Spring naar de content
bron: anp

Dit is wél mijn oorlog. De keuze tussen bloeddorstig islamofascisme of Israël is snel gemaakt

Arthur van Amerongen kreeg een spraakbericht van zijn Palestijnse vriend Hani. ‘Habibi, waarom ben je zo ontzettend pro-Israël geworden, zo fanatiek? Zo ken ik je helemaal niet.’ Arthur probeert hem uit te leggen waarom hij kiest voor Israël.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Arthur van Amerongen

Via Whatsapp ontving ik gisteravond een spraakbericht van Hani.  

“Habibi, waarom ben je zo ontzettend pro-Israël geworden, zo fanatiek? Zo ken ik je helemaal niet, vroeger was je veel genuanceerder. Wat is er met je aan de hand man?” 

Ik moest even slikken. 

De Palestijnse Jordaniër, die inmiddels al jaren in Venezuela woont en de eigenaar is van het Orinoco Eco Camp, was jaren mijn boezemvriend in Amsterdam. We volgen elkaar nu op social media en via mijn twiets en postings is het volkomen duidelijk dat ik pal achter Israël sta. 

Er zijn wat mij betreft in deze vuile oorlog maar twee keuzemogelijkheden: islamofascisme of Israël. In Nederland zijn de maskers gevallen: vrijwel alle dagbladen en de NPO hebben schaamteloos meer sympathie voor de islamofascistische terreurbeweging Hamas – immers democratisch gekozen door de bewoners van Gaza – dan voor Israël. 

Nergens lees ik een mea culpa over de hysterische berichtgeving over de ontploffing in het ziekenhuis. De 500 doden bleken er hoogstens 50 te zijn (nog steeds een bloedbad) en de raket kwam niet uit Israël, maar van terroristen uit Gaza. 

Het verwerpelijke, naar Jodenhaat riekende gedachtegoed van BIJ1, DENK en de Sturmabteilung van GroenLinks is salonfähig geworden bij de Nederlandse journalisten. 

Niemand heeft het over de bezetting van de Westelijke Sahara, over de Turkse bezetting van Noord-Cyprus, over de genocide door Turkije op Armeniers, Koerden en nog een aantal minderheden die niemand kent. Denk maar niet dat Marokkaanse straatschoffies gaan demonstreren tegen de bloedige onderdrukking van hun mohammedaanse broeders en zusters in China en Myanmar. De haat tegen Israël is ordinaire haat tegen Joden. Punt. 

Maar laat ik terugkeren naar Hani, een van de allergrappigste mensen die ik ooit ontmoet heb. Na een jaar in Nederland – waar hij via de liefde was terechtgekomen – sprak hij vloeiend Nederlands en begreep hij de humor en de taal van Koot & Bie, en zou later beëdigd tolk worden op bureau Warmoes, voor de Naffersbrigade (die zich hoofdzakelijk bezighield met het arresteren van Marokkanen en Algerijnen). 

Ik was met Hani aan het biljarten op de Keizersgracht toen de eerste Scuds vanuit Irak op Israël werden afgevuurd. De televisie stond op CNN, met een fles bier in de hand staarden we naar de eerste, paniekerige beelden uit Jeruzalem.

Ik ontmoette Hani op Schiphol, waar wij samen met een ploeg van 500 Turken de oneindige pieren moesten schrobben, dweilen en moppen. Aan het einde van die zomer zou ik Hebreeuws en Arabisch gaan studeren. 

Hani, een boom van een vent, met knalgroene ogen en een roomblank gezicht, kwam uit een voornaam geslacht: zijn vader Foead Tahboub was generaal geweest in het Jordaanse leger en had in 1967 na de Zesdaagse Oorlog/De Juni-oorlog symbolisch de sleutels van de Oude Stad van Jeruzalem aan het Israelische leger overhandigd. Toen Hani nog een peuter was, kwam Yasser Arafat regelmatig bij hen over de vloer, om militaire adviezen te vragen aan zijn vader. In die tijd, het midden van de jaren zestig, was Arafat nog volstrekt onbekend. Hani herinnert zich dat Arafat op gympies liep. Meestal kwam hij in het holst van de nacht en moest Hani’s moeder in allerijl eten klaar maken voor de vreemde gast.

In zijn bescheiden familiewoning in Amman heb ik uren geluisterd naar Foead, altijd met een mooie fles whisky binnen handbereik. Hij had aan de United States Military Academy in West Point gestudeerd, was overtuigd atheïst en bekeek het conflict tussen Israël, de Palestijnen en de buurlanden van Israël puur militair en rationeel. De moeder van Hani was van een ander oud en voornaam Palestijns geslacht: de Dajani’s.

Ik ben ooit met Hani op vakantie gegaan naar Israël, na een epische en vooral hilarische rondreis door Egypte. Hani voelde zich niet thuis in de Oude Stad van Jeruzalem. De Palestijnse kooplieden in de bazaar vond hij vreselijk: ‘Duizend jaar hebben ze hier rotzooi verkocht, ze kunnen niets anders meer,  het zit in hun bloed.’ Hun verkopersgeslijm kwam hem de keel uit. 

We wilden de Aksa-moskee bezoeken, op vrijdag, maar een ventje met een baard hield ons tegen. Hani ziet er niet klassiek-Arabisch uit en de schriftgeleerde zei driftig dat de moskee op vrijdagmiddag alleen door moslims bezocht kan worden. Hani keek de kleine geestelijke vernietigend aan en spelde in zijn mooiste Arabisch zijn familienaam. Zijn oom was toentertijd de voorzitter van de Hoge Moslim Raad, de hoogste islamitische autoriteit in Jeruzalem. De schriftgeleerde kromp ineen en bood duizendmaal zijn verontschuldigingen aan. Bevend kuste hij de hand van Hani, die hem een verachtelijke blik toewierp. De moskee wilde Hani niet meer bezoeken. We wandelden door naar het huis waar zijn moeder was geboren, in een schitterend complex op de Zionsberg. Ze woonde daar tot ze door de Israëli’s werden verjaagd. De Dajani-begraafplaats was er nog wel, en het familiehuis van Hani herbergt nu een toeristische attractie: het graf van Koning David. Flauwekul natuurlijk, net als de drie graven van Jezus en de twee graven van zijn moeder. Het wemelde er van de zwaar bewapende kolonisten en Hani wilde er snel weg. Uiteindelijk werd het een fijne vakantie, met veel Wein, Weib und Gesang, en we dronken sloten thee bij Hani’s familieleden in Oost-Jeruzalem en in Ramallah. 

Ik was met Hani aan het biljarten op de Keizersgracht toen de eerste Scuds vanuit Irak op Israël werden afgevuurd. De televisie stond op CNN, met een fles bier in de hand staarden we naar de eerste, paniekerige beelden uit Jeruzalem. Verlaten straten, een nerveuze verslaggever met een gasmasker op. Sirenes. Ineens waren we allebei broodnuchter. Hani verkeerde in een jubelstemming, belde onmiddellijk Palestijnse vrienden op in Amsterdam. Hij praatte druk in het Arabisch, wijzend naar het scherm. Op de daken van de studentenflats in Jeruzalem stonden, zo hoorden we later, Palestijnse studenten enthousiast de lucht naar Scuds af te speuren. Ik moest denken aan de vrienden in Jeruzalem, hoe kon iemand een Scud afvuren op Jeruzalem? Ik belde mijn Joodse vriendin – waarmee ik uiteindelijk achttien jaar samen was – wakker en vertelde haar over het nieuws. Ze schrok zich wild en vroeg of ik meteen naar haar toe wilde komen. De hele nacht probeerden we contact te krijgen met mensen in Jeruzalem en Tel Aviv, alle lijnen waren constant bezet. De eerste nachten van de aanvallen bleven we wakker. Hani en mijn ex konden goed met elkaar opschieten. Discussiëren over het Midden-Oosten probeerde ik te voorkomen, er is wel meer in het leven. 

Ik ken het conflict tussen de Palestijnen en Israël als mijn broekzak, heb het altijd geprobeerd zo neutraal mogelijk te benaderen in mijn journalistieke werk. Dat is me redelijk goed gelukt. Wellicht kon ik altijd redelijk in het midden blijven door mijn Joodse ex en mijn Palestijnse boezemvriend. Voor De Groene schreef ik ooit een reportage met de titel ‘De brave huisvaders van Hamas‘. Ik bedoel maar. 

Tijdens mijn jaren in Zuid-Amerika was het conflict verder weg dan ooit. Daar heeft men wel andere dingen aan het hoofd. In de afgelopen elf jaar in Portugal heb ik nog nooit maar dan ook nooit een discussie gehoord over Israël en de Palestijnen. Ze hebben wel andere dingen aan het hoofd. 

Het is bizar dat een flink deel van de Nederlandse parlementariërs en bijna de gehele vaderlandse journalistiek (Charlie Hebdo zijn ze vergeten) partij kiest voor Hamas.

Op social media ging ik nooit in op beroepsprovocateurs en querulanten. Israël en de Palestijnen waren de afgelopen jaren ook geen echt voorpaginanieuws. In mijn tijd als correspondent in Jeruzalem, waren er ongeveer vijftig Nederlandse collega’s, nu volgens mij nog maar een stuk of tien. Door de pogrom van Hamas, en de uitgelokte oorlog, staat het conflict weer op de kaart. Het is bizar dat een flink deel van de Nederlandse parlementariërs en bijna de gehele vaderlandse journalistiek (Charlie Hebdo zijn ze vergeten) partij kiest voor Hamas. En hoe bizar is het dat een Tofik Dibi, die de Griekse beginselen heeft uitgevonden en verbeterd, liever gaat cruisen in Gaza Stad dan in Tel Aviv. 

Maar hoe leg ik aan mijn lieve vriendje Hani in het verre Venezuela uit dat ik kies voor Israël en niet voor de globale jihad die Hamas uit wil lokken, samen met de Hezbollah en Iran, en dat het wat mij betreft geen conflict tussen de Palestijnen en Israël is, maar een oorlog van het imperialistische islamofascisme met hun handlangers van de vijfde colonne tegen de westerse beschaving, met als hoofddoel de uitroeiing van Israël?

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.