Spring naar de content
bron: wim oskam/anp

Het kan nóg schraler in de bajes

Alleen Nederland kent een onafhankelijke krant voor gedetineerden: Bonjo. Nu dreigt de gelijknamige organisatie die de krant uitbrengt de subsidie van het ministerie te verliezen. Daarmee komt ook haar positie als vakbond en kennisorganisatie in gevaar. ‘De houding is: maak het maar extra onprettig voor gedetineerden.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Mark Schalekamp

De vorige directeur diende zo’n tien jaar geleden maar kort, want die liep in een geleend pilotenpak op een vliegveld in de Dominicaanse Republiek, waar hij werd opgepakt met duizend kilo coke. Hij werd veroordeeld tot 22 jaar gevangenisstraf en behoorde ineens tot doelgroep van de organisatie die hij zou gaan leiden: Bonjo zet zich in voor gedetineerden. (De naam is een afkorting van Belangenoverleg niet-justitiegebonden organisaties – red.)

“We zijn een hele andere organisatie nu,” benadrukt huidig directeur Jaap Brandligt, beducht dat dit incident te veel kleeft aan zijn club. Een serieuze club, met een kantoor bemand door drie ex-gedetineerden, met een bestuur. En met een krant, die niet alleen wordt verspreid binnen de penitentiaire instellingen, de PI’s, maar ook naar ambtenaren, journalisten, wetenschappers en advocaten gaat. 

Tien edities per jaar, veertig pagina’s actualiteiten op het gebied van detentie, bijvoorbeeld over een experiment met kortere straffen. Maar ook met columns. Een receptenpagina, een kruiswoordpuzzel. Met lezerspost. Contactadvertenties (‘Leuke spontane man van net 34 jaar donkerblond haar bruine ogen 2.03 lang zoekt via deze weg schrijf contacten’), want internet is voor gedetineerden beperkt tot pagina’s waar je wat aan hebt wanneer je weer vrij bent, zoals de site van het UWV of over huisvesting. Dus geen Parship of Tinder. 

Gewone advertenties staan ook in Bonjo en veel ook, afkomstig uit maar één sector: de strafrechtadvocatuur. ‘Kom je er niet uit? Bel dan ons’ of iets dergelijks staat er dan boven een kantoorfoto met opvallend vaak jonge blonde advocates, die soms zelfs Papiaments en Arabisch spreken. Tja, ook hier speelt de afwezigheid van internet een rol: hoe bereik je anders je clientèle die bijstand zoekt voor hoger beroep of een klacht? 

Een goed gemaakt blad, dat valt ook op. Niet zo gek als je weet wie de hoofdredacteur is: Paul Grijpma was vanaf de jaren zeventig journalist bij Het Parool en Elsevier, landelijk bekend dankzij de twaalf jaar dat hij – een bepaald niet bescheten – verslaggever was van het NOS Journaal. “Onze krant is uniek in de wereld. Geen land heeft een onafhankelijk blad in de bajes. We maken hem ook serieus, we doen net alsof het de NRC of de Volkskrant is: je artikel komt er niet zomaar in.” 

Een rondje bellen levert alleen maar lofzang op. Zo zegt topadvocaat Peter Plasman: “Heel goed dat het bestaat, erg nuttig en leerzaam voor gedetineerden, omdat het zo geschreven is dat het ook leesbaar is voor de juridische leek.” Misdaadjournalist John van den Heuvel is trouw lezer en weet dat Bonjo gretig aftrek vindt in de gevangenis. 

Ik schreef laatst een stuk over de moord op Willem van Oranje. Mensen schrikken als ze horen wat er met Balthasar Gerards gebeurd is

Toine Bakermans, bestuurslid Bonjo

Waar Toine Bakermans twaalf jaar zat wegens een aantal bankroven. “Ik kwam vrij in 2005; Bonjo was er toen nog niet.” Tegenwoordig werkt hij bij Stichting De Nieuwe Kans, een Rotterdamse instantie die jongeren op weg helpt nadat ze in problemen zijn gekomen. “Die zijn uitgevallen op school, of hebben in de gevangenis gezeten,” zegt Bakermans. Ook hij is bestuurslid van Bonjo. En schrijft voor het blad. “Laatst nog een stuk over de moord op Willem van Oranje. Mensen schrikken als ze horen wat er met Balthasar Gerards gebeurd is.” De jongens met wie hij werkt, kennen Bonjo. “‘O, die kregen we in de bak ook.’ Ze zijn er nieuwsgierig naar, het verbindt.”

Doodzonde als het niet kan voortbestaan, is de teneur. Want dat is het geval: die advocatenadvertenties zullen best wat opbrengen, maar dekken niet de totale kosten. Daarvoor is Bonjo afhankelijk van een jaarlijkse subsidie van het ministerie van Justitie en Veiligheid van ongeveer 200.000 euro. En die valt per volgend jaar weg. “Ze hebben geen zin in ons, we zijn te lastig,” zegt directeur Brandligt. 

Nee hoor, helemaal niet, zegt het ministerie via een woordvoerder. “We hebben een pot van in totaal vier miljoen beschikbaar voor organisaties die zich bezighouden met de re-integratie van gedetineerden. En die willen we eerlijk verdelen.” Eerlijk vindt het ministerie om te kijken naar het aantal vrijwilligers dat ingezet wordt. Het was anders: de zogenaamde Grote Vier, Humanitas, Exodus, Gevangenenzorg Nederland en Bonjo, de partijen waarmee de overheid overlegde over detentiezaken, kregen jaarlijks een vast bedrag. Het ministerie wil dat alle organisaties, ook die Grote Vier, volgend jaar hun tijdsbesteding gaan vastleggen, dat vrijwilligers uren moeten gaan schrijven, om aan het einde van het jaar te bekijken of de nieuwe verdeelsleutel goed is. Het punt is dat Bonjo anders is ingericht: het heeft zelf geen vrijwilligers, de zestig verenigingen die zijn aangesloten bij Bonjo wel. Tja, zegt het ministerie, dat is onhandig voor Bonjo, ze zouden kunnen kijken of dat anders te organiseren is. 

“Dat kan helemaal niet,” briest Brandligt, een strijdbare Amsterdamse socioloog met roots in de sixties. Praktisch niet omdat je die structuur niet zomaar kunt aanpassen, maar vooral omdat onder de Bonjo-paraplu veel meer gebeurt dan het bezoeken van gedetineerden door vrijwilligers. “We zijn een soort vakbond voor gedetineerden. Als ze vragen of klachten hebben over hun detentie, kunnen ze ons gratis bellen met een 0800-nummer.” Brandligt heeft vandaag beldienst, al tijdens ons gesprek moet hij twee keer weglopen wegens een ringelende Nokia. “Gevalletje in de PI van Grave.” Bonjo neemt bij klachten contact op met de PI en bericht er vervolgens over in het blad. “‘Naam bekend bij de redactie’ staat er dan,” vertelt Grijpma, want wanneer de klacht in de krant komt, betekende het praten met de pers en dat mocht niet, dat komt je te staan op repercussies. “Maar de beller vertrouwt ons.” 

Bonjo

“Bovenal is Bonjo een kennisorganisatie,” vervolgt Brandligt. “We staan in nauw contact met de GGD en verschillende universiteiten, we dragen innovatie aan. Vanuit de wetenschap willen we de brug slaan naar het volk en politici, opdat detentie beter wordt, en gedetineerden beter in de samenleving terechtkomen wanneer ze hun straf hebben uitgezeten.”

Peter van der Laan is zo’n wetenschapper die met Bonjo te maken had: als hoogleraar reclassering aan de VU deed hij langdurig onderzoek naar de bedoelde en onbedoelde gevolgen van detentie. Hem verbaast de gang van zaken niet: “Het beleid ten aanzien van delinquenten is politiek sterk ingegeven door de harde hand. Minister Dekker hield niet op te benadrukken dat straf straf is. Daarbij hoort op de blaren zitten. Dan kun je verwachten dat het ook wel minder kan ten aanzien van de voorzieningen daaromheen – ik zie al tien jaar versobering.” Plasman beaamt het. “Het mag allemaal minder kosten, met de houding van ‘maak het maar extra onprettig voor de gedetineerden’. Vroeger was straf echt gericht op resocialisatie, dat je een gedetineerde een beetje op weg helpt, zodat die niet plompverloren weer in de maatschappij wordt gedropt. Vrijheidsbeneming was de straf, het hoefde niet binnen ook nog eens heel streng te zijn.” 

Het is zeker niet een soort vakantiepark, die gevangenis, zoals Van den Heuvel ‘politici of zogenaamde deskundigen hoort beweren’. Nee, je ligt meestal niet in je eentje in een cel, soms zelfs met drie of vier. Door een behoorlijk tekort aan PIW’ers, bewaarders, kan er minder tijd aan recreatie worden besteed en zit je vaak vijftien uur per dag in je hok. Je mag een paar keer per week douchen, maar niet iedereen heeft een douche in de cel, wel een wasbak. Ja, je krijgt te eten, maar de kwaliteit is niet best, het wordt vaak weggegooid. Het ministerie heeft gereageerd en per juni komt er een andere cateraar. 

In buitenlanden, in België bijvoorbeeld, kun je meerdere keren per week bezoek zien, want de band met familie moet intact blijven, dat is belangrijk voor de terugkeer. Hier maar één keer, soms op onhandige tijden. Om tv te kunnen kijken en je kleren te wassen moet je betalen, net als voor je sigaretten. Die koop je in de gevangeniswinkel met geld dat je kunt verdienen door te werken in de gevangenis. Ongeveer een euro per uur is het loon en je werkt maximaal twintig uur, tenzij je dubbele diensten draait (en een pakje Marlboro is in de gevangenis niet goedkoper dan daarbuiten, dus ga maar na). In Duitsland verdien je meer, daar kun je sparen. Geld van je familie? Moeten ze het wel hebben, en jou nog willen zien. In de praktijk komt een gedetineerde voor dat bedrag zijn stapelbed niet uit, weet Bakermans. 

Advocaat Plasman heeft veel zaken “min of meer geruisloos ingrijpend zien veranderen. Vooral ten aanzien van voorlopige invrijheidstelling, de VI.” Tot voor kort konden gevangenen na twee derde van hun straf te hebben uitgezeten naar buiten, bij goed gedrag. Nu is dat alleen de laatste twee jaar. Plasman maakt het sommetje: “Iemand die voor 30 jaar veroordeeld is, kwam vroeger na 20 jaar vrij, nu pas na 28 jaar.” De voorwaarden voor VI zijn ook strenger: die wordt tegenwoordig veel sneller teruggedraaid als er een foutje gemaakt wordt.

De strafmaat is hoog. “Rechters raken gewend aan zware straffen, geven die makkelijker, met name door de terrorisme- en daarna de vele liquidatiezaken.” Nederland loopt allang niet meer achter op ons omringende landen. “Integendeel,” zegt John van den Heuvel, “er is nog nooit zoveel levenslang uitgesproken als de laatste vijf jaar.” 

Als je niets aan resocialisatie hebt gedaan, als je ze slecht hebt behandeld, is de kans groter dat ze recidiveren

John van den Heuvel, misdaadverslaggever

Het zou zelfs het strengste binnen de EU zijn. “Zo moet je het niet zien,” stelt het ministerie van Justitie en Veiligheid via de woordvoerder. “Je kan het hebben over strenger, maar doel van de straf is voor een deel boetedoen en voor een deel lering trekken. Als het gaat over die voorlopige invrijheidstelling: verlof heeft als doel om mensen goed te laten terugkeren in de samenleving. En hoe dat verlof is ingedeeld is nu minder vrijblijvend.” 

Tja, woordvoerders en hun newspeak. Het ministerie en de rechtspraak zitten niet echt op één lijn, constateert Brandligt, en noemt het voorbeeld geven van een – al dan niet terechte – schop aan een opsporingsambtenaar. “Daarvoor moet je nu altijd de gevangenis in, volgens de wet. Maar wat doen rechters? Die vinden dat ook onzin, dus die geven één dag cel en omdat je die meestal al in voorarrest hebt gehad, kun je meteen naar buiten.” Waarover de rechtse Tweede Kamer dan weer klaagt, die vindt dat de rechters mee moeten gaan in strengheid. 

En die strengheid komt doordat de politiek de oren laat hangen naar het volk. Dat zou het anders niet pikken. Klopt niet, weet emeritus hoogleraar Van der Laan. Hij komt met een opmerkelijk verhaal. “Met grote regelmaat wordt onderzoek gedaan, dan wordt burgers gevraagd op de stoel van de rechter te gaan zitten. Die krijgen een echte zaak voorgelegd. En uitgelegd onder welke omstandigheden de misdaad gepleegd is, wat de achtergrond is van de dader, maar ook over de gevolgen van de straffen voor de samenleving. Burgers moeten dan een passende sanctie kiezen, en dat is steevast een taakstraf in plaats van vrijheidsbeneming. Want, zo redeneert men, gevangenisstraf is een kostbare aangelegenheid, dus als de kans op herhaling beperkt is, gaan we daarvoor. Dat verschilt overigens per bevolkingsgroep: jongeren zijn streng, vrouwen toleranter dan mannen.”

Hier komt kennisorganisatie Bonjo om de hoek kijken: het probeert de politiek te laten beslissen op grond van wetenschap in plaats van onderbuik. Met de krant, maar ook door betrokkenheid bij een project voor kleinere gevangenissen, in de buurt in plaats van aan het eind van een industrieterrein. In Geuzenveld in Amsterdam bijvoorbeeld. Ook bepleit Bonjo het afschaffen van gevangenisstraffen korter dan zes maanden. 

Soft? “Nee hoor,” zegt directeur Brandligt. “Gedetineerden kunnen op deze manier naar school of hun werk blijven gaan. Moeten zich ’s avonds en in het weekend melden, gaan dan de cel in. Of blijven helemaal thuis, met enkelbanden. Het beperkt de detentieschade: verlies van huis, baan en sociale relaties.” 

Plasman, Van den Heuvel, Van der Laan en Bonjo zijn het eens: goede resocialisatie is enorm belangrijk. “Bijna iedereen komt op enig moment vrij, ook degenen die levenslang hebben,” zegt Van den Heuvel. “En als je niets aan resocialisatie hebt gedaan, als je ze slecht hebt behandeld, is de kans groter dat ze recidiveren. Al die jonge gasten die nu tot levenslang veroordeeld worden in bijvoorbeeld het Marengo-proces, denk je dat die lijdzaam in hun cel afwachten tot de deur openzwaait? Een beetje humaan regime helpt te voorkomen dat ze straks wandelende tijdbommen zijn.” 

Het Nederlandse gevangenisbeleid was volgens de misdaadjournalist heel lang een voorbeeld voor de rest van de wereld: men kwam hier kijken om er lering uit te trekken. “Maar dat is allang niet meer het geval. En da’s jammer.” En als Bonjo dan ook verdwijnt? Hoe moeten die gedetineerden dan aan een date komen?