Spring naar de content
bron: anp

Naar de schuur gaan… en nooit meer terugkomen

Op het platteland spelen zich in alle stilte grote familiedrama’s af. Elke maand maken gemiddeld twee boeren in Nederland een einde aan hun leven. Er is bijna geen beroepsgroep waar dat aantal hoger ligt. Arjen Schuiling uit het Drentse dorpje Tynaarlo maakte het mee met zijn vader. ‘Hij was altijd gestrest, lag de hele nacht wakker.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Willem Pekelder

Klaterend daalt de zomerregen neer op het afdak. We zitten op het terras van Arjen Schuiling, boer in het Drentse Tynaarlo. Op tafel staan gevulde koffiemokken naast een overvolle asbak. Turend naar de druppels steekt Arjen (34) een volgende sigaret op. “Ik ben begonnen op de dag dat mijn vader stierf. Het zijn er nu zo’n vijftig per dag. Ik moet stoppen, dat weet ik. Volgende maand is het zo ver.”

In de verte doemen de contouren op van De Wedbroeck. Dat is de stal die Arjen verhuurt voor pensionpaarden. Paardenbezitters uit de wijde omgeving maken er graag gebruik van. “Kijk, en daar,” wijst hij naar ginder, “is de stoeterij, waar ik paarden fok.”

Vroeger was het bedrijf groter: zo’n 50 hectare aardappelen, 15 hectare suikerbieten en verder graan en mais. Arjen, getrouwd en vader van een dochtertje, stootte de akkerbouw af, nadat deze door de toenemende wet- en regelgeving onrendabel was geworden. Het laatste stuk, het bietenquotum, deed hij in 2021 van de hand.

Dat was tien jaar nadat hij het bedrijf had overgenomen van zijn vader. Noodgedwongen. Schuiling senior maakte vrijdagmiddag 14 oktober 2011 een einde aan zijn leven, 51 jaar oud. De regeldruk speelde daarbij een grote rol, weet zijn zoon. “Ik ga even terug naar halverwege de jaren negentig. Mijn vader moest de gecombineerde opgave doen, ook wel bekend als meitelling. Dat betekende dat hij aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland precies moest opgeven wat hij het komende jaar van plan was met z’n gewassen, z’n vee, z’n mest, enzovoort. Ik zie hem nog zitten achter zijn papieren. Een stress dat dat opleverde! Eén foutje en alles moest over. Dat wist mijn vader. En de papieren kwámen soms terug. Hoogspanning. En dat ieder jaar opnieuw. Het groeide hem boven het hoofd.”

Als er op het Journaal een item was over overheid en boeren, schakelde mijn vader snel naar een andere zender.

Arjen Schuiling, boer

De bureaucratie had Albert Schuiling al eerder een hak gezet. “Mijn vader wilde, nadat hij was afgestudeerd aan de Landbouwhogeschool, eigenlijk een melkveebedrijf in plaats van akkerbouw. Dat had prima gekund. Maar hij mocht slechts 40 à 45 koeien houden. Om bestaansrecht te hebben moet je toch wel op het dubbele kunnen rekenen. Door de melkquota van 1984 ging het feest niet door. Het werd een gemengd bedrijf, met zo’n 40 koeien.”

Arjen kan zich zijn vader niet anders herinneren dan gespannen. “Altijd bang dat hij niet aan de regels zou voldoen. De jaren negentig waren geen gouden tijd voor de akkerbouw. Je moest je uiterste best doen om met 100 hectare 30.000 gulden per jaar over te houden. Van dat bedrag moest vader niet alleen een gezin met vrouw en twee opgroeiende zoons onderhouden, maar ook investeren. Dat betekende: heel zuinig leven.”

Het zelfdodingscijfer onder boeren ligt hoog. Volgens 113 Zelfmoordpreventie staan ze in de suïcide-toptien op de tweede plaats: per jaar 11,5 op de 100.000 agrariërs. Dat zijn er jaarlijks zo’n 20 à 25. Alleen in de beroepsgroep winning van delfstoffen, energie en water is dat aantal nóg hoger. In alle beroepsgroepen tezamen maken per jaar gemiddeld 8,7 per 100.000 werkenden een einde aan hun leven. Het stikstofbeleid en de daarmee gepaard gaande bedrijfssluitingen beloven weinig goeds voor de cijfers rond agrosuïcide.

Maar er zijn ook betere tijden geweest. Arjen: “Vanaf 2000 kreeg vader de kop door het halster, zoals wij in Drenthe zeggen. De leningen afgelost, de saldo’s omhoog. Maar de stress bleef altijd. Als er op het Journaal een item was over overheid en boeren, schakelde mijn vader snel naar een andere zender. De NOS zet ons nog altijd neer als milieuterroristen. Maar dat zijn wij niet. Wij werken samen met de natuur.”

Arjen omschrijft zijn vader als slim en perfectionistisch. Een man die zich voor 130 procent inzette om 101 procent rendement te halen uit zijn aardappelen, suikerbieten, mais en graan. “Dat ging ten koste van zijn gezondheid. Een voorbeeld: als vader zijn gewassen wilde bespuiten tegen schimmels, keek hij altijd even op Buienradar. Want als je bespuit en het begint vervolgens te plenzen, dan heb je letterlijk een paar duizend euro in het water gegooid. Toch gebeurde het weleens, ondanks Buienradar, dat het ging regenen. Mijn vader was daar dan ziek van. Lag de hele nacht wakker. Dat heb ik niet. Als ik alle kennis tot mij heb genomen om een beslissing te nemen, en daarna veranderen de omstandigheden, dan kan ik daar niets aan doen. Ik sta anders in het leven dan mijn vader, redeneer meer in oplossingen.”

Met liefde denkt Arjen aan zijn vader terug, want hij had alles voor hem over. “Als jongetje van drie mocht ik al elke dag mee naar de koeien. Vader heeft mij melken geleerd. Als vijfjarig ventje zat ik op de trekker. Geweldig was dat. Drie jaar later reed ik naast de rooimachine, omdat we te weinig personeel hadden. Een knuffelvader? Dat kwam later. Vooral in het laatste jaar van zijn leven. Hij gaf me vaak een aai over mijn bol.”

Het was een tijd waarin Albert Schuiling, stammend uit een geslacht dat al drie à vier eeuwen boert in Drenthe, last kreeg van faalangst. “Terwijl er eigenlijk weinig mis was op het bedrijf,” herinnert zijn zoon zich. “Eind september 2011 werd vader depressief. Hij kreeg antipsychotica en daar flipte hij compleet op: voortdurend onrustig en ’s nachts wakker. Hij had zich bij zijn medicijngebruik moeten laten begeleiden, maar daar paste hij voor. Uit schaamte. Boeren moeten leren praten. Dat is het hele probleem.”

Nog geen twee weken later zou hij een einde maken aan zijn leven. Arjen zag het niet aankomen. “Ik fietste door Groningen, waar ik accountancy studeerde. Op weg naar een interview, vanwege mijn verkiezing tot bestuurslid van de studentenvereniging, dacht ik: even pa bellen. Ik telefoneerde vaak in die dagen, omdat het slecht met hem ging. Ik kreeg mijn tante aan de lijn, vaders zus. Ze zei: ‘Je vader is overleden.’ ‘Een hartaanval?’ was mijn eerste reactie. ‘Nee, hij heeft het zelf gedaan,’ antwoordde mijn tante. Vloekend en scheldend ben ik doorgefietst.”

Zoals gezegd, er was, volgens Arjen, weinig loos op het bedrijf. Behalve dat een klant van het paardenpension Schuilings leven een beetje zuur maakte. Ze verspreidde slechte verhalen over de stal, waarna vijf à zes klanten hun paard terugtrokken. “Vader werd geplaagd door faalangst. Zo is hij aan de antipsychotica geraakt. Hij kreeg waandenkbeelden, was bang dat hij failliet ging. Alles werd een probleem. Toen mijn moeder dat aan de huisarts vertelde, zei die: ‘Tijd is uw bondgenoot.’”

Arjen betitelt het akkefietje met de roddelende klant als de druppel die zijn vaders emmer deed overlopen. En hij somt het hele rijtje nog eens op: “Niet het bedrijf kunnen runnen dat je wilt – louter melkvee –, terwijl dat je lust en je leven is, voortdurende stress door de wet- en regelgeving, je laatste koeien kwijtraken door Natura 2000, de slechte naam die boeren hebben in de media, hard moeten ploeteren voor weinig geld. En aan het eind dus die angst voor een faillissement. Nogal irreëel, want er stond genoeg geld op de rekening.”

Aanbellen bij een psycholoog, daar wilde Albert Schuiling niets van weten. Stel je voor dat bekenden zijn auto voor de praktijk zouden zien staan. Arjen: “Schaamte, dat was het. De psycholoog is één keer bij ons op de boerderij geweest. De tweede afspraak heeft mijn vader al niet meer gehaald.”

Een uur na de zelfdoding ging Arjens mobiele telefoon. Een adviseur van zijn vader. “Toen ik vertelde wat er met mijn vader was gebeurd, werd het stil aan de andere kant van de lijn. En niet alleen vanwege het feit zelf. ‘Had ik vanochtend maar gebeld,’ stamelde de vrouw.”

Arjen is even stil, neemt een flinke trek van zijn sigaret en vervolgt: “Vlak voor zijn dood maakte vader zich ontzettend druk over aaltjes. Die waren aangetroffen in de gezamenlijke grond van mijn vader en oma in Schipborg, een plaatsje hier vlakbij. Aaltjes kunnen, als ze in grote aantallen komen, de aardappels aantasten. Mijn vader piekerde zich suf: hoe moest hij het aan zijn moeder vertellen, enzovoort. De expert verzuchtte op die 14de oktober 2011: ‘Die aaltjesplaag stelde niets voor. Had ik maar eerder gebeld.’” Had Arjens vader in dat geval nog geleefd? Weifelend: “De adviseur dacht van wel…”

Er was geen afscheidsbrief. Arjen: “Daaruit maak ik op dat mijn vader geen plan had voor zijn suïcide. Het was een impulsieve daad. Dat is voor mij in zekere zin een opluchting. Ik denk nog elke dag aan vader en ga zondags trouw naar zijn graf in Anloo. Ik heb veel van hem geleerd. Door vader ben ik een goede ondernemer geworden.”

Albert Schuiling is niet de enige boer in Tynaarlo die ‘naar de schuur ging.’ Arjen kan direct een ander slachtoffer noemen onder de circa vijftien agrariërs in de nabije omgeving. “Den Haag en Brussel maken de boeren gek. Hoe? Door voortdurend onbetrouwbaar te zijn. Je krijgt als boer een vergunning voor het houden van een aantal dieren en het bouwen van panden. Daar sluit je een financiering op af, en denkt: een aantal jaren hard werken en dan komt het wel goed. Maar dan ineens gaat er een streep door het aantal dieren, vanwege het gecreëerde stikstofprobleem. Regels veranderen continu, de Rabobank trekt, waar ze kan, de financiering terug, en boeren hebben het nakijken.”

Een gecreëerd stikstofprobleem? “Zeker. De overheid vindt dat er kringlooplandbouw moet komen, maar die is er al eeuwen. Kort door de bocht: de mest van de koe doet de gewassen bloeien. Dat is één grote kringloop. Er is op het platteland geen moeilijkheid met luchtkwaliteit, en geen stikstofprobleem. Er is wel een fijnstofkwestie. Niet op het land, maar in de steden. Wat de overheid wil is dit: de veestapel inkrimpen, en de vrijgekomen grond vervolgens bestemmen voor zware industrie, zoals Tata Steel, die in het stedelijk gebied in de knel zit.”

Mede door de suïcide van zijn vader is Arjen een activistische boer geworden. Bij de voorbije Statenverkiezingen was hij lijsttrekker in Drenthe voor Belang van Nederland (BVNL). “Ik wil een beter land, niet alleen voor de boeren, maar voor iedereen.” Verder is de jonge agrariër actief bij Farmers Defence Force, omdat hij weet ‘wat overheidsbeleid in boerengezinnen kan aanrichten’.

Áls er dan een agrariër je spreekkamer binnenkomt met mentale klachten, weet dan dat de nood hoog is.

Tijdens een actie in oktober 2019 bij het Provinciehuis in Groningen was hij bijrijder op een trekker die enkele dranghekken omver reed en een fietser in gevaar zou hebben gebracht. De bestuurder van de trekker werd nooit achterhaald. Arjen: “Ik heb uit eigen zak de schade aan de hekken betaald: vierduizend euro.” Als bijrijder kreeg hij een werkstraf van honderd uur en een maand voorwaardelijk. “Maar we zijn in hoger beroep gegaan. Dat dient eind dit jaar.”

Hij pakt zijn mobiel en laat een fotootje zien van zijn vader met zoons. “Ik was toen echt een bralstudent, dat zie je wel, hè? Ik sprak bier uit als bierrr (imiteert Gooise ‘r’) en boer als boerrr. Die foto is twee maanden voor het overlijden van mijn vader gemaakt. Er was toen nog niks aan de hand. Ik zou registeraccountant worden bij Ernst en Young, maar door het sterven van mijn vader werd het boer.”

Arjen bergt z’n telefoon op en zegt dat hij geen contact meer heeft met zijn broer en zijn moeder. Ze konden het enkele jaren na het overlijden van Albert Schuiling onderling niet eens worden over de vraag hoe het bedrijf moest worden voortgezet. De jonge agrariër wil er verder weinig over kwijt.

Tijd voor een wandeling. Aan de horizon zien we het prachtige landschap van de Zeegser Duinen, op het erf een grote berk in nazomertooi. “Die heeft mijn opa nog aan mijn ouders cadeau gedaan, toen ze hier hun huis bouwden. En die trekker daar, die hebben mijn opa en vader in maatschap gekocht. Dat was in ’93.” Een stukje verderop ligt de schuur waar Arjens vader zich verhing. We lopen erdoorheen en Arjen vertelt: “Mijn moeder was een halfuurtje weg om boodschappen te doen. Toen ze thuiskwam, kon ze nergens mijn vader vinden. Ze belde ongerust mijn tante, en samen hebben ze vader hier toen aangetroffen.” 

Boeren bellen niet met 113

Waarom lopen boeren voorop in de zelfdodings-statistieken? “Omdat velen van hen ten einde raad zijn,” zegt Maryke Geerdink, manager hulpverlening bij 113 Zelfmoordpreventie. “Neem de stikstofmaatregelen. Agrariërs hebben het gevoel dat ze er geen enkele controle over hebben, dat het allemaal maar over hen heen komt. We zien woedende acties, maar daaronder zit wanhoop. Boer-zijn is onderdeel van iemands leven en identiteit. Moet het bedrijf al dan niet gedwongen dicht, tja, wat blijft er dan nog over, vragen veel boeren zich af?”

Ondanks de mentale druk bellen maar heel weinig boeren met 113 Zelfmoordpreventie, weet Geerdink. “Boeren zijn werkers, geen praters. Dat mag sommigen charmant in de oren klinken, in dat zwijgen zit een grote kwetsbaarheid. Vaak zijn boeren mannen van middelbare leeftijd. Dat is bij uitstek een groep die het moeilijk vindt om te praten over zichzelf.”

Geerdink hoopt dat initiatieven als Taboer (zie het andere kader bij dit artikel) het spreektaboe kunnen helpen doorbreken. “Het gaat er niet om dat je hevig huilend met iemand in een kamer gaat zitten, maar dat je tegenover jezelf en een ander durft toe te geven: het gaat even niet meer met me. Ofwel, het besef dat hulp vragen een teken van kracht is.”

Omdat Taboer een organisatie is uit de agrarische wereld zelf, kan ze een belangrijke drempel bij suïcidepreventie wegnemen, denkt Geerdink. “Door die verwantschap mogen boeren erop vertrouwen dat ze worden begrepen.”

Maar ook de directe omgeving van de agrariër heeft een belangrijke rol. Geerdink: “Boeren, en middelbare mannen in het algemeen, gaan niet snel naar de huisarts, zeker niet met psychische problemen. Dus áls er dan een agrariër je spreekkamer binnenkomt met mentale klachten, weet dan dat de nood hoog is. ‘We kijken het nog even aan’ kan dan overkomen als een afwijzing.”

Erfbetreders zouden eveneens een oogje in het zeil kunnen houden. Dat zijn mensen die bij de boer op bezoek komen, zoals voerleveranciers, dierenartsen, accountants en bedrijfsadviseurs. “Zij kunnen vragen welke impact schulden en andere financiële problemen hebben op het leven van de boer en zijn gezin.” 

Mogen we die empathie ook verwachten van erfbetreders als de Rabobank? Geerdink: “Waarom niet? Hij/zij weet toch dat financiële problemen en gedwongen bedrijfssluitingen de belangrijkste veroorzakers zijn van stress, en vaak een rol spelen in de aanloop naar suïcidaliteit? Met andere woorden: toon menselijkheid als onderdeel van je professionaliteit.”

Zou het zelfmoordcijfer onder boeren, naast risicofactoren als leeftijd en man-zijn, misschien ook zo hoog liggen omdat het landbouwgif voor hen bij wijze van spreken voor het grijpen ligt in de schuur? Geerdink: “Het beperken van toegang tot dodelijke middelen is inderdaad een belangrijke factor bij het voorkomen van suïcide.”

Taboer: om de boer te leren praten

Om het taboe op spreken over mentale problemen te doorbreken werd in maart dit jaar de hulplijn Taboer opgericht. Er heerst onder boeren en tuinders een behoorlijke schaamte, weet telefonisch hulpverlener José. “Het gaat vaak om bedrijven die al decennialang in handen van de familie zijn. Die verwevenheid maakt het spreken dikwijls beladen. Als het niet goed gaat, rekent men zich dat persoonlijk aan.” 

Die schaamte, gecombineerd met de eenzaamheid van het beroep, speelt een belangrijke rol bij het aantal agrosuïcides, vermoedt José. “Met de hulplijn probeert Taboer dat isolement te doorbreken, zodat hopelijk ook het aantal zelfdodingen daalt.”

Als ‘oplossing’ voor mentale stress vlucht de agrariër maar al te makkelijk in het werk, want dát is er altijd volop op de boerderij. Toch weten, ondanks Taboers korte bestaan, steeds meer agrariërs de hulplijn te vinden. Om de dag belt er wel iemand met een kwestie. Het telefonische hulpteam bestaat uit zo’n vijftien speciaal getrainde mensen van LTO Noord en Zorg om Boer en Tuinder, de initiatiefnemers van de lijn. José, zelf met een agrarische achtergrond, is afkomstig van LTO Noord.

Op de website signaleert Taboer dat veel boeren en tuinders het gevoel hebben alsof er een aanhoudende stroom ellende over hen wordt uitgestort. De constant dreigende verandering van wet- en regelgeving, zoals op het gebied van Natura 2000 en stikstof, de mogelijke bedrijfssluitingen, dat alles veroorzaakt veel onzekerheid. 

José: “Er zou een perspectiefnota voor de landbouw komen, maar die is er nog steeds niet. Bovendien bestaat veel onduidelijkheid over vergunningen. Boeren en tuinders missen daardoor toekomstperspectief. Vaak gaat dat gepaard met relatieproblemen, bijvoorbeeld echtscheiding, waardoor de agrariër denkt: hoe nu verder met het bedrijf? Verder financiële problemen, druk van familie bij bedrijfsovernames, werkstress, en ga zo maar door. Niet zelden gaat het om een combinatie van factoren.”

De website, die dagelijks door zo’n 200 mensen wordt bezocht, meldt tevens dat boeren en tuinders weinig waardering voelen voor hun ‘tomeloze inzet voor eerlijk en betaalbaar voedsel’. José: “De campagnes van bijvoorbeeld Wakker Dier doen veel boeren pijn. Ze voelen zich niet erkend.”

Kant-en-klare oplossingen biedt Taboer in de regel niet, maar het luisterend oor doet goed. “Het is voor veel bellers een opluchting dat ze eindelijk het verhaal kwijt kunnen waarmee ze al zo lang worstelen. We ­helpen de beller zo nodig zijn probleem te verhelderen en kunnen hem soms ook de weg wij­zen naar verdere hulpverlening.”

Een enkele keer wordt Taboer gebeld door agrariërs met ­suïcidale gedachten. Doorgaans worden deze doorverwezen naar 113. José: “In principe is dát het juiste loket.”

113 Zelfmoordpreventie is 24/7 bereikbaar via 0800-0113 (gratis) of op 113.nl voor anonieme telefoon- en chatgesprekken over suïcide.

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.