Spring naar de content
bron: nos

Primoz Roglic houdt vol (tot het lukt)

Frank Heinen nomineert het interview van Steven Dalebout (NOS) met Primoz Roglic voor de Sonja Barend Award. ‘’43 seconds. Behind. Evenepoel,’ benadrukt Dalebout, op de toon van iemand die aan je deur komt en zegt: ‘Je dak is eraf. Gewaaid. Op je auto.’’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Elk jaar worden tien interviews genomineerd voor de Sonja Barend Award, voor het beste tv-gesprek van het jaar. Meestal wint Mariëlle Tweebeeke die in tien minuten een minister in mootjes hakt. Voor dit jaar nomineer ik: Steven Dalebout en Primoz Roglic, die zaterdag in een achterafstraatje van Ortona verwikkeld raakten in een vraag-antwoord-tango van 1 minuut en 32 seconden.

Eerst even over Roglic.

Primoz Roglic is een van de beste wielrenners van zijn generatie. Hij wint vaak, maar heeft nog veel vaker pech. De ene keer heeft hij een offday op een onpraktisch moment, een volgende keer wordt hij van de fiets gereden of klapt hij op een hooibaal. Soms vraag je je af of het wel de moeite waard is om hem een ongeschonden Jumbo-Visma-shirtje te geven, omdat het lijkt alsof hij er zo snel mogelijk een paar stevige scheuren in valt. Bijna altijd gebeurt dit op Belangrijke Momenten, en bijna altijd breekt hij bij zo’n val een vitaal bot. Een enkele keer, zoals in de Tour vorig jaar, hing zijn arm er na weer zo’n val bij als een ouwe trui over een slaapkamerstoel. Roglic kroop naar de stoep, vroeg aan een toeschouwer of hij even op zijn stoeltje mocht plaatsnemen en drukte zijn schouder eigenhandig weer in de kom.

In Primoz Roglic huist een middeleeuwse chirurgijn, die zichzelf op de been houdt met behulp van bloedzuigers en roestige tangen. Peter Winnen schreef over hem: ‘Een stoïcijn zonder pijngrens.’ Die eretitel had niet eens zozeer te maken met de hoeveelheid vel en bloed en botsplinters die over de Europese wegen van hem verspreid zijn, maar over de onbewogenheid waarmee hij zijn noodlot ondergaat. Toen hij in 2020 in de laatste serieuze rit een zekere Tourzege verloor, was het eerste wat hij deed: zijn tegenstander omhelzen. In de documentaire Code Geel is te zien wat er daarna gebeurde. Terwijl al zijn ploeggenoten, ploegleiders, managers en mecaniciens op de Planche des Belles Filles in afwachting voor woorden waarin ze hun ongeloof konden gieten wat voor zich uit stonden te schelden, zat Primoz Roglic in de auto van manager Richard Plugge.

In Primoz Roglic huist een middeleeuwse chirurgijn, die zichzelf op de been houdt met behulp van bloedzuigers en roestige tangen.

Ogenschijnlijk onbewogen prikte hij met een plastic vorkje in een weinig aantrekkelijk ogende rijstsalade.

‘Soms valt er niet veel te zeggen. Sometimes you win, sometimes you lose.

Daarna begon het kauwen. Lange, trage, malende halen. Hij sloot zijn ogen om niet de weg te hoeven zien waar hij even daarvoor nog zo moeizaam omhoog geklauterd was.

Niet veel later won hij Luik-Bastenaken-Luik, en in de jaren erna zou hij nog veel vaker winnen dan verliezen. Eigenlijk heeft hij, hoewel hij pas sinds zijn 23ste fietst, en in het begin ook nog ’s nachts in warenhuizen roltrappen schoonmaakte om de kost te verdienen, bijna alles in het wielrennen al eens gewonnen. 

Behalve de Tour dan. En de Giro.

Daar wil hij dus nog wat aan doen.

Dat er inmiddels een nieuwe generatie wielrenners is, die een nieuwe standaard heeft gezet, dat weet Roglic ook wel. Maar het is hem niet eens per se te doen om winnen. Het is hem te doen om zo goed mogelijk zijn en dan zijn best mogelijke zelf naast de best mogelijke zelven van anderen te leggen. Daarvoor leunt hij op ploegmaten die altijd vol eerbied en genegenheid over hem spreken, maar wel zoals je vol eerbied en genegenheid over de hulpvaardige, zwijgzame buurman van drie huizen verder spreekt: hij groet altijd vriendelijk, maar wat er precies in hem omgaat, weet geen mens.

Voor journalisten is Roglic wat de Sahara is voor mensen die biodynamisch willen boeren. Noem het een uitdaging, noem het een kansloze missie. Hij is een raadsel dat je niet kunt oplossen, en waarvan je je soms afvraagt of er wel een oplossing van bestaat.

In interviews met Roglic stelt de verslaggever een vraag, en daarop reageert Roglic.

Soms met één woord, soms met een paar zinnen, soms met een glimlach, maar het nettoresultaat is altijd: nul. Primoz Roglic kan uren praten, en niets zeggen. Enkele dagen geleden deed Daan Hakkenberg in het AD een poging de oester te openen.

Roglic vertelde: hij vindt trainingskampen niet saai, hij lust alles, hij geniet van stilte en hij is gelukkig dat zijn kinderen gezond zijn. Je hebt de neiging om te denken dat de oester-Roglic al lang geopend is, maar dat het gewoon alleen een schelp is, zonder parel, of zonder smurrieachtig dier erin. Maar dan denk je erna aan dat moment in Code Geel, dat hij zijn ogen sloot, met zijn mond vol tabouleh, en dat je de gedachten, de ergernis, de verbijstering bijna van zijn Hema-pet kon scheppen. En dan denk je aan het notitieboekje waarin hij al meer dan tien jaar lang zijn gedachten noteert, elke dag. En dat hij dat notitieboekje nooit terugleest. En aan de dag dat die notitieboekjes openbaar worden, en aan de Andere Primoz Roglic die dan eindelijk wat terugzegt.

Terug naar Ortona, zaterdagmiddag, rond half zes.

Roglic is net zesde geworden in de openingstijdrit van de Giro. Zijn achterstand op zijn grote tegenstander Evenepoel is nu al aanzienlijk. Roglic heeft een rood hoofd, zijn haar is nat, hij oogt een beetje verwilderd.

Steven Dalebout (NOS) meldt zich.

‘Primoz, what can you say about your time trial?’

Roglic: ‘Yeah, I’m happy about, hè. Although I don’t know completely the results, but for my feeling or what I did is nice, I’m happy.’

’43 seconds. Behind. Evenepoel,’ benadrukt Dalebout, op de toon van iemand die aan je deur komt en zegt: ‘Je dak is eraf. Gewaaid. Op je auto.’

Maar Primoz Roglic blijft onverstoorbaar, onbegrijpelijk onverstoorbaar, onverzettelijk onbegrijpelijk onverstoorbaar.

‘For sure you want to be in front, but is fine. I did my best and up to the next stages.’

Op dit punt weet Steven Dalebout ook: dit is plassen in de zee in de hoop op hoge golven, schaduwboksen en doorgaan tot je tegenstander knock-out gaat. En hij moet door. En dus vraagt hij wat dit zegt over Evenepoel.

’43 seconds. Behind. Evenepoel,’ benadrukt Dalebout, op de toon van iemand die aan je deur komt en zegt: ‘Je dak is eraf. Gewaaid. Op je auto.’

Roglic: ‘That he was obviously faster today, hè.’ Lachje. Een toonloos, volstrekt niet te interpreteren lachje, als een zin in een nog niet ontdekte taal.

Dalebout: ‘Does it impress you?’

Roglic: ‘No, not really. He is… Twenty days to go, and the fastest and the strongest one at the end will win.’

Dalebout, in een uiterste krachtsinspanning: ‘Is the time gap bigger than you hoped before?’

Roglic: ‘I didn’t hope for nothing. Like I said, for sure you want to be in front, but on the other hand: I’m also not three minutes behind. So… I’m happy.’

Halverwege dit laatste antwoord geeft Steven Dalebout zich gewonnen. De journalist die Primoz Roglic ondervraagt als het mannetje in The Sims wanneer je het trappetje uit het zwembad had verwijderd: je kunt wel eeuwig volhouden.

En dat moet ook.

Want dat is wat Primoz Roglic doet: niet te veel op de ander letten, en volhouden. 

Tot het lukt.

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.