Spring naar de content
bron: lorenzo ledel

Dierendilemma’s

De verhouding tussen mens en dier is sterk aan het veranderen. Uit onderzoek blijken dieren veel intelligenter dan gedacht, en de tolerantie voor dierenleed neemt verder af. Hoe reageren mensen op de tegenstrijdigheden die hiermee gepaard gaan, en wat vinden dieren er zelf van? ‘Dieren beleven het leven grotendeels hetzelfde als wij.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bina Ayar

Juist in die nacht dat ik met pijn in mijn hart besloot dat het tijd was om mijn zieke kat te laten inslapen, hoorde ik hem plotseling brokjes eten. Het was alsof hij, terwijl hij bij me kwam liggen, wilde zeggen dat ik het nog niet moest opgeven. Dat deed ik niet. Zo leefde hij nog een paar weken op dwangvoer en hoop op verbetering. De dierenarts ‘complimenteerde’ mij met het feit dat ik alles had gedaan om hem te redden, nadat ze had meegedeeld dat de hoop – en vijftienhonderd euro dierenartskosten – op was. 

Had ik goed naar mijn kat geluisterd of heb ik hem te lang laten lijden? Iedere huisdiereigenaar wordt geconfronteerd met grote en kleine moeilijkheden. Ook rond andere diersoorten zijn er niet altijd eenvoudig oplosbare dilemma’s. “Verwacht geen simpele antwoorden van mij,” waarschuwt ook Maarten Reesink, docent DierMens Studies, een interdisciplinair vakgebied dat dieren onderzoekt in relatie tot de menselijke cultuur en samenleving. 

“Voorheen hielden alleen biologen en ethologen zich bezig met dieren. In de geesteswetenschappen, zoals geschiedenis of filosofie, was er geen aandacht voor dieren, dat was de olifant in de kamer,” zegt Reesink. “De relatie tussen mensen en andere diersoorten is vooral de laatste paar jaar volledig veranderd. De kern daarvan is dat dieren niet meer per se als objecten worden gezien, maar als subjecten. Dat maakt vragen rond dieren eten of dierproeven ethisch indringender. We beseffen beter dat dieren op ons lijken, maar staan aan het begin van beter begrip van andere diersoorten dan de mens.”

De relatie tussen mensen en andere diersoorten is vooral de laatste paar jaar volledig veranderd.

Maarten Reesink, docent DierMens Studies UvA

Wat dier-mensrelaties ingewikkeld maakt, is dat dieren een andere taal spreken. Journalist Hanny Roskamp, auteur van het boek Wij, katten – dertien indringende gesprekken van kat tot mens, vergelijkt het met mensen met een buitenlands accent. “Als iemand jouw taal niet goed machtig is, heb je al snel de neiging om hem of haar dommer in te schatten, hoe intelligent de ander ook is. Hetzelfde gebeurt met dieren. Wij zijn heel slim, maar niet slim genoeg om te beseffen dat andere wezens veel slimmer zijn dan wij denken.”

Andersom speelt het taalprobleem ook. Zo blijken katten onderling complexere geluiden te gebruiken dan de miauwtjes die ze ons laten horen. Ze versimpelen hun taal en articuleren ietwat overdreven, zoals Maarten Reesink schrijft in zijn boek Dier en mens – De band tussen ons en andere dieren. Ook honden, bijvoorbeeld, blaffen vooral als wij erbij zijn. Het leven met huisdieren is ‘een minisamenleving met daarin een creatieve combinatie van natuur en cultuur, waarin dier en mens al improviserend met elkaar communiceren en elkaar trachten te begrijpen’. 

Niet alle dilemma’s daarin zijn even onduidelijk, vindt Roskamp. “Er is veel discussie over katten al dan niet naar buiten laten. Voor mij is het duidelijk: wel naar buiten. Want als je het aan de kat vraagt, wil hij naar buiten. Daar zijn uitzonderingen op. Sommige katten zijn getraumatiseerd en kunnen in paniek raken. En als je in een gebied woont met beschermde vogelsoorten, kun je daar rekening mee houden door katten bijvoorbeeld ’s nachts en in de lente binnen te houden.”

Dat katten een bedreiging zouden zijn voor de vogelstand en daarom verplicht binnen moeten blijven, zoals sommigen opperen, gaat er bij haar niet in. “Dat is totale quatsch. Mensen hebben insecten weggemaaid, alles bestraat en versteend en dan krijgen katten de schuld. De studies over katten als bedreiging komen voornamelijk uit Australië en de VS, maar daar zijn ze relatief laat geïntroduceerd in het ecologische systeem. Als katten verantwoordelijk zijn voor vogelsterfte, hoe kan het dan dat er meer vogels waren toen katten geen Whiskas kregen maar zich nog echt op straat moesten voeden?”

Het is een van de moderne vooroordelen waar Felis catus mee kampt. Een ander absurd argument ‘tegen’ huisdieren is dat ze een belasting zijn voor het klimaat, al lijkt Roskamp daar verrassend mild over te oordelen: “Alles wat wij doen is belastend voor het klimaat; dat geldt ook voor het houden van huisdieren. Daartegenover staat dat biodiversiteit vooral onder druk staat doordat we met enorme mensenmassa’s zijn. Daardoor is er een zekere schaarste aan middelen. De vraag is hoe wij die middelen eerlijk gaan verdelen. Een eerlijke prijs voor producten zou een goed begin zijn, of bijvoorbeeld een bonus voor milieuvriendelijkere keuzes.”

De journalist, van huis uit chemicus en met haar zeven katten woonachtig in Arnhem, sprak voor haar boek dertien verschillende katten. Allemaal – van de kroegkat tot de boerenkat en de verlegen showpoes – hebben ze hun eigen sores. Binnenkat Luna is depressief omdat ze haar oude overleden kattenvriend Tobias mist en niet naar buiten kan. Haar ‘tweevoeter’ woont twaalfhoog en is bang dat ze anders van het balkon naar beneden springt, wat ze overigens overweegt. “Het zou veiliger zijn, want een binnenkat wordt niet aangereden, krijgt geen vlooien, heeft het niet koud, wordt niet gestolen en verdwaalt niet. Niets tegenin te brengen. Maar wat ik niet begrijp is dat de lockdown niet permanent is ingevoerd. Stel je voor: geen aanrijdingen, geen luchtvervuiling, geen inbraak (–), moet ik nog even doorgaan? Ik kan eigenlijk alleen maar voordelen bedenken voor het permanent opsluiten van mensen in hun eigen woning.”

Sommige beslommeringen van de geïnterviewde poezenbeesten doen menselijk aan. Dekkater Shaggy (‘a.k.a. the Shagmeister’) die met enige trots terugkijkt op de vele nakomelingen die hij bij verwende poezenprinsessen verwekte, droomt van zijn pensioen. De dag dat hij niet meer permanent in zijn ren hoeft te verblijven, waar hij iets te veel kattenkruid gebruikt. Kat Boris, een Witte Rus, heeft vanwege oorlogsgeweld in Oekraïne huis en haard moeten ontvluchten. Toen hij zijn vertrouwde omgeving had verlaten, voelde hij pas dat hij zelfs de irritant blaffende hond van de buren miste. Alles lijkt nu vredig, maar na wat hij heeft meegemaakt weet hij ook dat ‘het van het ene op het andere moment anders kan zijn’. Tips om de oorlog op te lossen heeft hij ook, “al maakt het veel verschil dat je als kat in je eentje opereert. Sowieso kun je een gewapende strijd alleen bedenken als je een groepsdier bent.” 

Veel prooidieren zijn beter af in Artis dan in het wild.

Maarten Reesink, docent DierMens Studies UvA

En passant rekenen de geïnterviewde katten af met veelvoorkomende vooroordelen over onze poezenbeesten. Zoals dat ze ‘in the moment’ zijn (haal maar eens het kattenmandje voor de dierenarts tevoorschijn om herinneringen op te roepen) of dominant zijn in plaats van dat ze een gezonde territoriumdrift hebben. Of dat ze ons alleen maar als blikopener zien: “Daarmee doe je jezelf echt tekort.”

De verhalen zijn deels geïnspireerd op de eigen huisdieren van Roskamp, die naast haar journalistieke werk een opleiding tot kattengedragstherapeut volgt. Met de dilemma’s die horen bij een kattenhuishouden is het soms schipperen. Zoals toen haar nieuwe katers de ‘lastige poes’ aan wie ze erg gehecht was niet accepteerden. “Ik heb dat opgelost door de katers een deel van de dag buiten te laten, maar achteraf had ik haar misschien wel moeten herplaatsen. Aan de andere kant maken we allemaal fouten in relaties en moeten we af en toe ook zacht zijn voor onszelf.”

Roskamp: “Eén belangrijk dilemma in kattenland is het kruisen van huiskatten met de serval, om savannah’s te fokken. Dat zijn reuzeleuke katten, maar die beestjes hebben wilde trekken. Ze zijn ook duur, waardoor ze bij mensen terecht kunnen komen met drukke banen die in een luxe appartement wonen. Zo’n dier krijgt onvermijdelijk gedragsproblemen. Fokkers zouden daar beter over moeten nadenken, en dat geldt ook voor de eigenaren.”

Bij kattenliefde hoort onvermijdelijk leed. Haar lieve knuffelkat Shaggy kwam na plotselinge hartproblemen in een dierenziekenhuis terecht. Daar mocht ze hem niet bijstaan in zijn laatste uren. De concentratie van zorg in dierenziekenhuizen die vaak exorbitant hoge bedragen vragen is een apart verhaal waard, zegt ze.

De katteninterviews zijn gespekt met humor – katten zijn humoristen – maar grijpen ook aan. Roskamp: “Ik vind het verhaal van de oude kantoorkat Brommer heel ontroerend, omdat hij alle levensfasen van de kat beschrijft. Van de wilde kittentijd totdat ze als ‘pubers’ afstandelijker zijn en de gouden jaren, waarin ze bij het naderende afscheid vooral dicht bij je willen zijn.”

In de kattenverhalen klinkt het ontroerend realisme door dat eigen is aan de dieren die in de geschiedenis zijn gemarteld als metgezellen van ‘heksen’, vereerd werden als goddelijke wezens in het oude Egypte en nu het internet hebben veroverd. Van alle diersoorten hebben zij zich het beste staande weten te houden naast de mens. Dat blijkt ook uit de aantallen: er zijn wereldwijd ongeveer een half miljard huiskatten. 

Katten zijn de ambassadeurs van andere dieren en de natuur, zegt Roskamp. Net als honden staan ze dicht bij ons; ze houden ons een spiegel voor. “In mijn boek merk je dat ze af en toe ook belerend worden. Ze herinneren ons eraan om meer naar onze dierlijke natuur te leven. Een van de katten oppert bijvoorbeeld om baby’s vaker vast te houden; dat scheelt een hoop hechtingsproblematiek op latere leeftijd. Of ze hebben commentaar op onze obsessie met hygiëne en technologische snufjes. Natuurlijk gedrag kunnen vertonen is een belangrijk component van dierenwelzijn, en dat geldt ook voor mensendieren.”

Hebben katten als dierenambassadeurs ook iets te melden over onze omgang met andere diersoorten? Roskamp: “Ik vind dat we over het algemeen te lichtzinnig omgaan met andere dieren. Maar als je echt wilt weten hoe bijvoorbeeld varkens en koeien daarover denken, moet je dat aan henzelf vragen.”

De scheiding tussen huisdieren en andere dieren is deels arbitrair, zegt docent DierMens Studies Maarten Reesink van de Universiteit van Amsterdam. “Huisdieren worden gezien als vermenselijkt, maar de meeste dieren om ons heen zijn net als wijzelf een mengeling van natuur en cultuur. Door onze band met huisdieren zijn we wel anders gaan kijken naar andere dieren. Als je met een vriendelijke wolf of vensterbanktijger samenwoont, zie je dat dieren het leven grotendeels op dezelfde manier beleven als wij. Daardoor groeit ook het ongemak over onze omgang met bijvoorbeeld productiedieren.” 

De opkomst van zijn vakgebied hangt samen met de sinds de jaren zestig toegenomen belangstelling voor niet-materiële zaken en meer aandacht voor ‘gemarginaliseerde groepen’, waartoe ook dieren worden gerekend. Tegelijkertijd toonden nieuwe dierwetenschappelijke inzichten dat dieren zelfbewustzijn hebben en intelligenter en gevoeliger zijn dan voorheen gedacht.

Reesink: “De vogeltrek was bijvoorbeeld altijd een black box. Nu weten we dat de trek een combinatie is van leervermogen, het vermogen om van oudere vogels te leren, en elektromagnetische organen in het hoofd van vogels.” Raadsels zijn er ook genoeg: “Neem de tsunami van 2004. Met onze scherpste seismologische apparatuur konden wij die ramp niet voorzien, terwijl de dieren al doorhadden wat er stond te gebeuren.” 

In mysterieuze zintuigen gelooft Reesink niet. Hij is een klassieke wetenschapper, zegt hij, gelooft in ‘verklaringen’: “We staan echt aan het begin van dieronderzoek. Wist je dat serieuze wetenschappers bezig zijn met technologie waarmee we in de toekomst met dieren kunnen praten? Die programma’s zijn gebaseerd op gezichtsherkenningstechnologie die gebruikt wordt voor het lezen van emoties bij mensen. Daar zitten uiteraard allerlei mitsen en maren aan, maar een zoölogische Google Translate kan over twintig jaar een feit zijn. Stel je voor dat je dat in stallen zou kunnen gebruiken; ik vind dat mindblowing.”

De fascinatie voor niet-menselijke schepsels groeit. In de boekhandel ligt meer wetenschappelijke dierenliteratuur, naast dierenbiografieën en boeken die de spirituele dimensie van onze dierrelaties onderzoeken, tot het ‘praten’ met overleden dieren aan toe. De populariteit van beide genres komt volgens Reesink voort uit de behoefte aan een minder hiërarchische verhouding met dieren. Worden dieren dan ook beter van die behoefte? Zitten zij te wachten op ‘radicale gelijkheid’? Het antwoord daarop zal deels samenhangen met de levensfilosofie van mensen, beaamt Reesink.

Zijn eigen boek schreef Reesink voor de dierenmens. De mens die zijn huisdier als familie ziet, die elke keer weer die ene olifant opzoekt in de dierentuin of tegen allerlei adviezen in dieren voert. Volgens Reesinks optimistische inschattingen behoort negentig procent van ons tot die categorie. 

Reesink: “De meeste mensen kunnen niet tegen dierenleed. Kijk naar de slachthuizen, die in de loop der tijd steeds verder weg van steden zijn gestopt.” De keerzijde van liefde die geen leed verdraagt is dat dierenmishandeling relatief weinig aandacht krijgt. Bovendien zijn de straffen voor mishandeling van dieren nog altijd ongekend laag. Zo is volgens de ‘Richtlijn voor strafvordering dierenmishandeling en dierenverwaarlozing’ zestig uur taakstraf gangbaar voor het doden van andermans dier. 

Reesink verwacht dat de straffen omhooggaan, zegt hij. Net als tijdens het gesprek met Roskamp mengen onze dieren zich regelmatig in het gesprek. Mijn ene kat opent de spelmodus op mijn laptop, mijn schuwe tijgerin luistert mee. Reesinks poes is er ook bij. Als hij haar in het drukke centrum van Amsterdam buiten zou laten, is ze binnen de kortste keren ‘road pizza’ en dat wil hij haar toch ook niet aandoen. Reesink: “Terwijl wij zitten te praten, zijn de halsbandparkieten in gevecht met kauwen en duiven in het voedselhuisje buiten. Wel of niet ingrijpen in de natuur is een klassiek dilemma. Vooral in de winter kunnen ze de extra calorieën goed gebruiken.”

Dierenwelzijn wordt doorgaans getoetst met vijf vrijheden. Dieren zijn gebaat bij vrijheid van (1) honger en dorst, (2) fysiek ongemak, (3) pijn en verwonding, (4) angst en chronische stress. Alleen de vijfde vrijheid is positief geformuleerd: de vrijheid om natuurlijk gedrag te vertonen. Reesink: “Er is terecht veel aandacht voor natuurlijk gedrag in dierenwelzijn, maar wat dat is, is niet altijd even duidelijk. Veel dieren zijn een mix van wild en tam, zoals vogels die naar de stad zijn getrokken of dierentuindieren. Ik denk dat veel prooidieren beter af zijn in Artis dan in het wild. Wij wonen ook nog maar twintigduizend jaar in huizen, maar ik vermoed dat weinigen terug willen naar de tijd waarin we zelf dieren moesten doden voor ons eten.”

De discussie ‘wel of geen dierentuinen’ is een van de dilemma’s die Reesink in zijn boek Dier en mens bespreekt. Ook het eten van dieren komen aan bod: “Voor mijzelf is dat geen dilemma, want ik kan het niet over mijn hart verkrijgen, maar de vraag is of je dat anderen kunt opleggen. De mechanische manier waarop dieren in de bio-industrie worden gehouden is wat mij betreft sowieso onhoudbaar, dat ís dierenmishandeling.”

Modern verzet tegen dierenmishandeling is ontstaan vanuit de hogere middenklasse, schrijft Reesink. Dat verzet vindt niet in een sociaal vacuüm plaats. Zoals het verzet van de dierenbescherming in 1886 tegen palingtrekken, een populaire traditie onder arbeiders in de Amsterdamse Jordaan. Het leidt tot het Palingoproer, waarbij 26 mensen omkomen. Hoewel het middenklasseverzet een bredere beweging ter bescherming van dieren voorbrengt, lijkt de afschuw over palingtrekken ook samen te hangen met afkeer van volksvermaak, want favoriete bezigheden van welgestelden, zoals de vossenjacht, blijven buiten schot. 

Nieuwe dierwetenschappelijke inzichten tonen dat dieren zelfbewustzijn hebben en intelligenter en gevoeliger zijn dan voorheen gedacht.

Selectieve compassie is er tegenwoordig ook. Zo is er weinig ophef over het doodschieten van wilde dieren, zoals de 1600 edelherten die Staatsbosbeheer deze winter in de Oostvaardersplassen afschiet. Rond vogelsterfte door windmolens is het eveneens relatief stil. Reesink noemt nog een onderbelicht dilemma: “Miljoenen dieren worden gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek. Konijnen, knaagdieren, maar ook honden en apen. Het uitgangspunt achter die studies is dat dieren hetzelfde zijn als wij. Tegelijkertijd worden ze als wezenlijk anders gezien, want anders kun je de proeven net zo goed op mensen doen. Wat mij betreft zijn medische experimenten met dieren ethisch onaanvaardbaar.” 

Het is niet aan hem om het morele eindoordeel te vellen over wat een goede omgang is met dieren, zegt Reesink: “Maar het is wel belangrijk dat we discussiëren en denken over al deze dilemma’s. Dat begint met goed kijken naar dieren.” 

Wie naar dieren kijkt, ziet overeenkomsten en verschillen. Het cliché dat we van dieren kunnen leren is waar. Hanny Roskamp noemt de directe manier van reageren of hoe katten snorrend overgave kunnen tonen, ook als de dood zich aankondigt. Ook zoiets: dieren doen niet aan vingerwijzen, zoals mensen in dierdiscussies vaak doen. Ze lijken niet in alles op ons, en dat is nóg een reden om van ze te houden. 

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.