Spring naar de content
bron: anp

Mathieu en de verbijstering

Mathieu van der Poel won ruim zestig jaar na zijn opa de wielerklassieker Milaan-Sanremo. ‘De Verbijstering wint Milaan – Sanremo, en op de een of andere manier heeft Milaan – Sanremo hem óók gewonnen.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Bij Milaan – Sanremo kijk je eerst zes uur naar niks, vervolgens sta je een halfuur doodsangsten uit en uiteindelijk wint een sprinter – vaak dezelfde.

Zo was het altijd.

Waarom blijven de dingen nooit zoals ze waren? 

Waarom moet alles altijd maar veranderen, zelfs als het een verandering ten goede is?

Waarom kon Milaan – Sanremo niet gewoon het ritme saai – eng – saai niet gewoon handhaven?

Meer nog dan een wielerwedstrijd, was Milaan – Sanremo 2023 een evenement. De beste wielrenners ter wereld deden mee, en ze wilden allemaal per se winnen. Pogacar wilde winnen, Van Aert wilde winnen, Van der Poel, Ganna, Girmay, Alaphilippe, Pedersen en nog een kluit vol anderen die je in elke andere opsomming als eerste zou noemen. Niet omdat Milaan – Sanremo de zwaarste eendagswedstrijd ter wereld is (dat is-ie niet), of omdat-ie de oudste wielerwedstrijd ter wereld is (is-ie ook niet), maar omdat Milaan – Sanremo Milaan – Sanremo is: de lastigste wielerwedstrijd om te winnen. Het is een koers als een raadsel waarvan alleen de renners die hem ooit gewonnen hebben het antwoord hebben gekend, zij het tijdelijk, want een jaar later blijkt het raadsel ook voor hen weer net zo onoplosbaar als toen ze nog geen ex-winnaar waren. En dan wint Mohoric, of Stuyven, of Gerald Ciolek.

Nergens in het wielrennen komen de grote twee – Kunde en Geluk – op een boeiender manier samen dan tussen Milaan en Sam Remo.

Nergens in het wielrennen komen de grote twee – Kunde en Geluk – op een boeiender manier samen dan tussen Milaan en Samremo.

Mathieu van der Poel bezit beide. Kunde en Geluk. Hij bezit een uitzonderlijk talent om eendaagse wielerwedstrijden te winnen, en het geluk om dat talent steeds opnieuw aan te wenden. Elke keer als de wereld vreest dat zijn rug zijn gulzigheid niet langer kan dragen, dat hij zich te snel verveelt of dat hij te groot is geworden in zijn eigen ploeg – frietenbakker, broodje kroket en zo’n grote, plastic reclame-oubliehoorn-met-softijs waar je op de stoep wel eens tegenaan botst – doet hij iets briljants, iets wat hem als het ware losweekt van andere renners bij wie de Kunde en het Geluk zo ruim vertegenwoordigd zijn dat je je gaat afvragen in hoeverre zó veel Kunde bezitten ook een vorm van Geluk is. Dat iets zit in hem in het onverwachte, het spectaculaire.

Wint Van Aert, dan wint vaak de verdienste.

Wint Pogacar, dan gebeurt dat min of meer langs de lijnen van uitzinnige verwachtingen.

Wint Van der Poel, dan wint de verbijstering. Hij doet zo vaak iets wat je niet verwacht dat tegenstanders zich instellen op de verbijstering. Maar dat helpt dus niet, want het ingewikkelde aan de verbijstering is dat je het niet vóór kunt zijn. Je kunt je op z’n hoogst op àlles instellen, maar ja: wie zich op alles instelt, is rijp voor gedwongen opname. 

Zaterdag, 61 jaar nadat zijn opa Milaan – Sanremo won (Geluk, dat Poulidor je opa is, met genetisch overgeleverde Kunde tot gevolg), won Mathieu van der Poel Milaan – Sanremo. Je kon hem de hele dag zien rijden, met die zeldzame kromming in zijn rug, die kromming die je als vanzelfsprekend met kracht associeert, die altijd een naderende explosie lijkt te suggereren, een ruggengraat als een tekenfilmlont die door het vuur wordt weggevreten.

Maar goed: die kromming was er vorige week ook, toen hij in Tirreno-Adriatico elke zware dag in de achterhoede verzeild raakte, bij renners die hem slechts uit de verte kennen. Een banaan tussen de lychees.

Dus tja: die kromming betekent geen rechte lijn naar succes.

Geen renner was zaterdag zo zichtbaar als Mathieu van der Poel.

Geen renner was zaterdag zo aanwezig als Mathieu van der Poel.

En toch dacht geen mens: Mathieu van der Poel gaat deze wedstrijd winnen, en dat gaat hij zo en zo doen. Mathieu van der Poel verstopt zich in zijn eigen zichtbaarheid, zoals beroemde kunstenaars dat ook doen. Je ziet het beeld dat je kent, het gezicht dat je verwacht, de pedaalslagen waarop je hoopt, je ziet het allemaal zo goed en helder voor je dat je denkt: ik zie de totale Van der Poel.  In werkelijkheid blijft de ware Kunde altijd aan het zicht onttrokken. 

De ware Kunde houdt zich schuil in het onverwachte.

Je ziet hem vooraan rijden op de Cipressa en je gedachten stuiteren heen en weer: hij is te goed, hij is niet goed genoeg, hij is overmoedig, hij rijdt in dienst van een ander, hij weet niet wat ie moet. Je ziet hem overleggen met een ploegmaat en je interpretaties schieten alle kanten op: hij vraagt raad, hij overlegt, hij deelt orders uit, hij meldt zich af, hij meldt zich aan.

Dan: de Poggio. Klim van niks, beslisser van alles.

Waar alle interpretaties vergeten zijn, waar alle verhaallijntjes uitkomen op hetzelfde punt: hoe hard kun je nog? Pogacar demarreert, Ganna, Van Aert volgen. En dan, een paar tellen later: Mathieu van der Poel.

Even denk je: hij hoort bij de besten, maar hij is niet de beste.

Even denk je: nu gaat alles zoals verwacht, nu rijdt Pogacar het hardst omhoog, of Ganna het hardst op het vlakke, of anders Van Aert het hardst in de sprint.

Logische gedachten, logische scenario’s.

Maar ja: logica. Logica is machteloos als de verbijstering passeert.

Vlak voor de top gebeurt het.

Een paar verbijsterende kilometers later slaat hij op zijn helm, wappert met zijn rechtervuist, ritst zijn truitje dicht en juicht.

Op de plek waar iedereen het verwacht, door een renner waarvan iedereen het verwacht, en toch: volkomen verbijsterend. Dat komt door de dreun, door de tegenstand, door het verschil in snelheid. Het gebeurt te snel voor de camera, het gebeurt te snel voor iedereen. Op een filmpje van een toeschouwer is te zien hoe eerst drie motoren voorbijrijden, dan even niets en dan, scheurt-ie de bocht om. De Verwachte Verbijstering. Het ziet er, van dichtbij, schitterend uit, volkomen in balans. Een paar tellen later: de beste ronderenner van zijn generatie en de beste tijdrijder van zijn generatie. De beste allrounder van zijn generatie komt daar weer achteraan, piepend en krakend als een roestige bedbodem.

De verbijstering zit hem in de klap, in de voorsprong, in het verschil in snelheid.

Meteen erna: de top, de bocht. Langs de telefooncel, de diepte in.

Zoef.

Zoef. Zoef. Zoef.

De Zoeven, ze lijken op elkaar, maar wie goed luistert, hoort dat de ene Zoef de andere niet is.

Een paar verbijsterende kilometers later slaat hij op zijn helm, wappert met zijn rechtervuist, ritst zijn truitje dicht en juicht. In de achtergrond sproeit een fontein de letters S A N R E M O nat.

Even later zit hij achter het podium op het kleinste bankje ooit, als ontrafelaar van een groot geheim, met Ganna en Van Aert. Hij in het midden, als het kleinste broertje op de achterbank van een gezinswagen op zomervakantie.

De Verbijstering wint Milaan – Sanremo, en op de een of andere manier heeft Milaan – Sanremo hem óók gewonnen.