Spring naar de content
bron: anp

‘Kijk (niet) naar me!’

Jan Kuitenbrouwer verwondert zich over het uiterlijk van de moderne jonge vrouw, waaronder de cameltoe. Heeft #MeToo een soort anti-magnetisch krachtveld rond het vrouwenlichaam gecreëerd, waarachter zij veilig zijn, hoe suggestief zij ook gekleed gaan?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Kuitenbrouwer

Op het vliegveld lopen drie meisjes, naast elkaar, ieder met een rolkoffertje achter zich aan. Ze lijken op elkaar, hun haar is lang, geblondeerd en onnatuurlijk steil. Ze dragen bodywarmer-achtige jasjes van glanzende, pastelkleurige stof. Hun schoenen zijn van het type dat nu in de mode is, plompe, gladde, helderwitte sneakers met een dikke zool. Hun onderlijf is gehuld in wat ooit een legging genoemd werd, maar nu, na zijn comeback waarschijnlijk anders heet, zoals ‘legging’ destijds de nieuwe naam was voor ‘maillot’. In de atletiek heet het dan weer ’tights’. Enfin, het gaat om een ‘kousenbroek’, een broek van elastische stof die zo strak zit als een kous. Een van de meisjes draagt een grijze, de andere twee zijn lichtroze. Ik heb misschien nooit goed opgelet, maar ik kan me niet herinneren dat in de oude legging het vrouwelijke geslachtsdeel zich aftekende. Dat is bij deze meisjes wel zo. Bij een ander onderwerp zou ik het beeld nu van een paar details voorzien , maar in dit geval vertrouw ik graag op uw voorstellingsvermogen. Het Engels kent voor dit beeld overigens een speciale term, te weten cameltoe, kamelenteen. Mogelijk werd dit silhouet vroeger aan het oog onttrokken doordat vrouwen schaamhaar hadden, en tegenwoordig vaak niet meer.

Het drietal loopt voorbij, zodat wij hun achterkant te zien krijgen. Daar is iets dergelijks aan de hand. Hun billen zijn door de neo-kousenbroek niet tot een semi-abstract geheel gevormd, zoals een gewone broek of rok doet, maar staan individueel afgetekend. De stof neemt nergens afstand van de huid. Je ziet hun eigenlijke billen, alleen de kleur is anders.

Ben ik nu net zo als onze ouders die in de jaren zestig aanstoot namen aan de minirok en de hotpants? Die ook een deel van het vrouwelijk lichaam onthulden dat niet geacht werd te worden tentoongesteld? En ben ik net zo hypocriet als de mannen van toen, die er schande van spraken maar intussen heimelijk van genoten? Het is prettig om geprikkeld te worden, zeker, maar niet zomaar, ongevraagd, op een willekeurig moment, vind ik. Maar dat dachten de ouderen toen waarschijnlijk ook. Eigenlijk zijn er niet zoveel verschillen.

Kun je eruitzien als een stoeipoes zonder een stoeipoes te zijn? Waarom zou je het dan doen?

Waarom vind ik dit bedenkelijk? Niemand kent de zuiverheid van zijn eigen motieven, maar het is niet uit preutsheid, denk ik, tenzij je preutsheid definieert als de waardering voor een zekere grens tussen intimiteit en openbaarheid. Misschien is dat een verschil met vroeger: dat die norm toen vooral aan vrouwen werd opgelegd en mannen konden doen wat ze wilden. Dat is hier anders. Bij drie mannen in soortgelijke klederdracht zou ik me net zo ongemakkelijk voelen. Het gaat meer over decorum dan over zedigheid.

Die meisjes, in wat voor positie manoeuvreren zij zich? Is zo’n uitdrukkelijke presentatie als lustobject niet verbonden met onderwerping? Of is dat een achterhaald idee? Kun je eruitzien als een stoeipoes zonder een stoeipoes te zijn? Waarom zou je het dan doen? Heeft #MeToo een antimagnetisch krachtveld rond het vrouwenlichaam gecreëerd, waarachter zij veilig zijn, hoe suggestief zij ook gekleed gaan?

Die drie meisjes op het vliegveld vertoonden verder geen sporen van de frivoliteit die je associeert met dat soort kleding. Ze keken zakelijk voor zich uit, bewogen beleefd en werktuiglijk door het gedrang, bedienden geconcentreerd hun telefoons en meden ieder oogcontact.

Op de sportschool zie ik ze ook: jonge vrouwen, strak in de weinig verhullende spandex, gezicht volledig in de make-up, haar perfect gestyled, blinkende kunstharsnagels, maar met een wat zorgelijke, bedrukte uitstraling. Alsof hun behaagzucht geen eigen keuze is, maar een verplichting.

Ik ben zo iemand die op straat of in een café naar iedereen kijkt. Er zit niets achter, geloof ik, behalve nieuwsgierigheid.

Bij de plaatselijke boekhandel staat een meisje van een jaar of achttien achter de toonbank. Zij draagt wat de vorige keer toen het in de mode was een ‘naveltruitje’ heette en nu, als ‘croptop’, iets hoger eindigt en dus nog meer buik vrijlaat. Voor mij staat een oudere man, grijs haar, baardje, klein van stuk, een beetje kromgegroeid. Een boek inpakken en afrekenen duurt even, dus wat doe je intussen. Hij kijkt naar haar, naar de kassa, naar haar bezige handen, naar een lamp, naar haar gebogen hoofd, naar een andere lamp, naar haar armen, naar een medewerker die achterlangs loopt en, uiteindelijk, naar die blote buik. Het meisje kijkt op en ziet hem kijken. De man wendt zijn blik niet direct af, het begin van een glimlach speelt rond zijn lippen. Het meisje slaat de blik weer neer, maakt het inpakken af, draait het boek om, en loopt abrupt weg. Even later verschijnt een oudere collega die het werk overneemt. Bij het overhandigen van het boek kijkt ze de man even streng aan.

Dit is ook mijn ervaring op de sportschool. Ik ben zo iemand die op straat of in een café naar iedereen kijkt. Er zit niets achter, geloof ik, behalve nieuwsgierigheid. Ik gluur of staar niet, ik kijk. Op de sportschool ook. Maar niet meer naar jonge vrouwen. Hun verschijning zegt ‘kijk naar mij!’, maar voor mij is die boodschap niet bedoeld. Voor wie wel, is me niet helemaal duidelijk. Misschien alleen henzelf?

Onderwerpen