Spring naar de content
bron: anp

‘Jouw rust kan ik niet verstoren, maar in jouw naam hoop ik anderen te verontrusten over die onrechtvaardige ongelijkheid’

Liesbeth Brandt Corstius (8 november 1940 – 12 augustus 2022) was kunsthistorica en museumdirectrice. Hedy d’Ancona schrijft haar een brief.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Hedy d’Ancona

Lieve Liesbeth,

Wij geloven niet in een hemel; deze brief blijft onbezorgd. Maar zolang ik zelf nog leef, vind ik het prettig om mensen die ik bewonderde of die ik liefhad om me heen te houden door over ze te denken, te dromen of te schrijven. Het is de enige manier om als oud mens het overleven verdraaglijk te maken. 

Jij bent afgelopen jaar op je 81ste gestorven. Een halve eeuw geleden, in 1972, leerde ik je kennen, omdat je in dat jaar voor het net door Wim Hora Adema en mij opgerichte radikaal feministische maandblad de redacteur beeldende kunst werd. Dat radicale was, afgezien van de spelling van destijds, niet aan jou besteed. Je was te relativerend om je in trends te verliezen; je werd op grond van rationele overwegingen een feminist en dat bleef je. Een overtuiging die je door de jaren heen ventileerde via je werk. 

In 1994 kreeg je daarvoor zeer terecht de Aletta Jacobsprijs, omdat je als curator van tentoonstellingen, als directeur van Museum Arnhem (1982-2000), als oprichter van de Stichting Vrouwen in de Beeldende Kunst en als televisiepresentator van Kunstblik je intelligentie en deskundigheid, je organisatietalent en je onverschrokkenheid hebt ingezet om de positie van vrouwen in de beeldende kunst zichtbaar te maken en te verbeteren. Dat deed je in je tentoonstellings- en je aankoopbeleid; vijftig procent van alle door musea tentoongestelde en voor de collectie gekochte kunst zou van vrouwen moeten zijn. Een inhaalslag die niet wijst op een hysterische vorm van positieve discriminatie, maar op de achterlijke situatie dat in de grote musea vijf procent van de collectie werk van vrouwelijke kunstenaars betrof. 

Desalniettemin circuleerde over jouw visie de standaardgrap dat het in Arnhem om vijftig procent kunst en vijftig procent vrouwen ging. Een nogal stompzinnige uiting van seksisme, omdat jouw aankopen van hedendaagse vrouwelijke kunstenaars de collectie van het Arnhems museum verrijkt hebben met het werk van Marlene Dumas, Rebecca Horn, Lydia Schouten en anderen die later de erkenning kregen die jij ze al veel eerder gaf. 

Toch was jij daar zelf niet helemaal ontevreden over. Typerend voor jou antwoordde je op de vraag of je de veranderingen niet te langzaam vond gaan dat in het licht van de eeuwigheid vijftien jaar niet zo lang is, als de zichtbaarheid van vrouwelijke kunstenaars van nul naar tien procent ging. Dat is bescheiden en wijs. 

Ik vind het beschamend dat na al jouw inspanningen de zichtbaarheid van vrouwen zich vooral manifesteert in de zeventig procent vrouwen op de kunstacademies. Desondanks is de loonkloof nergens zo groot als in de kunst: mannen verdienen de helft meer, hangen vaker in musea, worden vaker door een galerie vertegenwoordigd, waardoor hun werk ook vaker op veilingen wordt aangeboden. En dat zal ongetwijfeld te maken hebben met het gegeven dat de meeste topfuncties in de kunst door mannen bekleed worden. Jouw rust kan ik niet verstoren, maar in jouw naam hoop ik anderen te verontrusten over die onrechtvaardige ongelijkheid. 

In blijvende bewondering, 

Hedy d’Ancona 

Hedy d’Ancona is schrijver en voormalig PvdA-politica. 

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.