Spring naar de content
bron: anp

De zaak-Mai (deel 1)

Jan Kuitenbrouwer over de ophef rond zijn oude uitgever Mai Spijkers. ‘Wat de schrijfster van dit j’accuse doet, is uiterst laf.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Kuitenbrouwer

Wat mij het sterkst trof in het stuk van Ronit Palache over Mai Spijkers is de bangelijkheid van de hedendaagse cultuurwerknemer. De Prometheus-medewerker durft tijdens een personeelsuitstapje de baas niet te verslaan bij een spelletje, omdat die anders knorrig wordt. Hij/zij durft zich niet openlijk te beklagen over de slechte kwaliteit koffie die de zaak verstrekt, en stelt verdekt een zelfbetaald koffiemachientje op. Palache zelf laat zich ook van alles aanleunen waarvan ik me nauwelijks kan voorstellen dat je dat pikt, ook al ben je maar een inwisselbare juniorbediende.

Toen mijn generatie de arbeidsmarkt betrad, lagen de verhoudingen een beetje anders. Jonge afgestudeerden stonden niet echt in de rij bij de gevestigde mediabedrijven. Het was eerder andersom. Er was een culturele omwenteling gaande, kranten, tijdschriften, omroepen wilden niets liever dan jonge mensen aan boord nemen om greep op de tijdgeest te krijgen. Maar jonge mensen konden ook een jaartje gaan reizen, daarna misschien nog een tweede studie doen, desnoods een derde, en anders misschien hun eigen blad of krant of omroep beginnen? Dus je moest als werkgever wel iets te bieden hebben.

De dominees van de V.P.R.O. (toen nog met hoofdletters en puntjes) haalden het halve Amsterdamse studentendispuut Baart in huis en gaven ze de sleutels. Ik reconstrueerde die paleisrevolutie ooit voor de Haagse Post. Bij dat blad gebeurde ongeveer hetzelfde. Ook het middelbare echtpaar Sylvia Brandt Buys en G.B.J. Hiltermann rolde de loper uit voor de nieuwe generatie en gaven jong talent gezichtsbepalende posities. Die lichting zette vervolgens weer de deur open voor after-boomers als ik. In 1976, ik liep stage bij de V.P.R.O., bood Rogier Proper mij het redacteurschap aan van ‘Het Wereldje’, de achterpagina van het toen oppermachtige Vrij Nederland, met nieuwtjes en achterklap uit het media- en cultuurcircuit. Ik was in principe wel bereid om een vaste baan in de ‘beroepspraktijk’ in overweging te nemen, maar gossip en faits divers, kon het niet wat… gewichtiger? Het klinkt onuitstaanbaar arrogant nu, ik weet het, maar zo waren de verhoudingen. (En een betere baan, een nóg betere, liet niet lang op zich wachten.)

Mai Spijkers mag er dan een kwestieuze ethiek op na houden, op de onkreukbaarheid van deze oud-medewerkster zou ik ook geen hypotheek afsluiten. Vertelt zij ons wel het volledige verhaal?

Dat het bij iemand van die generatie zou zijn opgekomen om de baas tijdens een personeelsuitje te laten winnen met een spelletje, kan ik me niet voorstellen. (Of het moest uit liefheid geweest zijn). Heimelijk geld inzamelen voor een eigen koffieapparaat omdat de bedrijfskoffie niet bevalt? Ben je gek, op naar de baas! Actie! Geen directe concessie? Staken! Oké, dat laatste gebeurde nu ook weer niet zó vaak, maar vaker dan tegenwoordig, terwijl de protestgeneratie toch meestal vrij snel kreeg wat zij vroeg. Inspraak, medezeggenschap, een redactiestatuut, CAO, prijscompensatie: het hoorde er allemaal bij. De banen, de lezers, de groei, het greep allemaal mooi in elkaar.

Wat zegt het over een generatie als zij denken dat een paar jaar dwangarbeid in zoutmijn Prometheus het onontkoombare offer is voor een toekomst in de boekenwereld? En die dat corvee ook braaf doorstaan omdat het daarna hopelijk leuker wordt, bij een andere uitgeverij, waar ze wat aardiger met elkaar omgaan? En waar je niet zo gauw aan de dijk gezet wordt wegens onbekwaamheid, maar bijvoorbeeld omdat er te veel mensen werken in verhouding tot de verkoopcijfers? En waar vanuit de concerntop elk moment een nieuwe vestzakvisionair gedropt kan worden, die het allemaal helemaal anders gaat doen omdat hij ‘gelukkig geen verstand van boeken heeft’ of iets dergelijks?

Het verschil: een technologische revolutie – het spook van de ‘ontlezing’ – die van de boekenmarkt een slagveld maakte – en een sociaaleconomische revolutie – het welbekende neoliberalisme – die met de arbeidsmarkt ongeveer hetzelfde deed. Achter de voordeur van een literaire uitgeverij omarmen die twee trends elkaar. Veel arbeidsvreugde gewenst. Om in een dergelijke omgeving je zelfbeeld intact te houden vereist een niet al te dunne huid en wat ruggengraat. Ronit Palache toont geen van beide.

Tussen 1988 en 1996 heb ik vijf boeken met Mai Spijkers gemaakt en uitgegeven. Ook ik ging weg bij Prometheus vanwege zijn ‘leiderschapsstijl’. Niet lang na mijn vertrek werd een Liber Amicorum voor hem samengesteld, op het verzoek om een bijdrage ben ik niet ingegaan. Ik heb geen behoefte om hem af te vallen, noch het voor hem op te nemen. Dat is meer iets voor mensen die Mai en zijn modus trouw bleven. Zijn auteurs, bijvoorbeeld. Waar zijn ze?

Was er wellicht sprake van een verhouding? Dat zou een heel ander licht werpen op haar relaas. Is dit eígenlijk een kiss and tell?

Maar wat de schrijfster van dit j’accuse nu doet, is uiterst laf. Negen jaar werkte zij voor Spijkers, in een belangrijke functie. Nu is zij zogenaamd ‘geïnteresseerd geraakt in de dynamiek van macht en afhankelijkheid in de werksfeer’ en heeft zij een quasi-gewichtig ‘essay’ geschreven over haar tijd bij Prometheus, als een slager die zich verkleedt als chirurg. Waarom was het nodig om daarbij allerlei details te vermelden die niets wezenlijks toevoegen, maar wel elke twijfel wegnemen over wie dit precies gaat? Mai Spijkers mag er dan een kwestieuze ethiek op na houden, op de integriteit van deze oud-medewerkster zou ik ook geen hypotheek afsluiten. Vertelt zij ons wel het volledige verhaal? Die niet werkgerelateerde tête-à-têtes die zij beschrijft, waar eindigden die? Is dit eígenlijk een kiss and tell? Dat zou een heel ander licht werpen op de zaak.

Persoonlijk had ik Palaches verhaal interessanter én geloofwaardiger gevonden als zij het juist volledig geabstraheerd en teruggebracht had tot zijn essentie, opdat wij niet afgeleid zouden worden door de sensatie van de literaire whodunnit. Tenslotte is dit een verschijnsel dat zich overal voordoet, op allerlei niveaus, in allerlei organisaties. Waar gaat het deze auteur om, het afreageren van een persoonlijke krenking, of de strijd tegen een misstand? Het voor het voetlicht brengen van een maatschappelijk thema of het onder de bus gooien van een vijand? En wat beweegt de Volkskrant in deze,? Iets blootleggen in de samenleving of een erectie in de losse verkoop? Palaches pseudodiscrete aanpak stelde de Volkskrant in staat in een flankerend stuk alsnog de bijbehorende namen en rugnummers te geven. Het resultaat is een zeldzaam staaltje journalistieke schijnheiligheid: Palache ‘noemt geen namen’, de Volkskrant initieert niets maar speelt slechts voor explicateur. De een heeft een boog zonder pijl, de ander een pijl zonder boog. En toch vloeit er bloed.

Ik bewaar goede en slechte herinneringen aan de tijd dat Spijkers mij uitgaf. Maar tot zover, volgende week verder.