichten. Niettemin vatte in de reflectierondes op de telling het vermoeden post dat er nog te gering hoogte was van dakloze arbeidsmigranten, mensen die zich in antikraakwoningen of op bungalowparken hebben gevestigd, niet-gedocumenteerden en alleenstaande moeders. Mind you, dit zijn ten dele dezelfde aanmerkingen als die het CBS te verduren kreeg. Er wordt getheoretiseerd dat de laatste twee groepen zich willens en wetens verborgen houden, respectievelijk uit vrees het land uitgezet te worden of het gezag over een kind kwijt te raken. Wolf schaart zich hierachter: “Er dienen zich almaar nadrukkelijker signalen aan van mensen die dakloos zijn of dreigen te worden en geen professionele steun zoeken omdat ze bang zijn dat er een dossier tegen hen zal worden opgebouwd. Ze verwachten slechter af te zijn als ze instanties in de arm nemen, misstanden als de toeslagenaffaire hebben heel wat wantrouwen gezaaid.”

“De verantwoordelijken voor de ETHOS-telling hebben geweldige prestaties geleverd,” beslist ze vervolgens. “Een ontzaglijk karwei is dit geweest. Van groot nut. Maar ook hier blijft er nog te wensen over. Het tellen en schatten van dakloze mensen is uiterst ingewikkeld. Niet in de laatste plaatst vanwege het feit dat dakloosheid geen stabiele toestand is, maar de nodige dynamiek kent. Anders gezegd: mensen bewegen zich gemakkelijk tussen de onderscheiden typen dakloosheid. Cruciaal is bij een telling of omvangschatting altijd een, wat ik noem, duidelijke bijsluiter te leveren. Door de dynamiek, de verschillende subgroepen en de onzichtbaarheid van veel dakloze mensen is een betrouwbare interpretatie van de resultaten alleen mogelijk onder de volgende voorwaarden: strakke afbakening van de groepen, kennis van de samenhangende assumpties en een nauwkeurige beschrijving van wie er geteld dan wel geschat zijn. De vondsten van het CBS worden de afgelopen jaren stevig onder vuur genomen en dat komt denk ik mede doordat hun bijsluiter onvoldoende is. Maar ik zou graag willen benadrukken dat de methode van schatten die daar gebruikt wordt op zichzelf statistisch hoog aangeschreven staat en heus zo gek nog niet is. Kan ook op lokaal plan prima gebruikt worden, hoor. Het zou een verlies zijn als we die nu gelijk zouden afschrijven. Ik wil maar zeggen: het is een ontzettende toer om dakloosheid te meten, laten we in godsnaam voorzichtig zijn met het uitdelen van draaien om de oren. Je doet wat je kunt, maar zorg er nou voor dat je opening van zaken geeft over de aannames en de sterke en zwakke kanten van je onderzoek. Dan weet men wat de resultaten waard zijn en in hoeverre die houvast kunnen geven voor beleidsvorming.”

Het Leger des Heils hield een peiling van haar daklozen tussen 2021 en 2022, waarin een zorgbarende toename van 25 procent werd vastgesteld. Voor jongeren tussen de 18 en 22 in het bijzonder was dit zelfs 50 procent.

In de dagelijkse praktijk zijn er geen tekens die duiden op een terugloop van de dakloosheid in Nederland, zoals het CBS de laatste jaren waarneemt. Het Leger des Heils hield een peiling van haar daklozen tussen 2021 en 2022, waarin een zorgbarende toename van 25 procent werd vastgesteld. Voor jongeren tussen de 18 en 22 in het bijzonder was dit zelfs 50 procent. Anno 2023 lijkt daarin niet veel te zijn veranderd.

“Wij zien al jaren een overvolle opvang,” verklaren Anna Westerdaal en Menno de Boer, persvoorlichters van de grootschalige christelijke hulpverleningsbeweging. “We worstelen nog altijd met dezelfde wachttijden: het duurt minimaal een jaar voordat een dakloze aan de beurt komt voor een passende woonplek. Dat zou maximaal drie maanden moeten zijn, maar op het ogenblik is dat domweg onhaalbaar. Het wordt allemaal eerder meer dan minder. De doorstroom wil maar niet vlotten: helaas lukt het niet mensen in een zelfstandige woning te krijgen – dat is het grote knelpunt, daar krijg je opstoppingen. Dit speelt bij ons Nederland-breed, al zijn in de Randstad de aantallen het flinkst en is de problematiek het merkbaarst. Maar hé, we moeten wel voorzichtig zijn: de daklozen die wij bedienen zijn mensen die kampen met verslaving, psychische problemen, een verstandelijke beperking, schulden en ga zo maar verder. Alleen hen hebben wij in het oog. Het zou kunnen dat het algemene beeld van dakloosheid in Nederland hiervan afwijkt. Wellicht zijn er buiten onze doelgroep winsten geboekt, is er daarmee fors teruggebracht. Dat kan zomaar. Over het geheel kunnen wij niks beweren.”

Esmé Wiegman kan dat wel. Zij is de directeur van Valente, een landelijke branchevereniging voor partijen die hulp en begeleiding bieden aan kwetsbare mensen –variërend van slachtoffers van huiselijk geweld tot aan cliënten in de beschermde woonsector. “Het Leger des Heils richt zich inderdaad op een tak die meer betrekking heeft op de stereotiepe dakloze. Maar de voltallige groep is per definitie stukken groter, dat moge helder zijn. Onderhand is het weleens tijd dat we ervan doordrongen raken dat dakloosheid ons allemaal kan overkomen en het een heel breed, divers segment is waarvan we een beduidend deel niet erbij weten te houden,” onderlijnt ze, zich aansluitend bij de woorden van hoogleraar Wolf over de onzichtbare daklozen – van wie de zestienjarige Brian een van de zovelen is. “Instabiel onderkomen, relaties die op de klippen lopen, om wat voor reden dan ook eruit getrapt worden, op de vlucht voor fysieke of psychische mishandeling, noem het maar op… Mensen die de nacht doorbrengen in een auto, een kraakwoning zonder gas en licht of op een camping en alsof het niets is ondertussen gewoon nog vijf dagen per week naar hun werk gaan – ook die behoren ertoe. Dat slag dakloze is lang geen uitzondering, dat is ons klip-en-klaar. Het schrijnende is nou net dat die mensen ‘nee’ verkocht moet worden als ze zich komen melden voor toevlucht. Ze worden gezien als zelfvoorzienend: hebben een eigen inkomen en ga zo maar verder. Zoek het zelf maar uit, is dan in feite de boodschap. Ook arbeidsmigranten lopen daartegenaan, de financiering is als het ware niet voor hen bedoeld. Op papier. Ja, dat is wel krom en wrang en zo zal dakloosheid blijven bestaan. Het moet fout gaan alvorens wezenlijk geholpen te kunnen worden, eerst maar eens door het ijs zakken. Terwijl in het bijzonder bij deze mensen een klein steuntje in de rug de klus al zou kunnen klaren. Zo’n ETHOS-telling draagt heel goed bij aan het openen van de ogen voor hen, die staaft wat wij meemaken.” 

Over de belofte van de regering ons land in 2030 van dakloosheid te hebben verschoond is Wiegman wel te spreken. “Ik vond het zeer aardig om te horen, zonder twijfel. De staatssecretaris plaatste tijdens de presentatie van het actieplan de kanttekening dat hij zich terdege realiseerde dat dit alles misschien wel reuze ambitieus is, maar niet anders kon dan voor de nul gaan. Dat toont de keiharde, broodnodige drive en in die geest willen wij ons als Valente met onze leden inzetten. Op alle fronten zal er op volle kracht aan de bak moeten worden gegaan.”

Dakloosheid is van alle tijden, maar verandert steeds van aard en omvang.

Judith Wolf, hoogleraar maatschappelijke zorg aan het Radboudumc in Nijmegen

Hoogleraar Wolf is het roerend met haar eens. 

“Het is een rake manier om de urgentie van de problematiek te beklemtonen en de boel meer in beweging te krijgen; in dat opzicht is het stellen van een deadline positief. Zo wordt het menens. Gemeenten gaan nu ook meer en meer bewust aan de slag met het voorkomen van dakloosheid. Maar compleet verleden tijd in 2030? Verkijk je er niet op dat we het over een issue hebben dat immens verankerd is in onze systemen en structuren. Zoiets valt niet in een paar jaar om te gooien. Denk maar eens aan de noodzaak van voldoende en betaalbare huisvesting die daarin besloten ligt, en dat dan in de huidige wooncrisis? Dakloosheid is van alle tijden, maar verandert steeds van aard en omvang. Laten we hopen dat de ontmoediging niet toeslaat mocht het teleurstellender uitpakken. We zitten met het actieplan hoe dan ook op de goede weg.”

En Brian? Na dik een half jaar krijgt jeugdzorg via de ouders van een van zijn vrienden lucht van de ontheemde puber. Hij wordt aan een woontraject geholpen, zijn zwerfbestaan is voorbij. Op zijn minst één dakloze weer onder de pannen. Voor nu, althans. Aan de blik van de overheid was Brian al die maanden ontglipt. Het is de vraag hoelang dat nog zal gelden voor zijn lotgenoten.

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.