Spring naar de content
bron: matthias giesen

De vreugde van de late roeping

Het roer omgooien, je eigen koers varen, eindelijk werk dat bij je past. Wie droomt er niet van? Op latere leeftijd tóch gaan studeren, zingen, of een eigen bedrijf beginnen. Hoe word je een laatbloeier? Annemiek van Kessel (68) – zelf laatbloeier – zocht het uit en schreef er een boek over: Beter laat dan nooit.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Marieke Sjerps

Annie M.G. Schmidt (1911) had al een heel leven achter zich, toen ze in de jaren vijftig beroemd werd als schrijfster. De Zeeuwse was haar loopbaan begonnen als bibliothecaresse, en werd toen ze 35 was documentaliste bij Het Parool. Tien jaar later werd ze daar redactrice. Ze was bijna veertig toen ze haar beroemde versje Dikkertje Dap op papier zette. In de daaropvolgende decennia schreef Annie M.G. Schmidt haar onvergetelijke kinderboeken, verzen, liedjes en musicals. 

Modekoning Giorgio Armani (1934) studeerde medicijnen en diende een paar jaar in het leger. Daarna werkte hij in de mode, zowel in vaste dienst als freelance. Op zijn 41ste vestigde hij in Milaan zijn eigen merk. 

Piet Oudolf (1944), de wereldbefaamde Nederlandse tuinarchitect, was eind dertig toen hij een eigen plantenkwekerij begon. Langzamerhand kwamen de (internationale) opdrachten binnen. Annemiek van Kessel, schrijver van het boek Beter laat dan nooitHoe word je een laatbloeier (2023): “Laatbloeiers hebben geen reden om te verwelken; Oudolf is nog steeds een doorbloeiende laatbloeier.”

Dé vraag is natuurlijk, wat zijn laatbloeiers?

Van Kessel: “Kortgezegd zijn het mensen die later dan gebruikelijk, later dan leeftijdgenoten hun potentieel benutten én daardoor tot bloei komen. Zo omschrijf ik ze en hiermee stopt elke overeenkomst, want dé laatbloeier bestaat niet. Er zijn namelijk ongelooflijk veel laatbloeiers op allerlei terreinen. Er kunnen meerdere oorzaken aan hun late bloei ten grondslag liggen, en laatbloeiers hebben heel verschillende persoonlijkheidsstructuren.

“Toch is laatbloeien niet per se aan een bepaalde leeftijd gebonden. Het is een fluïde begrip. Want waarom vinden we dat iemand laat, of zelfs té laat is? Blijkbaar voldoet die persoon niet helemaal aan onze verwachtingen wanneer hij of zij later dan anderen op een bepaald vlak tot ontwikkeling komt.

Laatbloeiers zijn mensen die uiteindelijk – soms met vallen en opstaan – gaan doen wat ze het liefste willen doen.

“Laatbloeien hangt dus af van opvattingen, van maatschappelijke normen en eisen die gesteld worden, en van gemiddelden over wat we ‘normaal’ vinden. Daaraan toetsen we blijkbaar iemands levensloop en keuzes. Die normen zijn niet in beton gegoten, want wat vroeger laat was, kan nu gebruikelijk zijn. Ook regionaal, of in diverse sociale omgevingen kan er verschillend over ‘laat’ gedacht worden.

“In de huidige tijd moet alles heel snel, mensen hebben nauwelijks nog tijd om te reflecteren. Snel pieken, snel carrière maken, iedereen fokt elkaar op. De prestatiedruk is hoog, maar of de meeste mensen echt tot hun recht komen, is nog maar de vraag. Dit zie je ook in het onderwijs. Iedereen hamert erop zo hoog mogelijk in te zetten, anders ben je zo ongeveer gedoemd te mislukken in het leven. Er wordt nauwelijks gekeken naar talenten van kinderen, waardoor ze lang niet altijd de juiste levensbestemming krijgen.

“Laatst las ik op LinkedIn een bericht van een man die trots schreef dat zijn zoon had besloten na drie jaar havo/vwo te kiezen voor de opleiding lasser/constructiemedewerker. Hij kreeg daar maar liefst achttienduizend likes voor, waaronder een van mij. Daarna dacht ik wel: waarom is dit bijzonder? Het zou toch normaal moeten zijn.

“Ondertussen worden onze levens opgerekt door betere gezondheidszorg en is de pensioenleeftijd verhoogd. Wie 22 is, heeft nog 45 jaar werkzaam leven voor zich. Dan zou je toch denken: doe het wat rustiger aan, breng wat vertraging in je leven, zodat je je beter kunt ontwikkelen. Dat je kunt doen wat goed bij je past, is een belangrijke factor van geluk. Ik gun iedereen dit geluk op enig moment in zijn leven te kunnen bereiken.”

Wanneer begint laat?

“Het hangt er helemaal vanaf waarméé je laat bent. Als je professioneel voetballer wilt worden, is het onmogelijk om daar na je twintigste mee te beginnen. De norm in de sportwereld is namelijk dat je met voetballen moet beginnen als je net uit de wieg komt. Dan zijn de spieren nog soepel en kan er veel techniek inslijpen, maar ik denk ook cynisch dat kinderen dan gewoon nog goed te drillen zijn, zoals in de atletiek ook gebeurt. Ik ben daarom benieuwd waarom dat moet, en wie die leeftijd heeft bepaald. Iedereen loopt maar achter elkaar aan met zo’n opvatting. 

“Wie voor zijn peuter een carrière als pianist bedenkt, moet hem wel als driejarige op de pianokruk hijsen. Waarom? Dat is de norm. Zo vindt bijvoorbeeld ook ‘iedereen’ dat je als wetenschapper voor je veertigste gepubliceerd moet hebben, anders tel je niet mee. Waarom dat gesteld is, kan niemand je vertellen. In andere landen geldt misschien iets anders.

“Nog een voorbeeld. Stel, je vriendinnen hebben op hun vijftiende seks, en jij date voor het eerst op je twintigste, ben je dan een laatbloeier, of zijn je vriendinnen gewoon aan de vroege kant? Laatbloeien is altijd gerelateerd aan anderen, aan je omgeving, aan gemiddelden. Een gemiddelde kun je uitrekenen, maar er zijn maar weinig mensen die precies op het gemiddelde uitkomen. De meesten wijken ervan af. Wat betekent zo’n gemiddelde dan?”

In de vriendinnengroep kan een gemiddelde een ander getal geven dan over heel Nederland gerekend. Dertig jaar geleden zal dit een andere uitslag hebben gehad dan nu.

“Klopt, en hiermee verschuift ook het begrip laatbloeier.”

Heeft laatbloeien een negatieve connotatie?

“Soms wel, ja. In het onderwijs is een laatbloeier een leerling die traag op gang komt, een die achter anderen aan hobbelt, die blijft zitten en pas veel later terechtkomt waar hij wil zijn. Liever leg ik het positief uit: laatbloeiers zijn mensen die uiteindelijk – soms met vallen en opstaan, of tegen de stroom in – gaan doen wat ze het liefste willen doen, iets dat het beste bij ze past.”

Waar komt uw fascinatie voor dit fenomeen vandaan?

“Op een paar terreinen ben ik zelf ook een laatbloeier, en dat bevalt me goed. Ik begon ooit als personeelsmanager bij een groot uitzendbureau, maar mijn passie lag daar niet. Sowieso pas ik niet goed in een vaste baan. Vervolgens had ik twintig jaar een eigen adviesbureau, wat al een sprong in het diepe was. Ik heb dan een partner, maar hij moest wel meemaken dat ik geen vast inkomen meer had.”

“Rond mijn vijftigste ben ik gaan schrijven voor opdrachtgevers. Sinds mijn 55ste komen mijn eigen boeken uit, en noem ik mezelf ook schrijver. Nu pas kom ik écht tot mijn recht. Dat gevoel had ik eerder niet.

“Toen uitgever Ten Have vroeg of ik nog een boek wilde schrijven, koos ik het onderwerp laatbloeiers. Om me heen zie ik dat veel mensen blijven werken, ook als ze de zestig allang zijn gepasseerd, omdat ze op latere leeftijd iets hebben gevonden wat hun veel voldoening geeft. Daar wilde ik graag meer over weten.

“Het is geen wetenschappelijk onderzoek geworden; wel heb ik uitgebreid mijn bevindingen en gedachten op het onderwerp losgelaten. In de research kwam ik vaak allerlei vormen van kansenongelijkheid in onze samenleving tegen. Mensen die een valse start hadden, vaak buiten hun schuld, waardoor ze achteropliepen en soms nooit meer konden aanhaken. Met mijn boek wil ik ook de kansenongelijkheid aankaarten.”

Over onderzoek gesproken, wat is er wetenschappelijk bekend over laatbloeiers?

“Niet veel. Wat erover gepubliceerd is, zijn vooral voorbeelden en is beschrijvend van aard. Laatbloeien speelt op allerlei terreinen en heeft veel oorzaken. Het begrip heeft psychologische, sociologische en economische aspecten. Die complexiteit maakt het waarschijnlijk best lastig om een goede onderzoeksvraag te formuleren.

“Wel is er bijvoorbeeld een verkennend onderzoek van Carolien van Bergen, programmamaker van Hovo (Hoger onderwijs voor ouderen), verbonden aan de VU. Ze heeft een bundel samengesteld waarin negen markante laatbloeiers geportretteerd worden. De gedachte is dat laatbloeiers nooit zijn opgehouden met zichzelf te ontwikkelen. 

“In Amerika schreef Rich Karlgaard, journalist en uitgever van het tijdschrift Forbes, er een boek over. Hij noemt kenmerken als wijsheid, veerkracht, inzicht en nieuwsgierigheid en constateert onder meer dat wie meer tijd en ruimte nodig heeft om zich te ontwikkelen vaak ondergewaardeerd wordt door opvoeders, werkgevers en – al dan niet onbewust – ook door ouders. Omdat alles gericht is op snel pieken en presteren.”

Ziet u dit ook?

“Daar ben ik het mee eens. Iets anders is dat als je alle barrières en belemmeringen zou wegnemen, er nog steeds laatbloeiers zullen zijn. Gewoon, omdat er altijd mensen zijn die ergens meer tijd voor nodig hebben dan anderen, of die eerst andere paden hebben bewandeld voordat ze ergens terechtkomen.”

Bent u nog andere oorzaken tegengekomen? Waren laatbloeiers bijvoorbeeld ontevreden met het leven dat ze leidden?

“Dat hoeft niet. Als ik naar mezelf kijk, ik was niet ongelukkig in het personeelswerk dat ik jarenlang heb gedaan. Wel moet je er vrij geduldig voor zijn, en dat ben ik niet, dus kennelijk paste het werk toch niet zo goed bij me.

“Je ziet zelfs dat laatbloeiers wel gelukkig zijn, maar dat ze iets zoeken waar ze nóg gelukkiger van worden. Laatbloeien komt dus niet altijd door belemmerende factoren. Er zijn ook gewoon laatontdekkers, eigenzinnige mensen, flierefluiters, en mensen die go with the flow. Soms is een nieuwe stap een leuke verandering in hun leven, soms betekent het dat ze echt gaan bloeien.”

Maakt het uit waar je wieg staat?

“Kinderen kunnen schade oplopen in het gezin, waardoor ze zichzelf niet goed kunnen ontwikkelen. De plaats in de kinderrij kan een rol spelen. Ze krijgen dan bijvoorbeeld te veel verantwoordelijkheid, of moeten zichzelf wegcijferen. Sommigen komen dan nooit tot bloei, anderen worden hierdoor juist gestimuleerd om laatbloeier te worden. Soms is er veel druk van ouders, bijvoorbeeld omdat ze willen dat hun kind minstens havo/vwo doet. Terwijl dat helemaal geen garantie is dat het kind later kan doen wat goed bij hem of haar past.

“Sommigen houden lang last van de scheiding van hun ouders, waardoor ze pas op latere leeftijd voor zichzelf kunnen kiezen. Gepest worden kan ook een belemmerende factor zijn om je goed te ontwikkelen.En in sommige milieus zijn weinig goede voorbeelden waar kinderen zich aan kunnen optrekken.

“In mijn generatie speelde nog mee dat de verwachtingen voor meisjes op school en in het gezin heel anders waren dan die voor jongens. Er werd niet hoog ingezet; daarom zijn er nu veel vrouwelijke laatbloeiers. Tot in de jaren zeventig kregen meisjes vrijwel standaard een te laag schooladvies. Ze kregen opleidingen aangereikt waarmee ze hooguit secretaresse, verpleegster of onderwijzeres konden worden. En je zou de moeders de kost geven die hun – oudste – dochter vroegen om na de middelbare school in het huishouden te komen helpen.

“De tijden zijn nu anders; toch zie je er nog sporen van. Er gaan nog steeds veel vrouwelijke laatbloeiers verloren, doordat ze zich neerleggen bij de positie waarin ze zijn terechtgekomen, terwijl ze zich daar wellicht helemaal niet goed kunnen ontplooien.

“Nog een generatieding is dat veel mensen van mijn leeftijd bepaalde vakken nooit goed hebben gehad, bijvoorbeeld Engels of wiskunde, wat een barrière is om op latere leeftijd nog hoger of wetenschappelijk onderwijs te volgen. Er zijn veel factoren die belemmerend of stimulerend werken. Wel of geen geluk hebben is ook een factor.”

Stel, je zegt je baan op om schrijver te worden, maar er is niemand die je boek wil lezen, laat staan uitgeven. Ben je dan een laatbloeier of een sneu type?

“Nee, je bent niet sneu, want je hebt het wel geprobeerd. Je doet iets wat je graag wilt. Als je geen uitgever vindt, kun je betaald werk zoeken en ernaast blijven schrijven omdat het je veel voldoening geeft. Laatbloeien is niet per se gekoppeld aan maatschappelijk succes en loftuitingen. Persoonlijk succes is ook belangrijk voor een laatbloeier.

“Het woord ‘bloei’ betekent dat je echt tot bloei komt met wat je doet; dat is essentieel. Het moet je veel voldoening geven, het moet je vervullen. Als je je op je vijftigste omschoolt tot leraar en je hebt daarna de tijd van je leven, dan ben je een laatbloeier. Zo niet, dan ben je gewoon een carrière-switcher.

“Trouwens, er zijn zoveel andere gebieden waarop er laat gebloeid kan worden. Je kunt alsnog uit de kast komen, later dan anderen aan seks beginnen, op je veertigste marathons gaan lopen, promoveren op je zestigste, of muziek gaan maken.”

Laatbloeien komt niet altijd door belemmerende factoren. Er zijn ook gewoon laatontdekkers, eigenzinnige mensen, flierefluiters.

En – zoals in Ik vertrek – een bed and breakfast in Tsjechië beginnen?

“Niet iedereen die iets anders gaat doen is een laatbloeier. Je kunt ook gewoon tien jaar op kantoor hebben gewerkt en eens wat anders willen. Laatbloeien gaat echt over een ontwikkeling, die is erg belangrijk.”

Wie traag door zijn schoolcarrière gaat – bijvoorbeeld door ziekte of financiële omstandigheden – en daardoor niet terechtkomt op de plaats die goed past, is dus geen laatbloeier?

“Dit is een belangrijk thema in mijn boek. Het schoolsysteem, de gemiddelden en normen sluiten veel mensen uit. Ze discrimineren, waardoor veel mensen níet tot bloei komen, wat erg jammer is. Als je niet op tijd bent, niet het juiste vakkenpakket kiest, loop je een achterstand op. Als het je niet lukt om binnen een x-aantal jaren je opleiding af te ronden, kun je daar zelfs gefrustreerd door raken en op een ongewenst niveau terechtkomen. Zonder hulp van ouders, van een docent of extra lessen die een uitweg bieden kan iemand zijn hele leven ontevreden blijven met dat resultaat. Laatbloeiers hebben het geluk dat ze doorzettingsvermogen hebben, en de nieuwsgierigheid om tóch op de plek te komen waar ze van dromen. Meestal moet je een achterstand inhalen waardoor je tot bloei komt.”

Wat als je niet het karakter hebt om een andere stap te zetten?

“Als je dat niet durft, is dat verdrietig. Teleurstellingen kunnen soms leiden tot niet meer verder bloeien. In mijn boek geef ik het voorbeeld van een man die op jonge leeftijd een vriendin had op wie hij gek was, maar die hem bedroog. Daar is hij nooit overheen gekomen. Hij durfde het niet meer aan om een relatie te beginnen; op 68-jarige leeftijd is hij alleen gestorven.”

Moet je geld hebben om een laatbloeier te kunnen worden?

“Het helpt als je wat achter de hand hebt, maar je moet het wel dóen: uit je comfortzone stappen, risico’s nemen, en zekerheden opgeven om je droom te verwezenlijken. Je kunt het namelijk ook níet doen.

“Als je blijft denken dat iets financieel niet kan, kom je niet verder. Je zult je eisen soms moeten bijstellen. Je kunt op je 23ste een huis willen kopen, maar ook wachten tot je 33 bent, of 43, of zelfs geen huis kopen. Ook mensen met weinig geld lukt het om een ander pad te kiezen.”

Heeft laatbloeien ook nadelen?

“Het belangrijkste nadeel is dat mensen soms het gevoel krijgen dat ze verloren tijd moeten inhalen. Het kan een vloek zijn als je de remmende factoren als verspilde tijd ziet. Beter kun je tevreden zijn dat je je ding doet en ervan genieten, ook al ben je 85. Je hebt altijd iets van het verleden opgestoken. Dat is de positieve insteek.”

Er zijn veel landen in de wereld waar laatbloeien nooit aan de orde zal zijn. 

“Dat heb ik niet onderzocht. Ik denk wel dat het vooral een westers fenomeen is. We hebben hier meer ruimte om dit te kunnen doen, meer mogelijkheden. Maar ook binnen Nederland is laatbloeien niet voor iedereen weggelegd, door kansenongelijkheid, gezondheidsproblemen en andere factoren, zoals bittere pech.”

U benoemt ook vroegbloeiers, doorbloeiers en nooitbloeiers in uw boek.

“Wie al snel op zijn plek zit, is een vroegbloeier, en mag hopen dat hij de rest van zijn leven lekker kan doorbloeien, zoals Jan Smit die als kind al als zanger optrad en dat nog steeds doet. Of de actrice Jodie Foster, die als kindsterretje begon.

“Maar er is een grote groep nooitbloeiers, door een verkeerde schoolkeuze, onzekerheid, te veel verantwoordelijkheid voor de omgeving, de doe-maar-gewoon-mentaliteit, economische omstandigheden en andere redenen die ik al noemde. Sommige mensen worden nooit een vlinder, omdat ze niet weten dat die mogelijkheid voor hen bestaat. Ze weten niet wat ze daarvoor moeten doen, ze hebben geen kruiwagens en krijgen geen zetje in de rug. 

“Nu hoeft niet iedereen een bloeier te worden. Wel is het jammer als iemand iets in zijn mars heeft dat geen kans krijgt. Dat die persoon daar stress door krijgt, of ziek door wordt. Dat iemand op hoge leeftijd denkt: was dit het nou?

“Er vallen veel mensen uit de boot en ik vind daarom dat er meer gedaan moet worden aan de kansenongelijkheid. Zij zouden meer mogelijkheden moeten krijgen om alsnog te kunnen bloeien. Er moet meer ruimte en begrip zijn voor laatbloeiers in het onderwijs en op de arbeidsmarkt, meer voor andersdenkenden en genderdiversiteit. De verwachtingen van anderen zouden een minder grote rol moeten spelen in onze levens.”

De ondertitel van uw boek is: ‘Hoe word je een laatbloeier?’ Wat zijn uw tips?

“Ga doen wat je het liefste doet en het beste bij je past en probeer daar een weg in te vinden. Betaald of onbetaald, of met steun van anderen. Ik beschrijf in mijn boek iemand die op late leeftijd marathons ging lopen. Ze haalt geen toptijden, maar dat is voor haar niet belangrijk. Ze bloeit op van het lopen en het halen van de finish. Dus geef jezelf een zetje en denk nooit dat je ergens te oud voor bent. Behalve als iets fysiek niet meer mogelijk is, natuurlijk. Blijf niet hangen in onvrede waardoor je later verbitterd op je leven terugkijkt.”

Dus iedereen kan een laatbloeier worden? 

“In principe wel, maar het kost de een veel meer moeite dan de ander. Je moet nieuwsgierig blijven, risico’s durven nemen, doorzettingsvermogen hebben, jezelf blijven ontwikkelen en in jezelf geloven. Veerkracht is belangrijk; je moet je niet uit het veld laten slaan.”

Je zou haast zeggen dat laatbloeien met iemands sterrenbeeld te maken heeft.

“Daar zeg je wat. Dát zou leuk zijn om te onderzoeken.” 

Van Kessel in het kort

Annemiek van Kessel (Enschede, 1955) werkte tien jaar als P&O-manager, en had twintig jaar een eigen adviesbureau voor personeelszaken. Sinds 2015 is ze fulltime schrijfster. Enkele van haar titels zijn Let niet op de rommel – Verhalen van eenzaamheid en vervuiling in de grote stad (2013), Rijden jullie ook voor duiven? – Verhalen uit de dierenambulance (2018) en Wat zit je haar goed! – 69 vragen over liegen en leugens (2020). Dit jaar verscheen bij uitgeverij Ten Have Beter laat dan nooit – Hoe word je een laatbloeier?

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.