Spring naar de content
bron: shutterstock

Rotterdam, twintig jaar na Fortuyn

De Fortuyn-revolte van 2002 bracht een aardverschuiving teweeg in het Rotterdamse politieke landschap. Is de rust inmiddels weergekeerd? Wordt de onvrede beter aan het oog onttrokken? Of is Rotterdam bezig uit te groeien tot een multiculturele parel? Portret van ‘onze enige metropool’ die voortdurend in beweging is. ‘De stad hoeft toch niet voor eeuwig shabby te blijven?’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Hans van Willigenburg

Decennialang stond Rotterdam synoniem voor slecht nieuws. De gevleugelde uitdrukking die uit al dat slechte nieuws tevoorschijn kwam was dat de stad, zoals dat heette, ‘de verkeerde lijstjes aanvoerde’. Of het nu ging over drugscriminaliteit, levensverwachting, armoede of veiligheid op straat: op nationale schaal stond Rotterdam stijf onderaan, en zo niet, dan bungelde het niet ver van de onderste plek. 

In 2000 somde dagblad Trouw een pijnlijke drieklapper op toen het schreef dat Rotterdam ‘de goedkoopste woningvoorraad, de hoogste werkloosheid en de slechtst opgeleide bevolking’ van Nederland herbergde. In deze tijd, de opmaat naar de Fortuyn-revolte, deed de stad niet eens de moeite om bezoekers op andere gedachten te brengen, zeker als ze met de trein arriveerden. Wie twee stappen buiten het Centraal Station zette, struikelde zowat over de spreekwoordelijke heroïnespuiten. 

In kringen van de gegoede klasse kon je destijds veelvuldig optekenen dat Rotterdam ‘ruig’ was, of ‘rauw’; het waren kwalificaties die met een zeker ontzag en een dikke laag romantiek werden uitgedeeld. Het leek alsof deze mensen Rotterdam er – op afstand – dankbaar voor waren dat er binnen onze landsgrenzen tenminste nog een stad bestond waar je het ‘echte leven’ kon opsnuiven, hoe miserabel dat ‘echte leven’ feitelijk ook was. 

Maar de bijna safari-achtige status van Rotterdam werd ingeruild voor die van gemene, nationale zweer, toen kiezers op 6 maart 2002 in groten getale het hokje van een en dezelfde partij rood kleurden. Met een verbijsterende 34,7 procent van de stemmen, goed voor 17 zetels, omsingelde het Leefbaar Rotterdam van Pim Fortuyn de gevestigde orde in de gemeenteraad, zodat er in de Maasstad met goed fatsoen niet meer om Leefbaar Rotterdam heen te bewegen viel. 

Het leuke van Rotterdam is juist dat alles hier door elkaar loopt. Zelfs in het chique Kralingen wonen arme mensen.

Wessel Penning, nieuwschef AD

Deze aardverschuiving was de opmaat naar misschien wel het beroemdste politieke debat op de Nederlandse televisie ooit: toenmalig PvdA-fractievoorzitter en beoogd premier Ad Melkert schoof, rond middernacht, met een gezicht als een oorwurm als laatste aan bij het slotdebat onder leiding van Paul Witteman. Het chagrijn had hem dusdanig in de greep dat hij slechts onder druk van de debatleider bereid was Fortuyn met zijn klinkende verkiezingszege in Rotterdam te feliciteren. 

Ramsey Nasr haalde in de NPO-dramaserie Het jaar van Fortuyn alles uit de kast om het menselijke verhaal achter dat chagrijn over het voetlicht te brengen. Maar de werkelijke, dieperliggende schok was niet het verlies van de verkiezingen, of dat Melkert het premierschap dreigde mis te lopen, maar het feit dat de liefkozend als ‘ruige en rauwe’ bestempelde mensen ineens een stem bleken te hebben. Terugpraatten. Een vuist balden. Ze wilden niet nóg vier jaar als enerverende rafelrand van Nederland fungeren. 

Leefbaar Rotterdam voelde dan ook de opdracht om zo snel mogelijk iets te doen aan dat ‘aanvoeren van de verkeerde lijstjes’. En al was er misschien nog geen begin van een antwoord of beleid, de verwachting van de kiezer lag er. Tijdens de eerste collegeperiode van Leefbaar Rotterdam die volgde, plaatste Radio Rijnmond vrijwel voortdurend vraagtekens bij Leefbaars als te hardvochtig geportretteerde ambitie het stadscentrum van drugsproblematiek en aanverwante verschijnselen te willen bevrijden (‘schoonvegen’ werd het destijds genoemd). 

Maar draai het perspectief een kwartslag en je zou kunnen zeggen dat ‘de Leefbaren’ destijds de pioniers zijn geweest van de gentrificatie in de binnenstad. Nog niet zo lang geleden sprak ik een voormalig politieagent die, vlak voor de historische gemeenteraadsverkiezingen in 2002, het werkbezoek van Melkert aan Rotterdam-Zuid begeleidde: “Ik zie hem na een huisinspectie nog asgrauw naar buiten lopen. De man was compleet uit het veld geslagen. Hij bleek werkelijk geen idee te hebben hoe groot de ellende achter de voordeur was.”

Je hoeft geen al te levendige fantasie te hebben om te bedenken dat de verslagen gezichtsuitdrukking van Melkert, daar in Rotterdam-Zuid, symbool stond voor de verdoofde toestand van zijn partij. Twintig jaar later is de kleur op de wangen van de Rotterdamse sociaaldemocraten nog steeds niet teruggekeerd. Niet voor niets omschrijft Wim Pijbes (62), voormalig directeur van het Rijksmuseum en thans directeur van de stichting Droom en Daad (het bemiddelde cultuurfonds van Rotterdam), de huidige coalitiepartijen Leefbaar Rotterdam en Denk als ‘afgeleide versies van de PvdA’. Daarmee suggereert hij dat zij de hedendaagse vertaling zijn van het sociaaldemocratische gedachtegoed, maar dan – zeker bij Leefbaar – zonder de angst om taboes te slechten. Zo gingen ‘de Leefbaren’ met hun beruchte Rotterdamwet volgens velen een rode lijn over. Voortaan zou ‘inkomen uit werk’ een legitiem criterium zijn om de bevolkingssamenstelling van probleemwijken te reguleren (lees: buurten te behoeden voor een overdosis laagbetaalden). Waarop de lokale journalistiek vrijwel voltallig de mantra ‘discriminatie!’ aanhief, maar Leefbaar de toepassing van de Rotterdamwet er toch door drukte.

Leefbaar Rotterdam behaalde onder leiding van Pim Fortuyn 34,7 procent van de stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2002

Wessel Penning (57), journalist en nieuwschef van het AD, heeft geen illusies over de staat waarin Rotterdam verkeert. Twintig jaar na de Fortuyn-revolte ziet hij hoe bevolkingsgroepen nog steeds tegenover elkaar staan en er te veel Rotterdammers met korte lontjes rondlopen. (“Bij sommige vrienden van mij begin ik niet over Turken.”) Tegelijkertijd schreef hij meteen na de Provinciale Statenverkiezingen een smakelijke column over het veranderende karakter van de stad. Aanleiding: de nieuwe status van GroenLinks als partij waar de meeste Rotterdammers die waren gaan stemmen – de opkomst was 42,6 procent – op gestemd hadden. Penning zoomde in op een foto die de politieke verslaggever uit de losse pols had genomen tussen feestende GroenLinksers: “Op de foto werd een taart aangesneden door een blije, jonge vrouw en op tafel danste een jongeman met een hip baardje, een strak, lichtblauw overhemd en zo’n iets te korte, witte pantalon boven een paar bontgekleurde sokken, die ze niet bij de Hema hebben, maar wel in nieuwe, hippe zaakjes in het Oude Noorden of Katendrecht (–) Deze foto vertelde ons dat het rauwe, ongepolijste Rotterdam aan het verdwijnen is. (–) Al sinds eind vorige eeuw wil het gemeentebestuur niet anders. Het ziet de vele studenten, die hier na hun studie altijd wegtrokken, graag blijven. Dat die opzet inmiddels bijna is geslaagd, blijkt uit de opzienbarende verkiezingsuitslag.”

Penning heeft niet zoveel met nostalgische gevoelens omtrent de voormalige arbeidersstad en stelt dat het bestuurlijke streven naar de veraangenaming van het leven in Rotterdam niet alleen verstandig is geweest, maar ook behoorlijk succesvol. “Natuurlijk kun je op veel plekken onderhuidse wrijving bespeuren tussen jonge bakfietsgezinnen en oudere bewoners die het karakter van hun wijk zien veranderen. Maar wat is het alternatief? Niets doen?” Hij haalt de pas verschenen bestseller Rotterdam, Een ode aan inefficiëntie van De Correspondent-journalist Arjen van Veelen aan, die het hele boek door een sluimerend ongemak tentoonspreidt over zijn fijne, ruime huis in hartje Rotterdam en over hoe geruisloos alles, tot en met het straatmeubilair, aan de smaak van een meer koopkrachtige doelgroep – van hemzelf dus – wordt aangepast. Penning: “In een interview las ik zijn ongenoegen over de pittige prijzen in een wijnbar bij hem om de hoek. Dan denk ik: kom op, jongen, tijden veranderen. Rotterdam hoeft toch niet eeuwig shabby te blijven?”

Het gevaar dat Van Veelen adresseert – dat Rotterdam een zielloze verzameling voorzieningen dreigt te worden en Rotterdammers zich in eigen bubbels terugtrekken – vindt Penning wat overdreven. “Het leuke van Rotterdam is juist dat alles hier door elkaar loopt. Zelfs in het chique Kralingen wonen arme mensen.” Ook Pijbes, met zijn ruime ervaring in Amsterdam, constateert dat Rotterdam ten opzichte van de hoofdstad ‘minder gesegregeerd’ is: “Als je hier naar een prachtig concert in De Doelen bent geweest en je doet twee stappen naar buiten, sta je op de West-Kruiskade tussen de witte Mercedessen en de zwarte BMW’s. Dat is wél even wat anders dan de Concertgebouwbuurt in Amsterdam. En woon je hier op een deftige locatie als de Heemraadssingel of de Mathenesserlaan, dan begint direct achter je tuinhek de grote, boze buitenwereld.”

Om het verschil met Amsterdam nog wat extra te accentueren verwijst Pijbes naar Moments Contained, het vier meter hoge beeld van een jonge, zwarte vrouw dat door zijn stichting aan de stad wordt geschonken en vanaf 2 juni een prominente plek zal krijgen op het weidse Stationsplein. Dat geen passant binnenkort meer om dat beeld heen zal kunnen en zich dus zal moeten verhouden tot de als ‘alledaags’ omschreven jonge vrouw in joggingpak (met Nikes aan haar voeten) is volgens hem een typisch, hard-Rotterdamse manier om het multiculturele karakter van de stad te omarmen. “In Amsterdam heb je natuurlijk het prachtige Anton de Kom-monument, maar dat staat toch een beetje weggestopt in de Bijlmer. Waardoor het lijkt alsof hij alleen voor de bevolking dáár een relevant figuur is.” 

Het wachten is op de Rotterdamse volksmond die altijd weer in staat blijkt een nieuw symbool in de stad te ontheiligen, zoals dat eerder gebeurde met de verdiepte winkelpassage onder de Coolsingel (‘de Koopgoot’), het nieuwe Centraal Station (‘Station Kapsalon’), de brug tussen Hotel New York en Katendrecht (‘de Hoerenloper’) en talloze andere ijkpunten in het stadscentrum. Tot wat zal dit nieuwe, ongetwijfeld tot icoon uitgroeiende beeld worden vernederd of teruggebracht? Of is die volksmond onder invloed van woke allang niet meer zo hard en meedogenloos als in de dagen van weleer? 

Eline Bobbe (23), afgestudeerd in Industrieel Product Ontwerpen aan de Hogeschool Rotterdam en werkend voor een startup in het nabijgelegen Delft, is precies het soort high potential dat de havenstad graag koestert. Ze won in haar leven al twee ontwerpwedstrijden en gaat binnenkort meedoen aan een door Albert Heijn georganiseerde packathon (het designen van duurzame verpakkingen). Na een halfjaar woonachtig te zijn in de havenstad, om precies te zijn in de wijk Bergpolder (‘in een huis met veel buitenlandse jongeren, uit alle delen van de wereld’) roemt ze de toegankelijkheid en het internationale karakter van de stad. Ook over burgemeester Aboutaleb is ze bijzonder te spreken, juist vanwege zijn normatieve optreden: “De doortastende manier waarop hij in een video de jongeren aansprak die tijdens de coronarellen winkels hadden geplunderd, sprak me heel erg aan. Ik vind het goed dat de burgemeester die vaderrol pakt. En dat jongeren tegen hem opkijken.”

Eline karakteriseert haar eigen wijk als ‘fijn’ en de stad Rotterdam als ‘open’. Op de vraag waar ze die laatste kwalificatie vandaan haalt, verwijst ze naar haar vrienden en vriendinnen in concurrerende, Randstedelijke stadscentra die nog grotendeels in een blanke bubbel zitten en wier levenspad voor een belangrijk deel is uitgestippeld. “Misschien heb je in Rotterdam ook plekken waar je beschermd kunt opgroeien, maar waar ik woon, dicht tegen het centrum, kom je een melting pot van verschillende culturen en invloeden tegen. Ik vind dat rijkdom.” Met grote waardering kijkt Eline naar de pogingen van het stadsbestuur om van Rotterdam behalve een diverse stad ook een smart city te maken. Ze weet alles over sensoren in vuilcontainers die het afvalmanagement versoepelen, praat vol enthousiasme over updates van lokale parkeerapps en zegt dat Rotterdam, wat haar betreft, een prima stad is om later zelf een start-up te beginnen. (“Er zijn hier veel ondernemersplatforms die klaarstaan om je op weg te helpen.”)

‘Dicht tegen het ­centrum kom je een melting pot van ­verschillende culturen tegen’

Wessel Penning van het AD heeft logischerwijs wat meer vlieguren in de havenstad op zijn teller staan dan Eline Bobbe. Hoewel hij ervan overtuigd is dat optimistische en initiatiefrijke jongeren als zij hard op weg zijn het gezicht van Rotterdam te veranderen, waakt hij voor euforie. En heeft hij een wat gematigder visie op de burgemeester: “Aboutaleb past sinds 2009 prima op de winkel. Hij zorgt voor continuïteit. Maar een creatieve aanjager is hij natuurlijk niet. Na veertien jaar begint Rotterdam te snakken naar een nieuwe wind. Persoonlijk zou ik heel graag een verfrissende vrouw op de burgemeestersstoel zien. Helaas moeten we nog even wachten. En dat Aboutaleb in 2021 werd uitgeroepen tot ‘beste burgemeester van de wereld’ was natuurlijk een lachertje. Dat is hij niet.”

Bij gesprekken over Rotterdam wordt de constatering dat de stad sinds Fortuyn ‘grote stappen vooruit’ heeft gezet vrijwel standaard gevolgd door clausules als: ‘maar de politie is nog steeds racistisch’, ‘maar de drugscriminaliteit is nog altijd heftig’, ‘maar de armoede blijft schrijnend’, ‘maar de luchtkwaliteit is nog steeds belabberd’ en ‘maar arbeidsmigranten leven in mensonterende toestanden’. Met andere woorden: de kans is nul dat de politieserie Flikken Rotterdam zich binnen afzienbare tijd gaat afspelen in de beau mondein plaats van in een decor van sociale deprivatie. 

Als ondergetekende laat vallen bezig te zijn met een groot stuk over de stad, worden er links en rechts klachtenlijstjes ingeleverd. Zo weet een politiek verslaggever van RTV Rijnmond, die niet happig is iets los te laten over het fortuynisme, te melden dat een paar geplande woontorens misschien niet doorgaan wegens ‘stijgende bouwkosten’ en ‘teruglopende interesse’. En Gina Kranendonk, horticultureel onderzoeker en veelvuldig betrokken bij groenprojecten in Rotterdam, hekelt ‘het gebrek aan achterland’ van Rotterdam, waardoor je min of meer in de stad zit opgesloten. “Amsterdam, Den Haag en Utrecht hebben mooie natuurgebieden, direct buiten de stadsgrens. Rotterdam niet. En áls er nog wat van over is, wordt eraan geknabbeld.”

Kranendonk heeft onder andere meegewerkt aan de inrichting van de nieuwbouwwijk Park 16hoven, vlak naast Rotterdam Airport. Ze zette in op een avontuurlijke ‘invulling’ van het groen, maar is naar eigen zeggen talloze keren gestuit op gebrekkige kennis en bestuurlijke onwil om er echt iets bijzonders van te maken. Gevolg? De knappe koppen van de Erasmus Universiteit, het stadsbestuur, het plaatselijke bedrijfsleven en het Erasmus Medisch Centrum (denk aan corona-BN’er Diederik Gommers) laten Park 16hoven links liggen en rijden liever elke dag de stad in en uit. “Mensen met macht en invloed in deze stad wonen zelf meestal niet in Rotterdam. Dat was zo, en dat blijft voorlopig zo.” Wanneer ze door de wijk loopt vallen haar de luxe woonkeukens, fraaie SUV’s en rijke hoeveelheden speelgoed op. (“Een boekenkast zie je vrijwel nergens.”) En waar Kranendonk graag zou zien dat groen meer integraal onderdeel van de stad wordt, ook gelet op de gevolgen van klimaatverandering, is de omgang ermee juist super traditioneel. “Door de hele stad kom je taakstraffers tegen die de groenvoorzieningen op orde houden. Hoe niet-inspirerend ga je als gemeente dan met je eigen parken en bermen om?” Ze ziet, kortom, beklemmende middelmaat de boventoon voeren. 

Dat de kracht van Rotterdam allang niet meer zit in een ambtenarenapparaat dat zich laat meeslepen door landschapsarchitecten, toekomstgoeroes en grootsteedse totaalvisies – zoals ten tijde van de almacht van de PvdA – presenteren de wethouders Robert Simons (60) van Leefbaar Rotterdam en Faouzi Achbar (40) van Denk juist als een pré. Hun gedeelde analyse is dat er vanuit het stadhuis veel te lang ‘van binnen naar buiten’ politiek is bedreven en dat mensen die het moeilijk hebben lange tijd niet door het stadsbestuur zijn ‘gezien’. Veel liever dan de landelijke pers halen met spectaculaire plannen willen deze ideologisch behoudende partijen behulpzaam zijn voor hen die ‘een duwtje’ nodig hebben, zoals de talrijke laaggeletterden en digitaal minder vaardigen. Voor hen worden er zogenaamde Wijkhubs geopend, waar ze een gezicht tegenover zich vinden in plaats van een foutmelding op de computer. 

Ooit was het opkomen voor de zwakkeren de bestaansgrond van de PvdA; nu is het een speerpunt van de huidige coalitiepartijen. Op de vraag of er een breuk te zien is met het college hiervoor antwoordt Simons met een afgemeten lachje dat zijn voorganger, PvdA’er Barbara Kathmann, om de haverklap over ‘het maritieme ecosysteem’ sprak en hij het zelf nog gewoon over ‘de haven’ heeft. “Als Pim Fortuyn wakker zou worden in 2023, zou hij trots op ons zijn. Leefbaar Rotterdam is zijn enige politieke kindje dat volwassen en invloedrijk is geworden. Pim zag begin jaren negentig al hoe de politieke klasse zich loszong van de realiteit. Dat laten we niet nog een keer gebeuren. En in Denk hebben we een coalitiepartner die er ook zo in staat. Onze kiezers wonen naast elkaar en vragen niet om vergezichten. Ze willen dat hun problemen worden opgelost.” 

Achbar: “Ik weet nog heel goed hoe ik na de moord op Fortuyn in mijn schulp kroop, en met mij vele moslims in de stad. En hoe blij we in zekere zin waren toen al snel bleek dat de moordenaar van Fortuyn geen moslim was.” Anno 2023 zou er bij een soortgelijk incident niet meer zo’n enorme angst onder moslims ontstaan, vermoedt Achbar. “57 procent van de Rotterdamse bevolking is inmiddels van kleur. Dat is geen homogene groep die je zomaar in de hoek zet. Wij zijn in die twintig jaar veel meer onderdeel geworden van de samenleving. Deelname van Denk aan het college is er de bevestiging van.”

Mensen met macht en invloed in deze stad wonen zelf meestal niet in Rotterdam. Dat was zo, en dat blijft voorlopig zo.

Gina Kranendonk, horticultureel onderzoeker

Zelden is er tot de deadline zoveel informatie op schrijver dezes afgevuurd om het beeld van Rotterdam-anno-nu donkerder dan wel rooskleuriger te laten uitvallen. “Net als twintig jaar terug kan ik in een kwartier alle soorten drugs thuis afgeleverd krijgen, als ik dat zou willen,” zegt Gina Kranendonk. “De drugshandel is alleen chiquer geworden.” Wim Pijbes stuurt me een indrukwekkende lijst van nieuwe bouwprojecten die de komende jaren gerealiseerd gaan worden, vaak als nieuwe bestemming van erfgoedgebouwen. Welke stad mag zich gelijktijdig verheugen op een Batavierhuis (‘a democratic hub for musicians’), een Danshuis (‘combines all dance styles under one roof’), een nieuw aangekleed Katoenveem (‘space for artworks about time, silence and space’) en een kersverse Fenixloods (‘future migration museum’)? Binnen Nederland heeft alleen Rotterdam er de ruimte en de energie voor. 

Tot slot: wat zou Pim Fortuyn van Rotterdam vinden als het hem gegeven was uit de dood op te staan en nog eens een rondje door de stad te maken? Volgens Gina Kranendonk zou het huidige Rotterdam Pims levenslustige kant, zijn hang naar joie de vivre, slechts matig kunnen bekoren. Over het feit dat Leefbaar Rotterdam de grootste partij van de stad is en samen met Denk een weinig spectaculaire maar uiterst nuttige vorm van ombudspolitiek bedrijft, zou hij allicht trots zijn geweest. Maar het is moeilijk voorstelbaar dat Pim zelf in een Wijkhub, met een sigaartje en strak in het pak, naar de zorgen van bewoners zou luisteren.

Hoewel? Misschien zou hij er geknipt voor zijn. 

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.