Spring naar de content
bron: anp

Kijken in de laatjes van Deelder

Een zilveren sigarettenkoker, een oud koekblik met drugsparafernalia, een klappertjespistool. Ari Deelder (1985) schreef een spullografie over haar vader Jules (1944-2019).

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Oswin Schneeweisz

Een bloemetjeshemd! Wat moest Jules Deelder nou met een bloemetjeshemd? Het overhemd, met kleurrijke gele en roze bloemetjes, prijkt op een van de eerste pagina’s van het boek dat Ari Deelder over haar vader schreef. Het is een verrassende binnenkomer, want zo kennen we Jules Deelder niet. Zeg Deelder en je ziet zwart. Een zwart strak pak, zwarte glimmende schoenen. Een zwart ‘slick back-brillantine-kapsel’ en zwarte nagellak. Maar het begon allemaal met dat bloemetjeshemd. De foto, een pagina later, vormt het stille bewijs. We zien een jonge Deelder in 1966. Staand achter drie microfoons draagt hij voor uit eigen werk. Dat baardje, die kop met ongekamd haar en ja, het bloemetjeshemd: dit is Deelder uncensored. Dit is 

Deelder de oerversie. Dit is het nog niet geperfectioneerde model van de man die zich, met behulp van een flinke pot brillantine en een voorraad vlinderbrillen, herschiep als dichter, jazzmuzikant, BN’er en nachtburgemeester van Rotterdam. 

Ari Deelder: “Ik ben geboren in 1985, dus ik ken mijn vader zoals iedereen hem kent: met die brillantine-look. Hij ging zijn haar zo dragen eind jaren zeventig, begin jaren tachtig, toen hij zich bevond in de periode van het door hem ‘ontdekte’ neonrealisme. De vaak zwarte pakken met vintage vlinderbrillen hoorden hier ook bij. Jules was van jongs af aan geïnteresseerd in kleding en stijl. In de jaren zestig en zeventig had hij meer een ‘dandy-stijl’: lang haar dat hij toupeerde, fluwelen jasjes tot op de knie, wijde broekspijpen, ruches aan zijn overhemd. Hij had natuurlijk weinig poen, dus struinde hij de markten af op zoek naar goeie spullen. Daar kocht hij ook het jasje dat hij droeg tijdens de opnames van VPRO-programma Hoepla en waarover Jimi Hendrix hem aansprak. Die wilde weten waar hij het vandaan had. 

“Toen de politie ook met lang haar mocht lopen, knipte Jules het af en veranderde hij langzaamaan van hippie-dandy naar jaren-veertig-neonrealist-gangsterstijl. Het is niet zo dat hij vanaf toen altijd alleen dezelfde zwarte pakken droeg. Hij had ook witte, beige, blauwe, grijze, geruite en gestreepte pakken. Bijvoorbeeld een prachtig mooi driedelig groen pak, een nachtblauw kostuum met een lang colbert tot boven de knie. Hij droeg dat niet enkel op het podium. 

“Zijn kledingstijl was geen act om op te vallen, maar zijn manier van kleden hielp natuurlijk wel bij zijn herkenbaarheid. Het was ook een beetje theatraal. Jules had zijn gedichten ook kunnen voordragen in slobbertrui en gescheurde spijkerbroek, maar daar voelde hij zich niet prettig bij. Hij haalde kracht uit hoe hij eruitzag. Zeker in het begin moest hij over zijn verlegenheid heen stappen op het podium. Dan functioneerde dat kostuum als een harnas. Hij vond het gewoon leuk om er goed uit te zien. Hij zei altijd: je moet je op je gemak voelen met wat je draagt. Het gaat erom dat je van buiten uitstraalt wat je van binnen voelt. 

“In zijn kast hangt ook een tof gouden smokingjasje van zijde, uit de periode dat hij enkel smokings droeg. Zelfs toen hij langskwam op een familieweekend ergens op de Veluwe. Het was Vaderdag en hij kreeg een grasmaaier. Stond hij gewoon daar in smoking het grasveld van de camping te maaien. Als hij de deur niet uit hoefde, kon hij ook de hele dag in zijn kamerjas lopen, maar soms ging hij zich dan om een uur of elf ’s avonds ineens toch mooi aankleden. Verschillende combinaties maakte hij dan met schoenen, hoeden en dassen. Precies de juiste kleur sokken bij een bepaalde bril. Daar kon hij echt op kicken, dat die twee dan bij elkaar pasten, ook al zag niemand het behalve hijzelf.”

Dood

De dood komt niet zelden met de grote schoonmaak. Ari deed wat alle nabestaanden doen. Ze doorzocht de lades van zijn bureau, keerde de kasten binnenstebuiten. Op de finale schoonmaakdag van het bestaan moet immers alles geordend worden, in wat nog van waarde is en wat niet. Zo wordt een mensenleven – in materieel opzicht in elk geval – teruggebracht tot de essentie: een paar spulletjes. Spulletjes waarvan je het niet over je hart kan krijgen om ze weg te doen, omdat ze persoonlijk iets betekenen. 

Zo kijkt er, terwijl ik deze woorden schrijf, pal naast mijn beeldscherm een houten mannetje uit Oostenrijk mee. Hij draagt een zwart hoedje op de kop, heeft een drankrode neus en draagt een traditioneel trachten jasje. Dat mannetje is afkomstig uit de nalatenschap van mijn onlangs overleden vader. Net zoals het mannetje/vrouwtje in een oud weerhuisje staat hij soms met zijn gezicht naar mij toe. Dan is de schrijver content. Zo niet, dan keert hij mij, ter inspiratie of lichte dwang, ook kritisch de rug toe. Mijn vader dus. 

Waarom verschijnt hij hier opeens? Omdat op dit punt twee verhalen elkaar raken. Dat van mijn vader (dichter en vertaler van onder meer Mulisch, Kouwenaar, Schierbeek en Vinkenoog) en dat van Jules. Terwijl ik mij deze dagen door bergen nagelaten manuscripten heen worstel, bedenk ik mij plotseling dat mijn vader en Jules Deelder lang geleden naar Düsseldorf afreisden voor een lezingenavond. Deelder schrijft erover in het verhaal Schöne Welt uit zijn bundel Hardgin. Daar voert hij ene Heinz Edelweiss ten tonele die ‘ooit in een vlaag van waanzin Bertus Swaanswijk in het Duitsch vertaalde’ en die op deze avond als tolk optrad. 

Het laat zich raden wie die Heinz Edelweiss was: mijn vader. En als ik het mij goed herinner werden die twee na dat reisje elkaars gezworen vijanden. Althans, zo voelde mijn vader dat. Hij deelde Deelders gevoel voor humor niet en had vermoedelijk ook te weinig relativeringsvermogen om Deelders botte nazi-grappen naar waarde te kunnen schatten. Met Deelderiaanse oneliners als ‘beter maf dan mof’ moest je bij mijn vader niet aankomen.

Jules Deelder omstreeks 1975. Bij de letter E wisten Ari en AMC  meteen om welk woord het moest gaan in ABCDeelder. De E van de egofoon.

Oorlog

De oorlog was een grote bron van inspiratie voor Jules. Ari: “Geboren in de hongerwinter van 1944 heeft hij zelf weinig van de oorlog meegekregen. Maar als kind hoorde hij zijn ooms en tantes, vaak met een borreltje op, herinneringen ophalen uit de oorlog. Het moet hebben geklonken als een groot avontuur dat Jules nét had gemist. Later kwamen natuurlijk de feiten over de verschrikkingen van de oorlog steeds meer naar buiten en werd ook voor Jules duidelijk dat de verhalen van vroeger niet het gehele verhaal vertelden. Ik denk dat hij dus als kind al gefascineerd raakte door deze periode. En Jules zijn interesses stopte niet bij Hitler, Duitsland en de Tweede Wereldoorlog. Zijn boekenkasten staan vol met naslagwerken over andere dictators en andere oorlogen. 

“Jules vond dat mensen over dit soort dingen moesten praten, discussiëren en ja soms zelfs lachen, omdat je met humor juist de pijnlijkste gespreksonderwerpen dragelijk kan maken. De verhalen over de oorlog en de periodes daarvoor en daarna moesten door alle mensen – niet enkel de geschiedkundigen – worden besproken en onderzocht, zodat ze in de juiste context konden worden geplaatst. Een oorlog en de mens zelf zijn niet enkel zwart-wit. Jules vond vooral het grijze gebied interessant en gebruikte dat in zijn werk. Hij vond dat het echte gevaar lag in het stilzwijgen en willen vergeten.”

Egofoon

Bij de letter E wisten Ari en AMC (Ari’s moeder en eeuwige verloofde van Jules) meteen om welk woord het moest gaan in ABCDeelder. De E van de egofoon. Een readymade object dat Jules maakte door het spreekgedeelte van een oude telefoon te plaatsen in een bakelieten doosje waar een gat in zat dat voor het spreekgedeelte leek te zijn gemaakt. Hij schreef er een ‘recept’ bij, zodat iedereen zijn eigen egofoon kon maken en daarin zijn hart kon uitstorten zonder onderbrekingen of tegenspreken van de ‘luisteraar’. 

Ari: “Zolang ik mij kan herinneren stond de egofoon ergens in zijn werkkamer of op zijn bureau. Toen we gingen verhuizen, heb ik de egofoon met dikke lagen bubbeltjesfolie ingepakt en samen met andere bijzondere objecten in een doos gestopt. Toen Jules in het ziekenhuis lag en ik aan hem vroeg of hij nog iets nodig had van thuis, kwam hij met de vraag over de egofoon. Die had hij namelijk uit de door mij ingepakte verhuisdoos gehaald en ergens anders opgeborgen. Maar waar? Sinds december 2019 zijn we op zoek naar dat ding. AMC heeft ondertussen al de hele opslag leeggeruimd, we hebben stapels dozen doorzocht, in koffertjes gekeken, maar tot op heden nog geen egofoon.”

Kutboek

“Eigenlijk is het een kutboek,” zegt Ari, “want dit boek had er helemaal niet moeten zijn. Dan had Jules nog geleefd.” De werkelijkheid is anders. Jules Deelder overleed op 19 december 2019. In dat jaar bracht een kleine uitgever ook een ongeautoriseerde biografie (De zin van het leven ben je zelf) op de markt. Daar werden ze in huize Deelder niet vrolijk van. Ari: “Jules wilde geen biografie. ‘En als het dan toch moet,’ zei hij, ‘dan doe je dat maar als ik dood ben en dan moet jij het schrijven. Dan blijft de poen tenminste in de familie.’” Dat boek, geschreven door dochter Ari, is nog niet af. Wanneer het wel komt? Ari: “Weet ik veel. Je vraagt iemand die zwanger is van haar eerste kind toch ook niet wanneer de tweede komt?”

Uitgeverij De Bezige Bij kwam met het voorstel om in aanloop naar de biografie alvast een voorproefje te publiceren. Ari: “Toen kwamen AMC en ik op het idee voor een ‘abecedarium’, geïnspireerd door de teruggevonden spullen en verzamelingen van Jules in onze zoektocht naar de egofoon. Het was de bedoeling dat dit een klein boekje zou worden, maar dat is een beetje uit de hand gelopen.” Het ABCDeelder is niet de alles omvattende encyclopedie van het Deelderiaanse rijk, maar het is ook geen ‘klein boekje’ geworden. 

Ari: “Ik heb van mijn vader geleerd dat je nooit zomaar moet schrijven om het schrijven. Er moet een noodzaak zijn. Ik zie dit ABC als een soort appendix, het wormvormig aanhangsel van die nog te komen biografie waarin de lezer een rondleiding krijgt door Deelders rariteitenkabinet. Met dit boek kunnen mensen toegeven aan hun stiekeme drang om in andermans laatjes te kijken of eventjes zonder schuldgevoel door de ramen naar binnen te gluren. Het doel is natuurlijk dat de mensen, jong en oud, het werk van Jules blijven lezen, want zolang hij gelezen wordt gaat hij nooit echt dood. Al besluit slechts een handjevol mensen door ABCDeelder om voor het eerst een gedicht of verhaal van Jules te lezen, dan ben ik content.”

De Bezige Bij

Ari kreeg van De Bezige Bij alle correspondentie van Jules aan de Bij. Ari: “Daar zitten ontzettend grappige brieven bij. Het is bijzonder om te lezen hoe Jules als beginnend dichter in 1966 toenmalig directeur Geert Lubberhuizen nog om bevestiging vraagt, en hoe hun relatie en communicatie over Jules zijn werk zich ontwikkelt. Ook mooi om te zien hoe de eerste netjes handgeschreven brieven van Jules door de jaren heen veranderen in op de schrijfmachine getypte berichten en eindigen met een aantal faxen. Om de blijdschap bij De Bezige Bij dat Jules een fax heeft aangeschaft, zodat ze hem nu eindelijk snel kunnen bereiken, moest ik hard lachen. 

“Een van de parels in de stapel correspondentie was toch wel de brief van Jules aan Geert waarin hij het opneemt voor de dichter Rien Vroegindeweij, die zijn bundel teruggestuurd had gekregen. Deze brief staat ook in het ABC. In onvervalst Deelderiaans maakte hij Lubberhuizen duidelijk dat hij het hier niet mee eens was. Jules deelt in de brief rake klappen uit over de ons-kent-onscultuur van de boekenwereld en schrijft dat men hoognodig eens buiten de stadsgrenzen van Amsterdam moet gaan kijken, omdat daar ook talent rondloopt. Zijn teleurstellingen over de inzet van De Bezige Bij wat zijn eigen werkzaamheden betreft worden ook genoemd. Dit alles had tot een vervelende en een 

pijnlijke brief kunnen leiden, maar Jules wist de serieuze punten af te wisselen met humor en woordgrappen, waardoor je hem als lezer eigenlijk alleen maar lachend gelijk kan geven. Wat De Bezige Bij overigens ook gedaan heeft, want die bundel van Vroegindeweij hebben ze later alsnog uitgegeven. 

Zo was hij ook, zegt Ari: “Als hij ergens in geloofde of vertrouwen had in iemands talent, ging hij door het vuur. Hij was daarbij, denk ik, vooral trouw aan zichzelf. Als hij had besloten dat de gedichten van Rien Vroegindeweij goed zijn, dan kon niemand hem ervan overtuigen dat dat niet zo was. Zo dacht hij ook over zijn eigen werk. Als hij een gedicht van hemzelf niet goed vond, dan kon iedereen zeggen dat het wel goed was, maar hij bleef bij zijn mening. Het maakte hem geen reet uit wat de rest vond.”

Ari Deelder: ‘Ik droom nog vaak van hem. Dat-ie er ineens weer is, maar dat ik weet dat-ie ook weer weggaat.’

Woke

“Ik denk dat Jules zich de tering zou hebben gelachen over de huidige woke-discussie. Dat gezeik van mensen dat ze niet meer zouden mogen zeggen wat ze willen zeggen. O nee, wie verbiedt hun dan iets? Staat de politie voor de deur? Worden ze aangeklaagd en veroordeeld zoals Lenny Bruce? Nee! Artiesten, beroemdheden, sterren en bedrijven et cetera zullen eraan moeten wennen dat door sociale media mensen veel makkelijker en sneller hun mening kunnen ventileren over alles wat ze te zien krijgen via diezelfde sociale media. 

“Vroeger vonden ook veel mensen iets niet leuk, je hoorde er alleen niks of minder over, omdat niet iedereen zin had om een klaagbrief naar de krant te schrijven. Nu kan iedereen in een scheet een bericht schrijven dat veel meer mensen te zien krijgen en waar weer veel meer mensen op reageren.

“Het internet veranderde de wereld op veel punten positief en op veel punten negatief. Daar moeten we aan wennen. Jules had trouwens een hekel aan het ‘internep’. Hij zei ooit: de mensen komen door die computers niet meer buiten. En op straat, daar gebeurt het. Daar moet je wezen!”

Opgebrand

Stel dat hij morgen plotsklaps de kamer binnen komt wandelen. Wat zou hij zeggen? Ari: “Dat zou leuk zijn hè. Dan zou hij keihard ‘tataaaa’ roepen en zeggen: ‘Dat had je niet gedacht hè?’ Ik droom nog vaak van hem. Dat-ie er ineens weer is, maar dat ik weet dat-ie ook weer weggaat. Dan wil ik als een babyaapje aan hem vast hangen om geen seconde van hem te missen.

“Je hebt als iemand doodgaat denk ik altijd wel een moment van: shit, ik heb dit of dat niet besproken! Ik weet dat ik na zijn dood naar zijn platenkast keek en paniek voelde, omdat ik niet wist waar de A stond. Gelukkig hadden Jules en ik de belangrijke dingen allemaal wel gezegd en besproken toen de dood nog niet op de loer lag. Jules en ik waren de laatste jaren ook goede vrienden geworden en praten was nooit een probleem voor ons. Ik heb nooit het idee gehad dat ik dingen niet tegen hem kon zeggen of aan hem kon vragen en volgens mij was dat andersom ook niet het geval. 

“De laatste dag hebben Jules, AMC en ik nog heel hard gelachen. Toen Herman Brood doodging, sprak hij de tekst uit: je kunt beter opbranden dan uitdoven. Jules was niet bang voor de dood en het leek hem dan ook veel erger om langzaamaan af te takelen en na een lang ziekbed alsnog te sterven dan in één keer pats! Over. Opgebrand. Dus ik zie het als een troost dat hij ook zo snel, zonder angst, terwijl Charlie Parker op zijn sax blies, is gegaan. Zo zou ik het later ook wel willen.”  

Ari Deelder
ABCDeelder
De Bezige Bij
€22,99
Verschijnt op 30 juni