Spring naar de content
bron: anp

Het eeuwige spektakel Mathieu van der Poel

‘Heb ik ooit zo genoten van een wielerwedstrijd? Vast, maar ik kan het me even niet herinneren.’ Frank Heinen over Mathieu van der Poel, wereldkampioen op de weg.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

De demarrage van Mathieu van der Poel, op 22,3 kilometer van de finish op het wereldkampioenschap wielrennen in Glasgow, in een steil oplopend straatje, weg van Pogacar, weg van Van Aert, weg van Mads Pedersen, de Deen die al een hele, lange zondag in de weer was zijn eigen schaduw los te rijden, was mooi op een manier waarop wielrennen zelden mooi is.

En daar rijdt-ie.

Meestal is wielrennen mooi van lelijkheid, verlaten fabrieksterreinen-mooi. Soms ook kan wielrennen mooi van intelligentie zijn, mooi van decor ook – de meest saaie Tours zijn als Wes Anderson-films: bij de afwezigheid van een acceptabele verhaallijn, vergoedt de art direction een hoop.

Maar de schoonheid van de demarrage van Mathieu van der Poel op een kort, steil hellinkje – die is al vaak bezongen, het is al eindeloos onbevredigend beschreven, ook door mij, maar werkelijk benaderd is het nog nooit. Die van kilometers afstand herkenbare kromming in de rug, het perfecte heen en weer wiegen van het bovenlichaam, die onderkaak die lichtjes van links naar rechts beweegt en het ondergebit blootlegt, alsof de renner het paard is, en de kijker de boer die op de paardenmarkt even wil controleren of hij geen kat in de zak koopt.

Die onderkaak die lichtjes van links naar rechts beweegt en het ondergebit blootlegt, alsof de renner het paard is, en de kijker de boer die op de paardenmarkt even wil controleren of hij geen kat in de zak koopt.

Je weet dat het niet veel harder gaat, maar je ziet het en je denkt: dit gaat veel harder.

Vinnig is het woord niet, elegant ook niet per se. Krachtig dekt de lading niet. Het is, ja, spektakel, spectaculair hard, het soort spectaculair dat je vroeger alleen in het circus kon bekijken. Mathieu, de menselijke piramide. Mathieu, de koorddanser zonder net. Mathieu, de geblinddoekte messenwerper. Een agressief soort schoonheid.

Zelfs een halfbakken demarrage van een halfgare Mathieu van der Poel ziet eruit als een snelheidsovertreding.

(Ik merk dat dit bezig is een stukje te worden vol bochten en onlogische hoeken, een column waaraan niet altijd een touw vast te knopen valt, en waarin je het overzicht soms dreigt te verliezen en waarin je voortdurend op je qui vive moet blijven. Mooi zo: in dat soort stukjes is Mathieu van der Poel op zijn best.)

En daar rijdt-ie, na jaren waarin zelfs hij meer verloor dan dat-ie won, waarin zelfs hij vaker met een beteuterd gezicht zich bij de camera meldde om uitleg te verschaffen waarom hij, ondanks dat talent, ondanks die gekromde rug, ondanks al dat spektakel niet vaker won. Vooral op WK’s. Waarom hij al het moeilijke altijd goed deed – al die vermoeienissen, al die trainingsuren, al die gevaren, al die bochten precies goed aangesneden – en waarom hij al het doodeenvoudige – op tijd eten, rustig in bed blijven liggen – rond een wereldkampioenschap leek te vergeten. En dan was er weer een jaar voorbij, en had hij weer een seizoen voor de boeg waarin hij weer de mooiste, de spectaculairste, de verrassendste van allemaal was en waarin een of andere flessentrekker van de derde rij de regenboog op zijn rug mocht meedragen.

Dat was, we kunnen het nu wel zeggen, geleende roem. Het was altijd al zijn trui, om de schouders van anderen.

En daar rijdt-ie, door de Schotse heuvels, langs klimaatactivisten en glibberende ploeggenoten en tegenstanders. In een andere tijd, nog maar een paar jaar en toch al een eeuwigheid geleden, zou Mathieu van der Poel op het WK van Glasgow hebben gedemarreerd zodra de plaatselijke ronden waren bereikt. Bij de eerste aanblik van al die bochten, al dat gedraai en geslinger en gezwier en gezwieber zou Mathieu van der Poel, de oude Mathieu toen die nog jonger was, zich onmogelijk hebben kunnen inhouden. Hij zou er vandoor zijn gegaan, in een werveling. Eén, twee, drie, zes keer, tot-ie weg was, met hoogstens een paar bleke verstekelingen in zijn wiel. En de hele wereld zou zich hebben afgevraagd: maar dit kan toch niet? Dit is toch al lang niet meer de bedoeling? Lang koerste Mathieu van der Poel als de trainer van Real Madrid die in de kwartfinale Champions League het stopperspilsysteem met vijf aanvallers en twee aanvallende middenvelders opstelt. Hij was een fietsend anachronisme, iemand die reed zoals zijn pet stond. Een plan? Hij was zijn eigen plan.

Die Mathieu van der Poel bestaat niet meer. Heel soms tref je hem nog eens in een veldrit in een Vlaams weiland, of in een vergetelijke etappe in een rittenwedstrijd, maar het spektakel van Van der Poel schuilt niet meer in de verrassing, niet meer in de omvang van de onderneming, maar in de intensiteit ervan. Dit jaar viel hij beslissend aan op de Poggio, op het Carrefour de l’Arbre en op een van de zwaarste punten van het WK-parkoers. Van der Poel steekt zijn vuurwerk niet meer af op willekeurige momenten, maar gewoon: op Oudjaarsavond, maar dan wel het mooiste vuurwerk dat je ooit hebt gezien.

En daar rijdt-ie, dwars door de chaos en de uitputting heen, weg van de beste renners van zijn generatie, zijn val en verrijzenis tegemoet, om het geheel net dat beetje Hennie Kuiper-patina te geven dat hem voorgoed een plek in alle wielermusea garandeert, in de mooiste zalen. En daar rijdt-ie, voorbij de teleurstelling van de Vlaamse commentatoren, die zich Romeinse centurio’s in een Asterix-strip wanen.

En daar rijdt-ie, door een gang van ongedefinieerde herrie en tegelijk in een suizende stilte van een renner in een wedstrijd waarin elektronische communicatie om onduidelijke redenen verboden is. Hoe ver ligt hij voor, hoe veel is hij van zijn voorsprong kwijt, wat gebeurt er achter hem, wat is wijsheid? Op al die vragen krijgt Mathieu van der Poel kilometerslang geen antwoord. Hij is teruggeworpen op zijn spectaculaire zelf en op de renner die hij ooit was: de superrenner die uit een andere tijd het heden lijkt te zijn binnengestruikeld.

Wielrennen is geen postzegels verzamelen. De koers is geen album dat vol moet. Het gaat om het sparen.

Heb ik ooit zo genoten van een wielerwedstrijd?

Vast, maar ik kan het me even niet herinneren.

Grijpt dit me aan?

Ik vrees van wel, maar er zijn andere mensen bij. 

(Herpak je Frank, het is maar sport.)

Het is maar wielrennen.

Het is maar Mathieu van der Poel die op de spectaculairste manier denkbaar wereldkampioen wordt.

Is de loopbaan van Mathieu van der Poel nu af?

Hijzelf beweert van wel. 

‘Compleet’, dat woord gebruikt hij in de interviews achteraf.

‘Volmaakt’, schrijft iemand.

Vermoedelijk klopt dat. Hij zal de Tour nooit winnen, en ook de paar andere grote wedstrijden die hij nog niet heeft gewonnen vergen vermoedelijk te veel offers, ze zullen hem meer kosten dan dat ze ons opleveren. Een Olympische medaille, dat zou nog kunnen. Maar wielrennen is geen postzegels verzamelen. De koers is geen album dat vol moet. Het gaat om het sparen. Niet streven naar volledigheid, maar zoeken naar meer, naar meer koersen, meer dagen waarop alles lukt, momenten van puur spektakel, waar dan ook, wanneer dan ook, hoe vaak dan ook.

Zolang hij koerst, blijven wij kijken.

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.