Spring naar de content
bron: anp

Omarm de dissident

De democratie staat onder druk, menen velen. Het ene kamp wijt dat aan rechtse populisten, het andere vooral aan politieke elites. Hoe wordt de democratie dan ondermijnd, en hoe zouden we de burger meer zeggenschap kunnen geven? ‘Het negeren van al die onvrede is koren op de molen van extremisten.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bina Ayar

Toen de parlementaire democratie in 1848 werd ingevoerd, waren er overal in de wereld opstanden en oorlogen. In Nederland heerste toen nog cholera. Tegenwoordig is elke gebeurtenis – van een opstand in Brazilië tot corona of een theatraal Kameroptreden van een FVD-fractielid – aanleiding voor oproepen tot het beschermen of beperken van de democratie, wat in de praktijk vaak op hetzelfde neerkomt. 

In de strijd tegen bijvoorbeeld ‘extreemrechts’ en ‘complotdenkers’ wil vicepremier Sigrid Kaag (D66) zo haast maken met de aanpassing van de Wet op de politieke partijen om makkelijker politieke partijen te kunnen verbieden. Ook riep ze tijdens de Provinciale Statenverkiezingen de coalitiepartijen op om een samenwerking met partijen als FVD en PVV bij voorbaat uit te sluiten. 

‘Ironisch’ noemde oud-minister en columnist Ronald Plasterk het voorgestelde partijverbod in De Telegraaf. Nadat hij een aantal extreem-linkse aanslagen uit de recente geschiedenis had gememoreerd (zoals die op Tweede Kamerlid Hans Janmaat en PvdA-staatssecretaris Aad Kosto, en de moord op Pim Fortuyn), vergeleek hij Forum voor Democratie met een in 1966 in Amsterdam opgerichte politieke partij, met als doelstelling ‘het vastgelopen Nederlandse politieke bestel op te blazen’: “Die partij heette D’66. En nu wil D66 partijen verbieden die het politieke bestel willen opblazen.” 

Een democratie kun je niet beperken tot mensen met wie je het eens bent.

Joop van Holsteyn, hoogleraar politiek gedrag

“Partijen die een ander politiek bestel bepleiten horen ook bij een democratie,” bevestigt neerlandicus en politicoloog Joop van Holsteyn. De aan de Universiteit Leiden verbonden hoogleraar politiek gedrag en onderzoeksmethoden is nuchter over de staat van de democratie. Hij ziet van geen enkele kant grote ondemocratische gevaren opdoemen, maar plaatst vraagtekens bij de manier waarop het democratiedebat wordt gevoerd. “Dat er regels en voorwaarden gelden voor politieke partijen is logisch en niet nieuw. De angst dat ondemocratische politici zich in het democratische debat mengen is van alle tijden. Maar nu is het niet helder waar de grens getrokken wordt. Zoals de discussie nu wordt gevoerd lijkt het erop dat bewegingen die tegendraads zijn verboden moeten worden. Een democratie kun je niet beperken tot mensen met wie je het eens bent.”

Tegengeluid is cruciaal in een democratie, zegt ook schrijver en oud-burgemeester Bert Blase die in zijn pamflet De burger is niet gek de elite oproept om tegengeluid actief te omarmen. Wat de voormalige burgervader van een aantal gemeentes onder de rook van Rotterdam betreft, blijft het niet daarbij: “Eén keer in de vier jaar stemmen is niet genoeg. Burgers willen meer invloed. Ze accepteren het niet meer dat er over hun hoofden heen wordt geregeerd.” Echte invloed vergt volgens hem ‘democratie van onderop’ waarin de rationalistische waarden van hoogopgeleiden evenveel ertoe doen als de ervaringen en gevoelens van ongehoorden, afgehaakten of andersdenkenden. Daarvoor is het ook nodig dat ‘de elite’ ingebakken dédain van zich afschudt, benadrukt hij. 

Ook het kabinet wil de kloof tussen burger en politiek verkleinen. Burgerparticipatie en democratische vernieuwing zijn modewoorden in bestuurlijke kringen. Daarvoor moet ook de lokale democratie worden versterkt, vindt de regering, onder meer door beschermingsmaatregelen te nemen voor lokale politici en via diverse projecten voor ‘maatwerkdemocratie’ of lokale burgerbetrokkenheid bij de uitvoering van ‘maatschappelijke uitdagingen’ als de energietransitie.

De frons van Joop van Holsteyn is aan de telefoon hoorbaar: “Prima om de lokale democratie te versterken, maar begin dan bij het financieren van plaatselijke partijen. Lokale partijen krijgen niet dezelfde financiële middelen als landelijke partijen, maar zijn volledig afhankelijk van leden. Waarom zou je ze anders behandelen dan landelijke partijen? Voor een sterke lokale democratie is een gelijke behandeling een goede start.”

Desondanks zijn er plaatselijk genoeg mogelijkheden voor burgers om ‘mee te doen’, zegt de politicoloog, die onderzoek doet naar politiek stemgedrag en regelmatig opiniestukken in Trouw publiceert: “Sommige gemeenten organiseren bijvoorbeeld referenda. In burgerberaden kunnen inwoners ook hun stem laten horen, bijvoorbeeld over bouwplannen of veiligheid. Voor de provincie geldt wel dat er minder burgerinspraak is. De stem van lageropgeleiden wordt over het algemeen ook minder gehoord.”

Van Holsteyn: “Je kunt uren praten over de definitie van democratie. Deels gaat het over democratische waarden als vrijheid van meningsuiting. Het gaat ook om het democratische proces, dat burgers inspraak hebben in de besluitvorming. Dat hebben we indirect via verkiezingen, maar ook op andere manieren kunnen mensen zich laten horen. Via het demonstratierecht bijvoorbeeld, of door rechtstreeks contact op te nemen met volksvertegenwoordigers. Qua directe democratie scoort Nederland slechter dan veel andere landen. Het raadgevend referendum is hier afgeschaft en het is de vraag of er een correctief referendum komt. Een gekozen burgemeester is in andere landen de normaalste zaak van de wereld. In Nederland worden er meer bestuurders benoemd dan gekozen. De benoemingscultuur lijkt samen te gaan met een zekere angst voor directe zeggenschap van de bevolking.”

Dat in onze representatieve democratie in de praktijk een klein clubje partijen en politici het voor het zeggen heeft, gaat er bij hem niet in: “Het Nederlandse systeem staat open voor nieuwe partijen. Je zag bijvoorbeeld dat de LPF, die een paar maanden voor de verkiezingen van 2002 was opgericht, meteen mee mocht doen. Dat geldt ook voor nieuwe lokale partijen. Zelfs de PVV heeft in het kabinet-Rutte I in een gedoogconstructie een tijdje meegeregeerd.”

Nieuwe partijen als Ja21, Bij1 en vooral de BoerBurgerBeweging hebben in relatief korte tijd aan invloed gewonnen. Volgens sommigen maakt die Nederlandse openheid niet uit; de meeste besluiten worden in Brussel genomen of worden ingegeven door internationale instanties als de WHO, die grote invloed hebben op bijvoorbeeld collectieve gezondheidsmaatregelen. 

In Nederland worden er meer bestuurders benoemd dan gekozen. Deze cultuur lijkt samen te gaan met angst voor directe zeggenschap van de bevolking.

Joop van Holsteyn, hoogleraar politiek gedrag

Dat vindt Van Holsteyn geen gelukkige voorstelling van zaken: “Het klopt dat veel geboden en verboden waar wij dagelijks mee te maken hebben uit Europa komen. Tegelijkertijd zie je dat gemeenten grotere verantwoordelijkheid krijgen op allerlei beleidsterreinen die dicht bij de leefwereld van inwoners liggen, zoals sociale zaken of jeugdzorg. Ook de klimaattransitie ligt bij de provincie. De ontwikkelingen gaan niet allemaal dezelfde kant op. In grote overlegorganen als de EU is de invloed van in Nederland gekozen politici inderdaad kleiner, maar het is niet zo dat burgers dan helemaal niets meer te zeggen hebben. Er is ook zoiets als een Europees parlement en met EU-leden kun je ook contact opnemen. Bovendien moet de regering in het Nederlandse parlement verantwoording afleggen over Europese besluiten.” 

Ook daar wringt in de politieke praktijk weleens de schoen. Een recent democratisch dieptepunt is de Brusselse goedkeuring door staatssecretaris Digitale Zaken Alexandra van Huffelen (D66) voor de bouw van de Europese digitale identiteit, tegen de uitdrukkelijke wil in van een Kamermeerderheid. Dat de Europese digitale ‘portemonnee’ – waarmee je je in alle EU-landen digitaal kunt identificeren voor toegang tot voorzieningen – mogelijk op gespannen voet komt te staan met burgerrechten, maakt de actie nog wranger. 

Het incident past in een nieuwe neiging in Nederland en Europa om het parlement als hinderlijk te zien. In een artikel op de website Europa Nu beschrijft bestuurskundige Sebastiaan Princen, betrokken bij het Montesquieu Instituut, hoe Europese besluiten in een sfeer van continue crises genomen worden, in procedures waarin het Europese Parlement geen rol speelt. 

Ook is het de vraag of grondrechten bij internationale instituties geborgd zijn. Actuele zorgen zijn er bijvoorbeeld over een wereldwijd pandemieverdrag binnen het kader van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), waarmee regeringen verregaande bevoegdheden krijgen om preventief grondrechten op te schorten bij dreigende gezondheidsrisico’s. 

Niet voor niets zijn veel nieuwe partijen ook eurosceptisch, zegt Bert Blase tijdens een gesprek in het wegrestaurant van het Van der Valkhotel in Ridderkerk. “Veel Nederlanders zijn helemaal niet tegen internationale samenwerking, maar de manier waarop die samenwerking nu gestalte krijgt, maakt dat burgers zich helemaal afkeren van Europa.” In zijn boek De burger is niet gek – Waarom de politieke elite het tegengeluid moet omarmen beschrijft hij hoe dat anders kan: “Alles wat regionaal of bilateraal kan worden besloten, wordt zo ook opgelost. Pas als iets lokaal niet is te regelen komt de landelijke overheid in beeld en in allerlaatste instantie de supranationale instanties.”

Zijn voorstel past in zijn pleidooi voor ‘democratie van onderop’ waarin het dominante denken van hoogopgeleide theoretici wordt aangevuld met praktische doortastendheid, die ruimte biedt aan emoties en ervaringen van burgers. Blase: “Het samen optrekken van verschillende manieren van denken en doen leidt tot het beste van beide werelden. Kijk maar naar jezelf. Je kunt niet alleen je verstand of je gevoel laten spreken. Beide zijn belangrijk.”

Vooral praktisch opgeleiden hebben geen stem in de besluitvorming, denkt Blase, die burgemeester was van onder meer Alblasserdam en een van de initiatiefnemers is van de politieke beweging Code Oranje. “De instituties worden voornamelijk bemenst door theoretici die zijn geconditioneerd om te denken in modellen, beslisbomen en beleidsnota’s. Op mensen die niet diezelfde taal spreken, of die het anders willen aanpakken, wordt vaak neergekeken.”

De oud-PvdA’er komt zelf uit een welgesteld milieu. Toen zijn vader uit het leven stapte, kreeg zijn leven een andere wending. Als hij in de nieuwe buurt waar het gezin naartoe verhuist het hockeyveld verruilt voor de voetbalclub, wordt hij geconfronteerd met een andere wereld, die zijn kijk op het leven verrijkt. ‘Vragen stellen, voorbij de toon kijken en de attitude van het beter weten loslaten’ is nu zijn missie.

Als burgemeester zag hij hoe ingebakken mores van het systeemdenken en inmiddels ook algoritmes tot gestapelde regelgeving en verkokering leiden, ten koste van de menselijke maat. Het dominante technocratische model met de bijbehorende houding van morele superioriteit blijft niet beperkt tot de politiek, maar beheerst ook instituties. In zijn boek beschrijft hij met voorbeelden hoe burgers die de verkeerde toon aanslaan bij overheidsinstanties vaak ongelijk krijgen, zelfs als ze gelijk hebben. 

Het door hem beschreven dédain vertaalt zich politiek in ‘steeds smallere coalities waarin beslissingen top-down worden genomen’: “De oude partijpolitiek sluit niet meer aan op de huidige leefwereld van mensen die gewend zijn om via hun smartphone hun mening te geven en invloed uit te oefenen.” Hij ziet graag dat de politiek zich rond thema’s organiseert in plaats van ideologische beginselen. “Goede ideeën worden soms weggestemd omdat ze uit de koker van de verkeerde partij komen. Burgers herkennen zich niet altijd in het meningenpakket dat hoort bij een politieke partij.” Bovendien bepalen als het aan hem ligt niet bestuurders maar burgers welke thema’s op de politieke agenda komen: “In Rotterdam werd aan een burgerjury gevraagd welke issues zij echt belangrijk vinden; dat bleken veiligheid, immigratie en duurzaamheid te zijn. Er is geen enkele politieke partij die al die zaken als speerpunt heeft.” 

Ook voor maatschappelijke instituties geldt dat ambtelijke protocollen moeten plaatsmaken voor initiatieven van onderop, zoals cliëntenpanels, een ruilbeurs voor hulpmiddelen of hulp via lotgenoten.

Het actief omarmen van dissidenten is de enige manier om iedereen deelgenoot te maken van de democratie, denkt Blase. “Nu gebeurt het omgekeerde. Tegendraadse meningen worden verketterd als extreemrechts of fascistisch. Die termen hebben helemaal geen betekenis meer.” Hij wijst onder andere op de affaire ‘functie elders’ rond Pieter Omtzigt en de beperkte ruimte om binnen bestuurlijke kringen zelfs begrip te tonen voor afwijkende meningen over corona, klimaat of de Oekraïne-oorlog. “Kritische stemmen worden niet als onderdeel van het bestel beschouwd. De neuzen moeten allemaal dezelfde kant op staan; dat maakt dat grote delen van de bevolking zich niet meer herkennen in de politiek.”

Doofheid voor onbehagen onder veel burgers is niet zonder risico’s, zegt de oud-burgemeester. Voordat het tot een botsing komt, is het zaak te verbinden, denkt Blase, die hoop put uit de opkomst van lokale partijen en de grote steun onder de bevolking voor directe democratie. “Binnen lokale partijen is er veel meer ruimte voor verscheidenheid en burgerinvloed.”

Blase: “De tegenbeweging is heel divers. Wat ze met elkaar gemeen hebben, is dat ze zien dat het huidige systeem is vastgelopen. Het negeren van al die onvrede is koren op de molen van extremisten. Voorgestelde maatregelen als partijverboden zijn een vorm van symptoombestrijding en voeden het wantrouwen. Zo’n rigide opstelling leidt ertoe dat mensen in verzet komen of zich helemaal afkeren van de politiek. Daar wordt de democratie niet beter van.”

De door Blase beschreven botsing tussen de werelden van bestuurders en burgers is deels een botsing van wereldbeelden, het verschil tussen een rationalistische visie op de samenleving ‘als machine’ en de wens om voorbij labels verschillende vormen van menselijkheid voorop te stellen. Een blauwdruk van de ideale toekomst wil hij niet geven, maar volgens hem zal het ‘globalistische, kapitalistische systeem’ plaatsmaken voor gemeenschapszin, de regionale schaal en ‘de betekeniseconomie’, waarin de economie in dienst staat van maatschappelijke doelen. Hoe rijmt dat met burgerlijke vrijheden? Blase: “Die zijn het fundament. Moderne gemeenschapszin betekent dat samenwerking plaatsvindt vanuit de erkenning van verschillen.” 

Een sterke democratie gaat voor Blase gepaard met een cultuurverandering. 

Politicoloog Joop van Holsteyn is het daar gedeeltelijk mee eens: “Er wordt veel gesproken over democratische vernieuwing. Maar de democratische middelen die er al zijn, zoals het correctief referendum, blijven ongebruikt in de kast liggen. Dat er minder ruimte is voor tegengeluid in het debat komt ook niet alleen door de overheid, maar ligt aan allerlei groepen die anderen het zwijgen willen opleggen. Dat is te betreuren, want een vrij debat is
een kernwaarde van de democratische staat.” 

Tegendraadse meningen worden verketterd als extreemrechts of fascistisch. Die termen hebben helemaal geen betekenis meer.

Bert Blase, oud-burgemeester en auteur van De burger is niet gek

Zijn fenomenen als complotdenkers of online desinformatie echt zo gevaarlijk voor ‘de democratische rechtsorde’ dat daartegen – in EU-verband – moet worden opgetreden, zoals het kabinet wil? Uit recent onderzoek van de Universiteit van Oxford blijkt bijvoorbeeld dat de hoeveelheid én het effect van misinformatie schromelijk worden overschat, zoals journalist Maurits Martijn schrijft in De Correspondent.

Misschien zijn verschijnselen als de cancel- of slachtoffercultuur zorgwekkender. Denk aan raadsleden die huilend weglopen bij een politiek incorrecte toespraak van een volksvertegenwoordiger, zoals in Arnhem gebeurde. Of oproepen van politici om omroepen of buitenlandse staatsmedia te censureren. 

De reflex om elke wanklank te willen voorkomen past in de controlecultuur waarin weinig plek is voor vertrouwen of verscheidenheid. Volgens Bert Blase is de elite aan zet om het tij te keren en een clash te voorkomen, ‘want daar ligt de macht’. In het democratische samenspel van macht en tegenmacht schreeuwen alle partijen steeds harder om meer democratie. Wanneer het lawaai van de macht tegengeluiden dreigt te overstemmen, bestaat die herrie vooral uit holle klanken. 

Democratisch verval

Democratie, en dan vooral het democratische verval, staat volop in de belangstelling. Het einde-van-de-democratieboek begint een genre te worden, schreef de Volkskrant al in 2018 over de vele boeken over democratie rond de opkomst van ‘sterke mannen’ als Trump. 

Zorgen over democratisch verval gaan over meer dan alleen populisme. De serie ‘Democratie onder druk’ van de Clingendael Spectator vermeldt als gevaren bijvoorbeeld de kloof tussen kosmopolitische elites en de rest van de bevolking, en ingrijpende beperkingen van grond- en vrijheidsrechten tijdens crises als de coronapandemie. Ook de gespannen relatie tussen democratie en technologisering staat in de belangstelling. 

Het meest recente Nederlandse boek over democratie heet Het einde van de democratie. Media-professional Constant Meijers beschrijft daarin hoe de verwording van groepsmens tot autonoom individu sinds het midden van de twintigste eeuw is verlopen via de ontwikkeling van de massamedia. “Hoe we, om met Pim Fortuyn te spreken, ‘een verweesde samenleving’ zijn geworden. Met als meest prangende vraag: als er geen demos meer is, wat is dan nog het bestaansrecht van de democratie? En waar bevindt zich de macht als de massa opgaat in de Cloud?”

Dat zorgen om democratie zich niet tot onze huidige tijd beperken, toonde historicus Wim Blockmans in zijn boek Medezeggenschap (2020), over politieke participatie in Europa vóór 1800. Politieke participatie is sinds 1200 in golven verruimd en onderdrukt.

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.