Spring naar de content
bron: anp

Ben Feringa: ‘Een universiteit hoort een speeltuin te zijn’

Ben Feringa (71) is chemicus, hoogleraar organische chemie aan de Rijksuniversiteit Groningen en in 2016 onderscheiden met de Nobelprijs voor Scheikunde. Op 25 mei reikt hij de Ben Feringa Impact Award uit in Forum Groningen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nick Muller

Boeken

“Ik ben opgegroeid in Barger-Compascuum, een klein voornamelijk katholiek dorp in Zuidoost-Drenthe, op een boerderij met negen broers en zussen. In een straal van vijfhonderd meter om ons huis woonden ook nog eens zo’n dertig neven en nichten met wie we konden spelen. In die tijd was een deel van het land achter de boerderij aan de Duitse grens nog woest en wild. We verbeeldden ons dat we in het Wilde Westen woonden. Geïnspireerd door boeken als Arendsoog en de avonturenromans over Winnetou en Old Shatterhand bouwden we ons eigen cowboyfort met wachttoren en kerker en maakten pijl-en-boog en houten geweertjes. Soms was ik cowboy, soms was ik indiaan, ik vond het allebei fantastisch. Ik las in die tijd ook al veel boeken over ontdekkingsreizigers, omdat ik andere landen en andere culturen altijd interessant vond. Nog steeds trouwens – ik heb net een boek van duizend pagina’s over de geschiedenis van China gelezen en ben nu bezig in een boek over de geschiedenis van India, maar dan vanuit Indiaas perspectief geschreven. Dan krijg je toch een andere blik op de historie en cultuur van zo’n land. Die leeshonger heb ik van huis uit meegekregen. Mijn vader was boer, maar mijn ouders lazen veel. Net als mijn opa, die ook boer was. Hij las voor de oorlog al de NRC, wat in die tijd heel ongebruikelijk was in ons dorp, al werd de krant wel een dag later bezorgd, omdat de krant helemaal uit Rotterdam moest komen. Lezen wakkerde bij mij creativiteit, nieuwsgierigheid en verbeeldingskracht aan, wat een vruchtbare bodem bleek voor mijn latere werk.

The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy van Douglas Adams is het meest waanzinnige boek dat ik ooit heb gelezen. Ik heb er zelfs uit geciteerd in mijn oratie. In de jaren tachtig werkte ik in een Bio Science Lab van Shell in Sittingbourne, zo’n dertig kilometer van Canterbury in Engeland. Iedere ochtend reed ik daar met de auto heen. Rond een uur of acht, direct na het nieuws, werd er in het radioprogramma van Terry Wogan een passage voorgelezen uit The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy. Nadat ik dat een paar keer gehoord had, was ik verkocht en heb ik het boek aangeschaft. Het verhaal is veel te groot om na te vertellen, maar de kern van het verhaal is dit: het opperbestuur van het heelal heeft besloten dat er een interstellaire snelweg aangelegd moet worden door het heelal. Maar de aarde, een klein steentje in de oneindige ruimte, ligt in de weg en moet daarom worden opgeblazen. Zo’n klein detail plaatst alles wat wij hier doen in perspectief. Er wordt ook een computer gebouwd, Deep Thought genaamd, de grootste en beste die ooit is gemaakt, ‘to find the answer to life, the universe, and everything’.Na zevenenhalf miljoen jaar rekenen kondigt de grote leider van de planeet aan dat de computer eindelijk een antwoord heeft gevonden op alle vragen. Dat ultieme antwoord blijkt ‘42’ te zijn. Dat vind ik zo goed. Ook dat relativeert alles.

“Ah, Onder professoren van W.F. Hermans. Ja, dat heb ik indertijd wel gelezen. Het boek gaat over een hoogleraar chemie aan de universiteit van Groningen die uiteindelijk de Nobelprijs voor Scheikunde wint, dus ik begrijp dat je ernaar vraagt. Ik kan me herinneren dat ik het een fascinerend boek vond, maar ik zou het nog eens moeten herlezen, want het is zeker al dertig jaar geleden dat ik het in mijn handen heb gehad. Hermans blikt in dit boek terug op zijn tijd op de Rijksuniversiteit Groningen, waaraan hij bijna twintig jaar verbonden is geweest, de laatste vijftien jaar als lector fysische geografie. Ik heb altijd bewondering gehad voor Hermans. Hij zou geen makkelijke man zijn geweest, net als mijn leermeester Hans Wijnberg, die ook flink van zich af kon bijten als hem iets niet zinde, maar ze waren allebei briljant op hun eigen manier, al werd dat niet door iedereen zo gezien. Zorg dat je zulke dwarsdenkers bij de universiteit houdt. Het is juist goed dat er af en toe iemand opstaat die tegen heilige huisjes aan durft te trappen. Zorg ook dat je als universiteit je onafhankelijke positie niet verliest en dat de academische vrijheid niet onder druk komt te staan. Een controversiële opvatting moet je niet negeren; probeer ’m maar te weerleggen. Je leert veel scherper kijken en denken door je tegen andere inzichten af te zetten. Een universiteit hoort een speeltuin te zijn waar je leert over de grenzen van de huidige inzichten en opvattingen heen te kijken.”

Kunst

“Kunst en wetenschap hebben veel raakvlakken. Creativiteit, nieuwsgierigheid en verbeeldingskracht noemde ik eerder als belangrijke eigenschappen voor een wetenschapper, maar het zijn ook de motors achter het kunstenaarschap. Ik ben zelf verzot op impressionistische kunst. Musée d’Orsay in Parijs heeft een prachtige collectie. Monet bijvoorbeeld schildert prachtige natuurtaferelen. Ik ben zoals gezegd opgegroeid op een boerderij en heb als kind veel indrukken opgedaan van de natuur om me heen. We hadden koeien, varkens, landbouw, maar er was ook veel wildernis rondom ons huis. Dat palet aan dingen die je om je heen ziet – de kleur van bloemen, de vorm van planten – is voor een kind overweldigend. Daar denk ik aan als ik naar de impressionisten kijk. Ze weten zo goed een gevoel te vertalen in verf. Een kat hoeft helemaal geen kat te zijn, dat kan bij wijze van spreken een zwart vlekje op een schilderij zijn, en toch weet je meteen: dat is een kat. Ik heb nu zelf ook een tuin, een weiland en een stukje bos, en nog steeds ben ik, als ik in de moestuin een spiraalvormige uitloper of een blad met een heel mooi nervenpatroon zie, gefascineerd door wat er zomaar rond mijn huis groeit.

Le déjeuner (1873), Claude Monet

“Aan de andere kant ben ik altijd een groot bewonderaar geweest van de abstracte schilderijen van Malevitsj. Hij schildert niet impressionistisch, hij schildert heel precies: bij hem gaat het over vormen, lijnen, geometrie. Zwart vierkant is daar misschien het bekendste voorbeeld van. Kijk, als ik hier een molecuul teken, dan hebben we het over heel precieze vormen. Een keten of een zesring of een vijfring, weet je wel. Geometrische figuren. Soms zijn die moleculen van een ongelooflijke schoonheid. Daar doet zijn kunst, en overigens ook de kunst van Kandinsky en Mondriaan, mij erg aan denken. Een favoriet museum is Museum Tinguely in Bazel. Tinguely maakte bewegende ijzeren objecten. Dat spreekt me natuurlijk erg aan, omdat ik me zelf ook bezighoud met beweging, met moleculaire machines, nanotechnologie. Ik kan nog wel meer musea opnoemen die mij boeien, omdat ik een hele brede interesse heb. Dat is een beetje mijn probleem. Ik voel mij vaak nog steeds dat jongetje op de boerderij dat gewoon alles wil weten. Ik kan ontzettend genieten van een boek dat ik nog niet ken of een museum dat ik nog nooit heb gezien. Dan denk ik: verrek, dit bestaat ook, dit is ook ontzettend mooi.

“Een paar straten van mijn huis staat het Internationaal Klompenmuseum. Ze hebben daar de meest fantastische collectie klompen, met sinds kort ook de klompen die ik zelf jarenlang gedragen heb in de tuin. Volgens mij zit de modder er nog aan. Ik vind het heerlijk om klompen te dragen als ik op zaterdag in de tuin aan het werk ben. Als kind liepen we ook altijd op klompen en eigenlijk vind ik dat nog steeds het fijnste schoeisel. Ze zijn lekker warm als het nat is en geven bescherming aan je voeten. Wat ik niet wist, is dat je een hele klompencultuur hebt in Europa. In het museum staan bijvoorbeeld bruidsklompen uit de Kaukasus. Ik wist helemaal niet dat er zoveel verschillende soorten wooden shoes waren.”

Theater

“Ik heb veel te weinig tijd om naar het theater te gaan en dat is jammer. De laatste voorstelling die ik heb gezien – alweer enkele jaren geleden, voor de pandemie – is Een Hemelse Kerst in de Jordaan van mijn zwager Rob van de Meeberg in ’t Zonnehuis in Amsterdam-Noord. Hij speelde Johnny Jordaan, twee anderen speelden Tante Leen en Willy Alberti. Het was een fantastische voorstelling, vooral ook omdat een flink deel van de zaal gevuld was met Jordanezen. Ik heb heel wat mensen mee horen zingen en een traan zien wegpinken. Ik vind het, als iemand die uit het oosten komt, heel mooi om iets van die volkscultuur te zien. Hoe kan het nou dat die mensen zo weemoedig worden van die muziek? 

Een Hemelse Kerst in de Jordaan

“Ik ga graag naar het Concertgebouw, maar ook daar kom ik te weinig. In de tijd dat ik in Amsterdam woonde, aan het Valeriusplein, kwam ik er veel vaker. Gewoon omdat de gelegenheid zich dan veel vaker voordoet: je fietst erlangs, je ziet dat er die avond een bepaald piano- of vioolconcert wordt gespeeld en je koopt een kaartje. Als je een vrije avond had, of vrienden uit het noorden kwamen over, dan was er binnen een straal van een paar honderd meter altijd wel iets te doen. Ik woonde ook vlak bij het Olympisch Stadion. De Johan Cruijff ArenA was in die jaren nog niet gebouwd en Ajax speelde de Europacup-wedstrijden nog in het Olympisch Stadion. Vanuit mijn huis kon ik het publiek horen juichen. Het is regelmatig voorgekomen dat ik twijfelde: ga ik naar Ajax of toch naar het Concertgebouw? De uitkomst was fifty-fifty. Ook het voetbal is wat verder naar de achtergrond geraakt. Ik heb zelf gevoetbald in mijn dorp, en later ook hier in Groningen, maar altijd in lokale competities, ik was geen goede voetballer. Ik deed het meer voor de gezelligheid dan voor de sportieve prestatie.”

Film

Schindler’s List vind ik nog steeds een heel ontroerende en aangrijpende film. Sommigen bestempelen het als kitsch, maar daar moet je een beetje doorheen prikken, want de film heeft wel degelijk iets heel bijzonders. Het zet je aan het denken en maakt inzichtelijk wat er in de oorlog is gebeurd. Ik kijk niet vaak naar films, maar in het algemeen hou ik van historische films en natuurdocumentaires. David Attenborough blijft ongeëvenaard. Ik kan met grote verwondering kijken naar alle soms onvermoede planten en dieren die hij haarscherp in beeld weet te brengen.”

Muziek

“Wij werken op het gebied van moleculaire nanotechnologie. Wij bouwen moleculen, veranderen moleculen. Het fascinerende daaraan is dat je je eigen moleculaire wereld kunt ontwerpen en kunt scheppen. Je maakt iets wat nog niet eerder bestond. Dat doen kunstenaars natuurlijk ook. Ik vergelijk wat wij doen weleens met een componist die een leeg vel papier voor zich heeft en een muziekstuk componeert. Wij componeren moleculen op het schoolbord dat je achter je ziet, of in de computer, of op een vel papier, zoals hier nu voor me ligt. 

“Mijn favoriete componist is overigens Dvořák, die hele mooie muziek heeft gemaakt, maar tegelijkertijd houd ik ook erg van de muziek van Ede Staal, de troubadour uit Groningen. Johnny Jordaan is leuk, maar als ik Ede Staal hoor, dan raak ik geëmotioneerd, want dan zie ik ineens het platteland van Groningen. Mien toentje gaat over een moestuin.Mijn moestuin. “Mor mien toentje, mor mien toentje/ Ja dij mis ik nait geern.”

“Ik ben opgegroeid aan de grens met Duitsland. Vroeger hadden we nog geen televisie, maar een radio was er wel. Vaak waren daar Duitse schlagers op te horen, muziek die je tegenwoordig vooral op piratenzenders hoort. Als ik naar mijn broer rijd, die nog steeds in het ouderlijk huis woont, over de Hunebed Highway in Drenthe, dan zet ik vaak een piratenzender op. Soms komt er een nummer voorbij dat ik uit mijn vroege jeugd herken, of dat me doet herinneren aan mijn kroegvrienden van vroeger, of aan mijn eerste jeugdliefde. Wat zijn dat voor nummers? Ja, de oude nummers van The Rolling Stones, Creedence Clearwater Revival, Fire van The Pointer Sisters en natuurlijk Crosby, Stills, Nash & Young. Venus van Shocking Blue brengt me meteen terug naar mijn introductieweek als student in Groningen. Mariska Veres en haar band traden daar toen op en ik kan haar nog zo zien staan als ik dat nummer ergens hoor. Ik voel de emoties van mijn achttienjarige zelf, de spanning voor wat zou komen, voor het eerst alleen in Groningen. Thuis draaien wij allerlei muziek, maar het is niet dat ik systematisch muziek op heb staan. Veel mensen hebben voortdurend oortjes in. Nou, dat hoeft voor mij niet. Ik fiets elke dag vijftien kilometer naar het lab en vijftien kilometer terug, maar ik vind het heerlijk om de bomen te horen ruisen en de vogeltjes te horen zingen.

Daniël Lohues

“Daniël Lohues draai ik regelmatig. Hij komt uit de buurt waar ik ook vandaan kom en zingt over dingen die mij heel bekend voorkomen. Nadat mij de Nobelprijs was toegekend, organiseerde de universiteit een grote happening in de Martinikerk. Dat was een week voordat ik de medaille zou ophalen in Stockholm. De rector van de universiteit had de muziek geregeld: Daniël Lohues achter de piano. Hij zong enkele liedjes, waaronder Op fietse, waarin hij het heeft over mijn geboortedorp ‘Barger-Compas’, en de Limietweg bezingt waaraan ik ben opgegroeid. Nou, toen had ik de tranen echt wel even in de ogen. Dat was een fantastisch moment waarop alles samenkwam.” 

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.