Spring naar de content
bron: Lars van den Brink/Lumen

Youp van ‘t Hek: ‘Het hoort bij het leven dat je soms een duw krijgt’

De carrière van cabaretier Youp van ’t Hek (68) is na 49 jaar bijna ten einde. Hij is bezig aan zijn afscheidstournee  De Laatste Ronde! Hoe heeft hij de mens, die hij iedere voorstelling op de hak neemt, in die tijd zien veranderen? ‘Ik heb geen enkele pretentie dat ik iets heb nagelaten of de wereld er mooier op heb gemaakt.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nathalie Huigsloot

Als er een element uit de voorstellingen van Youp van ’t Hek bewaard blijft, dan is het wel Flappie, het liedje over een aandoenlijk jochie dat zijn geliefde konijntje maar niet kan vinden, totdat hij hem tijdens het kerstdiner terugziet op een zilveren schaal, eigenhandig door zijn vader geslacht. Van ’t Hek schreef het op zijn 23ste, oorspronkelijk voor het studentencabaret van zijn zusje. In 1979 bracht hij het zelf uit en sindsdien is de kerstklassieker iedere decembermaand weer veelvuldig te horen. Ruim veertig jaar later ging Flappie zelfs internationaal: singer-songwriter Todd Rundgren bracht een Engelstalige versie uit. En deze maand verschijnt er zelfs een boekje waarin het noodlottige konijn de hoofdrol speelt, met illustraties van Marije Tolman.

Als we Flappie ontleden, gaat het dan over een naïeve kinderziel die in de knop wordt geknakt?

“Ja, dat was die tijd. Ik krijg ook wel brieven van mensen die als kind hebben meegemaakt dat hun konijn met kerst zonder pardon de pan in ging. Maar dat is nu niet meer zo. Tegenwoordig wordt de kinderziel meer ontzien.”

De roep om ook de volwassen ziel wat meer te ontzien, lijkt tegenwoordig luid te klinken. Vind je dat een goede zaak?

“Deels ben ik het daarmee eens, deels denk ik: doe eens rustig, stel je niet aan, grapjes luchten op. Ik denk dat zo’n konijnenliedje kinderen die het hebben meegemaakt oplucht. Maar verder denk ik er nooit zo over na. Ik denk ook nooit bij mijn grapjes: kwets ik er mensen mee? Toen Thierry Baudet net vader was geworden, schreef ik in mijn column: ‘Het is vast een huilbaby, want de appel valt nooit ver.’ Nou, meteen allemaal mensen die riepen: ‘Een zuigeling misbruiken in een column, dan ben je diep gezakt!’ Maar goed, dat is Twitter, daar zitten heel veel randdebielen de hele dag hun gal op te tikken. Ik haal er mijn schouders over op. Laatst ging zo’n jongen (Tim den Besten – red.) huilen om alle ophef die ontstond nadat hij ‘Sinterklaasje kom maar binnen met je knecht’ had gezongen. Hou eens op zeg, denk ik dan.

Ik verbaas me er weleens over dat zo veel mensen de tijd hebben om zich op te winden over sinterklaas-liedjes

“Ik moest laatst trouwens voor het Sinterklaasjournaal een boze meneer spelen die ‘Sinterklaasje kom maar binnen met je knecht’ zong. Ineens werden die opnamen stilgelegd. ‘Je moet even iets anders voor ‘knecht’ zingen’, zeiden ze. ‘Maar daar is toch geen ander woord voor?’ zei ik. Nu is het zo geworden dat ik zeg: ‘Sinterklaasje kom maar binnen…’, en dan onderbreekt Sinterklaas me met: ‘Nou nou, nou hoor ik het wel.’ Tja. Het is allemaal goed, het is allemaal goed. Ik verbaas me er weleens over dat zo veel mensen de tijd hebben om zich daarover op te winden. Kijk, dat Zwarte Piet veranderd is, dat snap ik volledig, maar dat in een Ster-reclame nu ieder gezin gemengd is, klopt ook niet.”

Is jouw grens opgeschoven door alle tumult die ontstond over het woord ‘pisnicht’ dat je gebruikte?

“Ik zou die opmerking nu niet meer maken, omdat ik begrijp dat hij heel anders wordt uitgelegd. Dat komt ook doordat ik het had opgeschreven. Toen jij net kwam aanlopen, zei ik over je broekpak: ‘Hé, heb je je speelpakje aan?’ Dat is anders dan wanneer ik opschrijf: ‘Ze kwam aanlopen in haar speelpakje.’ Dan denk je: wat is dit voor een man? Als ik er een glimlach bij doe, en je kent me al een beetje, en het publiek in Nederland kent mij, dan is er niks aan de hand. Maar als je de context weglaat, en dat gebeurt al snel op Twitter en aan de talkshowtafel, dan wordt het van kwaad tot erger. Wim Kan zei al: ‘We gooien de deuren dicht, we hebben vanavond theater en dat gebeurt hiér.’

“Laatst speelde ik in Veghel, waar Jumbo-directeur Frits van Eerd vandaan komt, en heb ik even uitgelegd hoe ik betaald werd, en nog een crossmotor meekreeg. Dan wordt daar ontzettend om gelachen. Al die overspannen types moeten soms ook even bedaren.

“Maar mensen gaan hun gang maar, ik vind het allang best, het is allemaal goed. Ik kom uit een groot gezin hè, daar krijg je gewoon veel naar je harses. En ik heb ook vrienden bij wie het er niet al te zachtzinnig aan toegaat. Als ik naar het stadion wilde vertrekken en mijn vrouw riep: ‘Neem even een trui mee’, zei ik: ‘Ik ben geen homo.’ Maar daar bedoelde ik niks mee, ik heb genoeg vrienden die homo zijn en die waren daar gewoon bij. Zij stoorden zich er geen seconde aan. Men was minder kleinzerig. Maar ik zal het nu niet meer zeggen. Iedereen blij!”

Het is voor homo’s niet per se leuk dat hun geaardheid zelfs in de kindertijd al als scheldwoord wordt gebruikt, bijvoorbeeld wanneer iemand een bal klungelig weggooit.

“Ik ben er ook voor om kinderen af te leren dat ze bij slap gedrag meteen iemand uitmaken voor homo, maar ik vind het ook goed dat je het gedeeltelijk laat bestaan, dat homo’s er zelf ook een beetje om moeten lachen dat ze een bepaald imago hebben. Daar is helemaal niks ergs aan. Dingen worden tegenwoordig zo zwaar gemaakt. Maar juist in dat soort stereotiepe woorden zit ook een beetje lucht. In mijn show heb ik een stukje waarin de conducteur zegt: ‘Goedemiddag dames en heren’, waarna ik reageer met: ‘Oh, ik vind dat zó erg, dames een heren… En de non-binairen dan?!’ Dan moet iedereen keihard lachen, en het is ook heel grappig.

“We leven natuurlijk in een bijzondere tijd, er is een hoop aan het veranderen, maar het is wel aan de cabaretier en aan de clown om daar ook een beetje om te lachen.”

Heb jij het idee dat we nu in een extra gekke tijd leven?

“Nou, ik zie wel veel berichten waarvan ik niks snap. Een jongen benadert een meisje om haar te versieren en dat lukt niet; vervolgens slaat-ie haar kaak letterlijk in drieën. Als ik zo in elkaar had gestoken, had ik wel wat kaken kunnen breken, hoor. Behalve die daar nu boven zit (zijn vrouw, theatermaker en oud-nieuwslezeres Debby Petter – red.) wilde niemand met mij, niemand! Jij moet er toch ook niet aan denken? Maar goed, zo’n bericht, daar schrik ik weleens van. Die zaak op Mallorca ook. Dat ze met z’n allen zo’n kind in elkaar trappen, en daarna in de rechtszaal roepen dat ze er geen actieve herinnering aan hebben. Die citeren onze premier! Wat dat betreft vind ik het wel een beetje een enge tijd, de raarste dingen gebeuren. Al gebeurden die dingen vroeger natuurlijk ook.”

Laat jij je kinderen straks met een veilig gevoel achter op aarde, of denk je: hu, wat is het spannend, kon ik maar langer bij ze blijven?

“Ik heb geen zorgen. Als ik morgen dood ben, ben ik dood, en dan redden mijn kinderen zich prima. Die zijn, door mij maar zeker door Debby, heel goed opgevoed. Maar ik maak me weleens zorgen over de wereld in het algemeen. Als ik bijvoorbeeld zie dat er in Indonesië meer dan 150 doden zijn gevallen in een voetbalstadion, omdat ze hebben verloren! Er heerst een rare agressie. En dan bedoel ik vooral agressie om niks!”

En iets als het klimaat, de oorlog en China?

“Ik vind het een angstaanjagende tijd wat dat aangaat. Daar schrijf ik ook vrij fel over in mijn columns. Bijvoorbeeld als ik een politicus Poetin hoor verheerlijken, terwijl in Rusland iedereen die zijn muil opentrekt onmiddellijk wordt opgepakt. Maar zijn aanhang slinkt gelukkig gestaag. Ik geloof dat die alleen nog bestaat uit mevrouw Baudet en de moeder van Pepijn van Houwelingen. En Vladimir, de baby van Baudet. Of heet die geen Vladimir?”

We hadden het eerder over de kinderziel die tegenwoordig minder te verduren krijgt. Zou dat ten grondslag kunnen liggen aan de agressie die heerst? Omdat men bijvoorbeeld minder kan verdragen?

“Ik denk van wel, en daar ben ik medeschuldig aan, doordat we onze kinderen redelijk gepamperd hebben. Dat zei ik laatst nog tegen mijn zoon. Ik was thuis een van de acht kinderen, dus mijn ouders zijn echt nooit op mijn studentenkamertje geweest. Ik riep: ‘Dit tafeltje, gebruikt iemand dat nog?’. ‘Nee, neem maar mee,’ zei mijn moeder. Met nog twee oude stoelen erbij woonde ik niet veel later op een klein kamertje. Nu gaan ouders een weekend met hun uit huis gaande kind door de Ikea sjouwen en die kamer helemaal inrichten. Dat is een andere tijd.

“Toen ik tegen mijn vader zei dat ik cabaretier wilde worden, zei hij: moet je doen, maar word geen middelmatige. ‘Zorg dat een hoop mensen een hekel aan je hebben, want dan ben je grappig,’ zei hij. Als je er zo in staat, raak je niet zo snel van de kaart als blijkt dat mensen je niet zo geweldig vinden als jij jezelf vindt. Ik krijg in de kroeg weleens te horen: ‘Ik vind jou gewoon helemaal niet leuk’, en dan zeg ik: ‘Dat hoopte ik al. Als jij me toch leuk gaat vinden, dan stop ik ermee.’ Toen ik een slokje op had, voegde ik er ooit aan toe: ‘Heel veel van wat jij leuk vindt wil ik niet; ik zou bijvoorbeeld niet iets kunnen met jouw vrouw.’ Toen wilde die man vechten en moesten alle jongens ertussen springen. Maar ja, het is een andere tijd. Mijn ouders kwamen uit de oorlog en Nederland werd weer opgebouwd. Dan reageer je ook anders dan wanneer je in deze tijd een hockeyouder bent die zich over het minste of geringste druk maakt. ‘Hij duwde hem!’ Ja lul, dat hoort toch bij de sport, en bij het leven, dat je soms een duw krijgt. Een heleboel dingen horen bij het leven. Niet dat je in elkaar geramd wordt, maar wel dat je weleens een duwtje krijgt. Tegen mij wordt ook weleens gezegd: hé bolle, loop eens door.”

Bolle, mag dat nog wel?

“Nou, bij mij wel hoor. Dat zit toch vrij dicht bij de waarheid, zeker een aantal jaren geleden. En een beetje eelt op de ziel kan volgens mij geen kwaad.

“Het is alweer 28 jaar geleden toen ik een ouderavond op de school van mijn kinderen bezocht. Alle ouders zaten op zo’n klein kutstoeltje in de klas. Er kwam een voorstelrondje, dat duurde bijna een uur. Dag, ik ben Kees de Boer, ik ben de vader van Annemiek, Annemiek zit een klas hoger, en dan hadden we ook nog een zoon, maar die is na de scheiding met zijn moeder meegegaan, en dan heb ik nu uit het nieuwe huwelijk nog een kind in deze klas. Wat interesseert mij dat nou, dacht ik, maar de een na de ander hing zo’n eindeloos verhaal op. Toen was ik aan de beurt. ‘Mijn naam is Jari Litmanen,’ zei ik, ‘ik speel sinds een paar jaar bij Ajax.’ Iedereen moest lachen, behalve die meneer. ‘Ja hallo,’ riep hij, ‘vindt u het erg om even niet met uw vak bezig te zijn?!’ Ik zei: ‘Man, doe eens even rustig jij.’ Maar die vent zat er helemaal gespannen bij.

Het hoort bij het leven dat iemand een keer onredelijk boos op je wordt

“Later ging hij, ik zal het nooit vergeten, een heel verhaal houden over de zwemles. Hoe gaan ze naar de zwemles? Dat mag ik als ouder toch vragen? Gaan ze lopend of met een bus, en wie rijdt die bus dan? Uiteindelijk heb ik gezegd: ‘Zijn we klaar met de zwemles nu, of niet?’ ‘Ja, zie je,’ zei hij, ‘het kan jou niet schelen als je kind onder een auto loopt.’ Ik zeg: ‘Man, hou eens op, die juffen weten echt wel wat ze doen.’ Toen het eindelijk afgelopen was, liepen we de school uit en zag ik die man zo een donkere gang in lopen. ‘Hé, de uitgang is hier hoor,’ riep ik. Die man was dus nog nooit op de school van zijn kinderen geweest. Wij kwamen daar elke dag om ze te brengen of te halen. En hij zat de correcte ouder uit te hangen door dingen te roepen als: ‘Wie droogt ze af? Wie zijn erbij als die kinderen zich omkleden, want dan zijn ze toch kwetsbaar.’ Hou eens op man, denk ik dan. Ik heb toen ik jong was altijd zelf mijn zwembroek uitgetrokken, me afgedroogd en mijn pakkie aangedaan. Dan kun je later nog eens tegen een stootje.”

Als cabaretier bestudeer je toch een beetje de mens als diersoort. Wat denk jij dat er aan de hand is?

“Er is veel aan de hand in de wereld. Maar zelfs nu zitten mensen te klagen in een land waar werkelijk alles is. Ik was net nog even in de supermarkt: 28 soorten melk, 39 soorten yoghurt, de snoepafdeling is zeven gangen. De ovens in de crematoria moeten breder, want de mensen passen er niet meer in. De lijken zijn zo zwaar geworden dat de kraaien rugklachten hebben. Ik maak daar graag grappen over. En natuurlijk zit er dan een dikke in de zaal die denkt: nou nou nou, dat is ook kwetsend. Maar je bent toch zelf zo dik geworden, daar heb je alles aan gedaan.”

Mensen kunnen er vaak niet zo veel aan doen.

“Ja dat weet ik, het is ook allemaal zielig, dat is ook allemaal waar, maar er mag wel een grapje over gemaakt worden, en goed ook. Dat is de enige manier om er een beetje lucht in te blazen. Vijftien jaar geleden maakte ik in mijn voorstelling de grap: ‘We hebben nu een islamitische werkster. Als die binnenkomt, heeft ze de stofdoek al om.’ Toen waren er ook mensen die riepen: ‘Hoor je wat je zegt!’ Ja, dat hoor ik heel goed, ik zeg: ‘Ze heeft haar stofdoek al om.’ Dat is toch grappig! Haha. Ik vind het grappig, en de werkster vindt het trouwens ook grappig.”

Kan deze grap in jouw ogen nu nog steeds?

“Ja, ik denk dat ie nog steeds grappig is. Maar goed, ik begrijp heel goed dat er ook dingen veranderen, dat je bijvoorbeeld geen ‘neger’ meer moet zeggen, en dat is ook een goede zaak. Net zoals ik denk dat het goed is dat er meer vrouwen in bedrijven worden aangenomen, er meer vrouwen naar de top gaan. Ik werk daar zelf ook liever mee dan met al die verknipte mannetjes. Al denk ik dat vrouwen net zo slecht kunnen zijn. Kijk naar Khadija Arib. Ik had het met Hans, mijn manager, met wie ik veertig jaar werk, nog over het grensoverschrijdende gedrag van Arib. Hans zei dat hij zich minimaal vijf woede-uitbarstingen van mij nog heel goed kon herinneren, waarin ik trouwens wel volkomen gelijk had. ‘Zijn jullie godverdomme helemaal besodemieterd, dat je voor zo’n salaris, godverdomme man. Bappappap.’ Dan kan ik tekeergaan. Later zeg ik dan sorry, ook voor de manier waarop ik het zei, maar ik meen het nog wel.

“Ik ben ook weleens tegen een theater-directeur zo gigantisch tekeergegaan. Maar ook toen had ik zo verschrikkelijk gelijk. Ik speelde zes weken in dat theater en die man is zes weken geen avond geweest, behalve toen de burgemeester kwam. Dan denk ik: ja daag. Toen heb ik er wat van gezegd, en niet zachtzinnig. ‘Wat doe je hier? Waar word je voor betaald, man?’ riep ik. Hij sputterde tegen dat hij tijdens mijn voorstellingen wel in het gebouw was. Ik zei: ‘Nee, natuurlijk was je niet in het gebouw, je lag ergens een lekker wijf te neuken of zo, maar je was niet in het theater. Dan laat je je gezicht toch zien?’ Er zijn zoveel mensen die eerst jouw grens overschrijden, en zich – als jij dan kwaad wordt – gekwetst voelen door de manier waarop jij boos wordt. Natuurlijk is het bij sommige mensen zo onredelijk en zo structureel dat je moet ingrijpen, maar het hoort ook bij het leven dat iemand een keer onredelijk boos op je wordt, en dat is helemaal niet zo erg. Louis van Gaal wordt ook weleens boos in de rust, gok ik.

“Bovendien: zachte heelmeesters, stinkende wonden. Je kunt het allemaal wel gaan binnenhouden, maar dat is ook niet gezond. In Amerika roepen ze de hele dag: how are you? Daar word ik eerder nerveus van.” 

‘Op Twitter zitten heel veel randdebielen de hele dag hun gal op te tikken’

Voor jou verandert het dus allemaal weinig.

“Ik blijf doen wat ik doe. Mijn column wordt iedere zaterdag goed gelezen, mensen vinden het blijkbaar leuk dat ik de dingen op mijn manier opschrijf. En een deel wordt boos. Toen ik het liedje Flappie had omgesmolten tot Wappie, bij het televisieprogramma Even tot hier, kreeg ik zo veel mails. En die wappies zijn niet kort van stof, hè? Anderhalve kilometer mail kreeg ik binnen, met dan weer een link naar een website uit IJsland erbij, dan weer een uit Zuid-Korea, waar iemand verklaard had dat Saturnus binnenkort op ons hoofd dondert. En alles over Bill Gates. Die mensen hebben een tijd, man. Het is niet: je bent een lul, ondertekend, Jan de Boer; nee, dat gaat eindeloos door. Tja, ik reageer er allemaal niet op. Ik heb ook geen zin om de hele dag te denken: o, is er een groep die ik daarmee kwets? Soms is het ook de bedoeling dat ik die groep er een beetje mee kwets.”

Word je weleens zenuwachtig als je merkt dat je zelf een beetje aan de beurt bent, zoals met ‘pisnicht’?

“Nee joh.”

Hoe komt het dat het je allemaal niks doet?

“Dat komt deels doordat ik uit een groot gezin komt, deels omdat ik 68 ben, deels doordat ik mijn ouders kwijt ben, deels omdat ik kinderen heb. Daardoor sta ik anders in het leven. Dat soort tuttige details doen er niet meer toe. Laatst kwam er na de voorstelling een vrouw naar me toe die op een absurdistisch verhaal reageerde waarin mijn vrouw zei: ‘Je mag blijven als je je laat ombouwen.’ ‘Vreselijk!’ zei ze. ‘En dan zegt je vrouw ook nog: hij kan er wel af. Dat is zo erg. Daarmee zet je die groep zo te kakken. Ik vond het een vreselijke avond.’ Moet ik daarvan dan wakker liggen?

“Ik heb er juist vooral heel veel plezier om. Niet zo lang geleden kwam er na de voorstelling een vrouw naar me toe die vroeg: ‘Blijf je hier vannacht in een hotel slapen?’ Ik bleef inderdaad in een hotel, maar zei uit voorzorg: ‘Nee, ik ga zo naar huis.’ ‘O jammer,’ zei ze, ‘anders had je bij mij nog even wat kunnen drinken.’ Vervolgens trok ze aan mijn oor en fluisterde erin: ‘Er komt nog steeds muziek uit mijn doos.’ Dat vond ik zo’n fantastische tekst! Een paar dagen later kwam ik thuis en zei tegen Debby: ‘Komt er nog een beetje muziek uit je doos?’ Ik vond het zo grappig, maar dat ligt ook weer aan de context. Als je als corpsbal zegt: ‘Hé, komt er nog een beetje muziek uit je doos?’, dan ben je een lul. En deze vrouw zei het zelf. Ik had er trouwens meteen geen zin meer in, vrouwen die dat zeggen, hu.” 

In al die jaren zul je vast het een en ander aangeboden hebben gekregen; roem werkt erotiserend. Moet je sterk in je schoenen staan om daar niks mee te doen?

“In mijn geval valt dat mee, hoor. Ik weet echt wel wat mijn eigen aantrekkingskracht is. Er staat weleens ergens wat te trappelen, maar dat zijn meestal niet de vrouwen waar Youp van ’t Hek voor gaat. Je hebt net mijn vrouw gezien; die is vrij grappig, en leuk. Ik moet er wel op vooruitgaan, zeg maar.”

Je sluit je voorstellingen al jarenlang af met het liedje ‘Niemand weet hoe laat het is’, met de tekst: “Dus moeten we dansen en moeten we vrijen/ Moeten we lachen en drinken vol vuur (–) Leef toch je leven als je allerlaatste uur.” Heb je veel doodsangst?

“Die is er bij mij de ene keer wat meer dan de andere. Ik had hem vooral toen mijn kinderen klein waren, dat ik dacht: nu niet doodgaan. Maar tegenwoordig heb ik redelijk wat begrafenissen waar ik kan oefenen. Allerlei types piepen ertussenuit.”

Denk je dat je door al dat geoefen op een waardige manier dood zult kunnen gaan, of zie je jezelf net zo goed hysterisch worden als het moment daar is?

“Ik heb geen idee. De keren dat ik de dood in de ogen keek, bleef ik in ieder geval rustig. Net voor mijn hartoperatie was ik te ziek om bang te zijn. Ik dacht alleen maar: als er nu maar wat gebeurt, als er nu maar wat gebeurt. Met die corona was ik ook te ziek, waardoor alles langs me heen ging. Ik lag daar voor apegapen, toen een heel aardige verpleger zei: ‘We gaan u een extra infuusje geven.’ Op een gegeven moment vroeg ik aan die man: ‘Wanneer krijgt ik dat infuusje?’ ‘Dat heeft u al,’ zei hij. Bleek er al een of ander paardenmiddel in mijn arm gespoten te zijn. Het kon helpen, maar ook niet helpen, en bij mij hielp het wel. Twaalf uur later zat ik weer rechtop in bed en had ik weer de grootste bek van de hele kamer. Door die voorvallen heb ik wel gemerkt: doodgaan is helemaal niet zo moeilijk; als je doodgaat, ga je dood.”

Is die gelatenheid van je een overlevingsmechanisme?

“Ik ben over het algemeen redelijk hoopvol gestemd. Er wordt nu steeds over een armageddon gesproken, maar ik denk dan: dat gaan we elkaar toch niet aandoen? De mensen die op die knop kunnen drukken hebben ook kinderen en kleinkinderen. Daarom stap ik ook altijd vrij veilig in een vliegtuig, want de piloot heeft ook kinderen. Maar ja, het is nu wel paniek en er zit een kat behoorlijk in het nauw. Ach, het is zo’n rare wereld. Heb je Biden gezien die niet wist hoe hij van het podium af moest? Dat is dan de leider van het op twee na grootste land ter wereld.

Soms is het ook de bedoeling dat ik een groep een beetje kwets

“Maar toch blijf ik vrolijk. Kijk, er zijn duizenden redenen om zelfmoord te plegen. Je kan de hele dag zelfmoord plegen, en je kan het ook de hele dag niet doen. En dat is eigenlijk wat ik me heb voorgenomen: ik ga geen zelfmoord plegen. Maar iedereen die zelfmoord pleegt, snap ik wel, en die heeft ook wel gelijk. Het is zoals Céline schreef: het is sterven of liegen.”

Nog even en dan valt het doek in het theater voor je. Heb je dan het gevoel dat je iets hebt achtergelaten?

“Als ik stop, zullen er hopelijk een paar mensen zeggen: ‘Dat was een grappig mannetje.’ Ik heb geen enkele pretentie dat ik iets heb nagelaten of de wereld er mooier op heb gemaakt. Ik heb een aantal mensen een hele leuke avond bezorgd. En dat was ook een beetje mijn functie. Ik ben ook niet zwaar sentimenteel tijdens mijn afscheidstournee. Maar weet je, ik begon op mijn negentiende en ik vind dat ik op mijn zeventigste wel klaar ben. Er zijn ook mensen die zeggen: Ik ga door tot het gaatje, tot ik 93 ben. Dat is ook prima; iedereen moet het op zijn eigen manier doen. Ik zag Charles Aznavour op zijn 95ste en iedereen zei: knap hè? Ik zat in de zaal en dacht: Dat is wat ik niet wil. Ik zag iets vrij sneus. Zelfs het nummer She moest hij van de autocue aflezen. Ik heb heel duidelijk met mezelf afgesproken dat ik zo ver niet wil gaan.”

Altijd al?

“Nee. Maar sinds ik in de laatste tien jaar twee keer op apegapen heb gelegen en een aantal vrienden heb uitgezwaaid – de grond of de urn in – en jongens heb gezien die al een klein attackje hebben gehad, waarna hun gezicht een beetje is gaan hangen of hun knie is gaan slepen, denk ik: dat wil ik niet. Ik ga op het toneel niet met een knie slepen. Toon Hermans had die laatste show niet meer moeten doen!”

Dus je gaat er niet met een snik uit, als een nieuwslezer in zijn laatste uitzending?

“Ja, het is goed met je. Nee joh, ik ga gewoon. Dit was het. Je moet het allemaal niet te zwaar maken. Bakkers stoppen ook. En misschien schrijf ik nog een aantal boekjes, of misschien ook niet. Ik denk wel dat de allerlaatste keer dat ik de spullen in mijn koffer gooi na de voorstelling even een moment is.”

Hij loopt naar de kast en pakt er een schilderijtje uit. “Dit kreeg ik van een vriend; er staat een prachtig tekstje van Toon Hermans op. ‘De laatste avond stond hij daar/ In ’t felle witte licht/ Hij kreeg een daverend applaus/ Toen viel het voordoek dicht/ Hij staarde in de spiegel naar/ Zijn laatste witte kop/ Toen haalde hij de schmink eraf/ en sprak: het zit erop.’