Spring naar de content

Albanië: Oom Enver is in de kelder

Jan Kuitenbrouwer las Lea Ypi’s boek Vrij, opgroeien aan het einde van de geschiedenis en bezocht de plaats van handeling, Albanië. Waar het communisme voortleeft als ongevaarlijk, nostalgisch ideaal.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Kuitenbrouwer

Terwijl wij soms met medewerking, soms met tegenwerking van de wind op Albanië af zeilen lees ik de jeugdherinneringen van Lea Ipy. Zij was 13 toen Albanië in 1992 bevrijd werd van het communisme, nu is zij 44, woont in Londen en is hoogleraar Politieke Filosofie. Die memoires, Vrij, opgroeien aan het einde van de geschiedenis, zijn een bestseller. Komende vrijdag geeft zij in Groningen de Van der Leeuw-lezing.

Vrij is een genot om te lezen. Ipy schrijft lening en lichtvoetig, met achteloze wendingen, alsof ze overstag gaat in een Optimistje. De sfeer is aanvankelijk zo licht omdat haar ouders hun kinderen zoveel mogelijk afschermden van de gruwel van het communistische regime onder leiding van Enver Hoxha, die niemand zo bewonderde als Jozef Stalin, zijn rolmodel. Hoxha’s bewind is een catalogus van wreedheden. Van de zeven oprichters van de Albanese Communistische Partij stierven er maar twee in bed, waaronder Hoxha zelf. Kerken werden opgeblazen, religieuze leiders gemarteld en terechtgesteld. Wie ook maar verdacht werd van wrongthink ging naar een strafkamp. Nog altijd zijn duizenden mensen spoorloos. Net als in Oost-Duitsland was een groot deel van de twee miljoen Albanezen informant van de geheime dienst. Iedereen was op de hoogte, ook de gegoede familie van Ipy, die veel voorrechten kwijtraakten, maar tegenover hun kinderen deden alsof er niet aan de hand was. Zij groeit op in een soort Potemkin-dorp. Haar ouders spreken een codetaal, Lea leeft in de waan dat hun vrienden en familieleden voortdurend opleidingen volgen op scholen en universiteiten, tot zij leert dat die academische loopbanen en instituten staan voor veroordelingen en gevangenisstraffen.

Dan valt de muur, niet lang daarna ook het regime in Albanië, de decorstukken worden weggerold en de wrede werkelijkheid wordt zichtbaar.

Gjirokaster

Wij zeilen al bijna twintig jaar op de Middellandse en buurzeeën, alle landen aan de noordkust deden we aan, van Spanje tot Turkije, behalve Albanië. Maar dat gaat nu dus gebeuren. Al die landen verwelkomen de pleziervaart, er zijn jachthavens, winkels voor provisie, mecaniciens, enzovoorts. In Griekenland al vanouds, recenter kwamen Turkije en Kroatië erbij, en nu is er nog één land over dat het vaartoerisme nog moet ontdekken: Albanië. In de zuidelijke badplaats Sarande komen we aan een steiger van de douane te liggen. Draagvleugelboten spoeden zich op en neer naar Korfoe. Wij bevinden ons op de grens van Europa, de terminal lijkt op een vliegveld, met security checks, bewapende wachten, passagiers met rolkoffertjes en hun paspoort in de hand. Er is wekenlang contact geweest met een agent die het papierwerk in orde zou maken en als Erjon ons lachend een lijn toewerpt en zijn skailederen werkmap openklapt, blijkt alles ook inderdaad in orde te zijn. Hoera, wij zijn met boot en al in Albanië.

Een vriendin kwam kort na de val van het communisme geregeld in Albanië en beschrijft diepe armoede en verloedering, vervallen huizen en overheidsgebouwen, blootvoets bedelende kinderen. Daar is in Sarande niets meer van te zien. Het is een mediterrane badplaats met Griekse en Italiaanse trekken, nog niet erg ontdekt door de massatoerist, maar dat is aan het veranderen. Bouwkranen tekenen zich af tegen de berghelling. Het prijspeil is er ongekend laag, het eten heel behoorlijk.

De stad, het strand, Erjon’s kantoor, de autoverhuur, alles ligt aan de andere kant van de grenspost. In zwembroek en op flipflops stiefelen we de douanepost in en uit, verwonderd nagestaard door Albanezen met rolkoffertjes en paspoorten.

Op zoek naar een wc beland ik in een smal, amper manshoog tunneltje. Aan het plafond hangt een beamer en tegen de ruw gekalkte achterwand wordt een video geprojecteerd over Hoxha.

We huren een auto en rijden het achterland in, door een prachtig berglandschap met weelderig groene valleien, naar Gjirokastër, de geboorteplaats van Enver Hoxha. Daar is een museum aan hem gewijd, enfin, zo staat het nog in veel gidsen, maar inmiddels blijkt het ‘Etnografisch Museum’ te heten en hebben de kunstige wandkleden, kleurrijke soepterrines en handgesneden kastdeurtjes Oom Enver flink naar de achtergrond verdrongen. Op zoek naar een wc beland ik in een smal, amper manshoog tunneltje. Aan het plafond hangt een beamer en tegen de ruw gekalkte achterwand wordt een video geprojecteerd over Hoxha. Het bestaat vooral uit oud propagandamateriaal. Oom Enver bezoekt lachend massabijeenkomsten en brengt vooral bij vrouwen veel opwinding teweeg. Albanië is een van de weinige Oostbloklanden waar de openbare vertoning van symbolen en portretten uit de communistische tijd nooit verboden is. Het communisme leeft er voort als een ongevaarlijk nostalgisch ideaal. De videohommage aan Oom Enver is niet vernietigd, maar verhuisd naar de kelder.

Lea Ipy zag van dichtbij hoe het communisme ontspoorde, maar werd geen blinde aanbidster van de markt, zoals veel andere postcommunisten. In Londen bestudeert en doceert zij nu het marxisme. Misschien heeft het ons op een andere manier toch nog iets te bieden?

Oom Enver in de kelder

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.