Spring naar de content
bron: ton f. van dijk

Brand!

De vreselijke beelden van de oorlog in Oekraïne doen denken aan het volledig uitgebrande huis van journalist Ton F. van Dijk, nu twee jaar geleden. Met hem gaat het weer beter, maar de Oekraïense slachtoffers zijn niet verzekerd bij de Amersfoortse, en kunnen niet verder.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Ton F. van Dijk

Het huis op de foto doet in alles denken aan de beelden uit Oekraïne. Kapotgeschoten levens, zinloze verwoesting door een immorele oorlog, gevoerd door een president in groot isolement en zonder enige realiteitszin.

De vrouw op de foto doet in alles denken aan de vele burgers die midden in de nacht op de vlucht zijn voor meedogenloze bommenregens. Gehuld in een witte badjas houdt ze haar handen voor haar gezicht. We zien het verdriet dat we ook zien in het televisienieuws dat iedere dag weer als een woest stromende modderrivier op ons afkomt.

We voelen de onmacht van de oorlog en weten niet goed wat we moeten doen.

Toch zijn de foto’s waar ik het over heb niet gemaakt tijdens die oorlog, het huis op de foto is niet door bommen verwoest, de huilende vrouw in de witte badjas niet op de vlucht voor Poetins oorlogsmachine.

Gelukkig niet, zou ik haast zeggen. De twee foto’s zijn twee jaar geleden gemaakt, in de nacht van 4 juli 2020. Het verwoeste huis is ons huis, de bank die er nog in staat is onze bank. De vrouw in de badjas is Alice, mijn geliefde.

Zoals zo vaak had Alice die nacht voor het slapen gaan nog een warm bad genomen, terwijl ik in bed met m’n laptop op schoot nog even het laatste nieuws doornam. Een avond zoals alle avonden.

Toen we daarna in diepe slaap waren geraakt, werd die staat van zijn verstoord door een reeks geluiden die we niet konden plaatsen. Liepen er mensen naast het huis? Al snel dommelden we weer weg. De slaap won het van het gevaar. Maar niet lang.

Naast het huis vormde de auto een apocalyptische vuurbal

Vijf minuten later volgde een knal. Dit keer zat ik als eerste rechtop in m’n bed. Gedesoriënteerd, maar zeker van het onalledaagse dat bezig was zich te voltrekken. Ook Alice was nu klaarwakker. “Hoorde jij ook mensen lopen?” “Ja”, antwoordde ik. 

“Inbrekers?” vroeg Alice, die het bed uit stapte en naar de voorzijde van de slaapkamer liep en het gordijn voorzichtig aan de kant trok. “Ik zie niks.” Daarna liep ze naar de slaapkamerdeur om te kijken of er door het dakraam aan de zijkant van het huis iets te zien was. “Het regent,” zei ze. “Nee, het stormt…”

Ik schoot m’n bed uit, trok snel een boxer aan en liep naar het raam waar Alice de regen en storm zag, die zoveel onherkenbare geluiden produceerden. Ik keek naar het raam in het dak en zo naar het donker, dat oranje oplichtte in de nacht. Dit was geen regen. Wilde vlammen sloegen om het huis en stonden op het punt onze slaapkamer te veroveren.

Het huis brandde volledig uit. Puur geweld.
bron: ton f. van dijk

“Het huis van de buren staat in brand,” zei Alice nog. Maar het was ons huis. Alice pakte haar witte badjas, ik mijn telefoon en belde 112, terwijl ik tegen Alice schreeuwde: “Weg hier!”

Tegen de mevrouw van 112 schreeuwde ik ook zo hard ik kon. De vlammenzee greep om zich heen. “Jullie moeten nu komen, nu.” De zwarte rook vulde de slaapkamer waar we enkele minuten eerder nog in diepe slaap waren bevroren. 

Buiten stonden de buren voor het hek dat niet meer openging omdat de stroom was uitgevallen. Naast het huis vormde de auto een apocalyptische vuurbal. Bomen vlogen als de spreekwoordelijke luciferhoutjes in brand. Angstaanjagend geweld, dat je gezien, geroken, moet hebben om het te begrijpen. 

Buren haalden een ladder en zo klom ik over het hek. Op blote voeten stond ik, gehuld in een zwarte boxershort, op de weg en draaide me om. Het huis leek niet meer te redden. Alice liep in paniek heen en weer. Handen voor het gezicht, tranen in haar ogen. We stonden op het punt alles te verliezen wat we hadden. Zo voelde het.

De boeken van m’n moeder, die de herinnering aan haar in leven lieten. Het levensechte schaalmodel van een stoomwals, dat m’n vader voor zijn dood had gemaakt voor mijn zoon Max, zijn enige kleinzoon. Vier jaar was-ie er mee bezig geweest. En nu dus weg, kapot, verbrand. Foto’s, andere kleine dingen die het verhaal van je leven vertellen. Weg.

De vrouw in de badjas is Alice, mijn geliefde

Het huis brandde volledig uit. Puur geweld. In een blauwe overall van de brandweer werd ik samen met Alice naar een hotel gebracht. Om half vijf ’s nachts vroeg de receptionist om onze identiteitsbewijzen. Huilend hikte ik: “Die hebben we niet.” 

Die nacht hebben we niet geslapen en sindsdien vele nachten niet meer. Ieder geluidje is goed voor een nieuwe adrenaline-rush, waar komt het gevaar dit keer vandaan? Toch hadden wij geluk: we overleefden deze ‘aanslag’ en ondanks dat we niet weten wie het deed en waarom – er was mogelijk opzet in het spel – maakten we een plan voor een nieuw huis, een nieuw leven zonder al die tastbare herinneringen aan het vorige.

Met ons gaat het weer goed: we zijn getekend, maar optimistisch. Iedere dag denken we aan de mensen op televisie, die niet alleen hun huis kwijtraken, maar ook hun geliefden. Zij zijn niet verzekerd bij de Amersfoortse, kunnen niet verder. Ze leven overal in Europa in sporthallen, dorpshuizen en in de haast omgebouwde containers. 

Alice en ik voelen dit verdriet, maar echt begrijpen? Het moet verschrikkelijk zijn.