Spring naar de content
bron: matthias giesen

Horendol

Het zoete buitenleven van de zomer gaat ook gepaard met meer lawaai van tuinfeestjes, barbecues en festivals. Waar de een zelden ergens last van heeft, kan een ander letterlijk ziek worden van bepaalde geluiden. ‘Er worden moorden gepleegd vanwege geluidsoverlast.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bert Nijmeijer

“Wees kalm te midden van het lawaai en de haast, en bedenk welk een vrede er in stilte kan heersen.” (Desiderata, Max Ehrmann, 1927). Maar ja: de buren. De gesprekjes aan de andere kant van de schutting, ongeveer dezelfde als die van ons aan onze kant. Schuurmachines, de akoestische kiespijn van de zomer. Het intrillen van damwanden. Brommers. Muziek. Liftmuziek. Muziek in winkels. Muziek terwijl u werkt, terwijl u wacht. Muziek waar u niet op zit te wachten. De radio, de tv, Twitter. Mattie, Wietze. De talkshows, dat ze altijd doorpraten. 

Kalm wezen? Gek word je ervan. Het lawaai is overal, de hele tijd. De soundtrack van een mensenleven bestaat vooral uit ruis. In de zomer, als we de warmte vieren met festivals en barbecue, gaat het volume nog een tandje hoger. Of lijkt dat maar zo? 

“In Nederland zijn het wegverkeer en de buren de belangrijkste bronnen van geluidshinder,” zegt Fred Woudenberg, hoofd van de afdeling leefomgeving van de GGD in Amsterdam en hoofdredacteur van het blad Geluid. “Die dingen zijn niet heel erg seizoensgebonden. In de zomer is er wel meer zwerflawaai van niet aan een vaste plek gebonden tuinfeestjes, barbecues en evenementen.”

Wat doet al dat kabaal met mensen? Veel, vertelt Woudenberg in kranten en televisieprogramma’s als Nieuwsuur en Pointer. Geluidsoverlast leidt tot stress, slaapgebrek en hart- en vaatziekten. Naar schatting van Woudenberg zijn er in Nederland jaarlijks tientallen tot een paar honderd mensen die letterlijk niet meer tegen het lawaai kunnen en aan de gevolgen ervan overlijden. 

In Nederland zijn er jaarlijks tientallen tot een paar honderd mensen die letterlijk niet meer tegen het lawaai kunnen en aan de gevolgen ervan overlijden

Tien tot vijftien procent van de bevolking heeft de pech ‘geluidsgevoelig’ te zijn, zegt Woudenberg. Het doet me meteen denken aan mijn huisgenoot, die ‘wakker wordt van een vallend blad’. Lawaairesistente mensen komen vast ook voor. Ik denk aan de jongen die voor de woningbouwvereniging met een loeiende hogedrukreiniger de groene aanslag van de tegels komt spuiten. Daar moet je misschien het type voor zijn, dat je daartegen kunt. Zoals je mensen hebt die goed tegen free jazz kunnen. 

De overlast zit sterk in the eye of the beholder, of in dit geval diens ear. “Geluidshinder is geen objectieve ervaring. Iemand op nummer 13 wordt ernstig gehinderd door een brommer. De buurman op nummer 15 heeft nergens last van. Dan zeggen mensen: nummer 13 stelt zich aan. Maar dat hoeft niet. De mate waarin iemand overlast ervaart, hangt van de persoon af. Als een astmapatiënt last heeft van luchtverontreiniging, zegt niemand: die stelt zich aan. 

“Er is een verschil tussen waar mensen over klagen en waar ze last van hebben.” Mensen klagen vooral als ze denken dat het zin heeft. De topdrie van meldingen in een stedelijke omgeving bestaat uit de ‘drie b’s’ van geluidshinder: brommers, buren, en bouw- en sloop-lawaai. De helft van de hinder is te beschouwen als akoestische overlast, zegt Woudenberg: decibels, het kabaal an sich. De andere helft is perceptie. 

Dat we bepaalde geluiden over het algemeen als prettig ervaren, en andere als onprettig, is bepaald door de evolutie, zegt Woudenberg. “Mensen vinden geluiden prettig die ze als veilig ervaren: vogels, het ruisen van de wind door de bomen. Stemmen van spelende kinderen. Prehistorische mensen moesten alert zijn op geluiden van gevaarlijke dieren of vijandige stammen. Het meest aandachttrekkende geluid is dat van een huilende baby. Dat kun je niet negeren. Het is heel onprettig als de baby van de buren huilt.”

Misschien speelt de vijandige-stam-reflex op als je een scooter voorbij hoort snerpen. Het geluid op zich is onplezierig te noemen – hard, scherp, niet-melodieus – maar de ervaring wordt versterkt door de associaties die zo’n scooter oproept: opgeschoten jeugd, gevaarlijk weggebruik. “Brommers roepen gevoelens van angst op. De associatie is die met vandalen, vernielingen, geweld.”

Bepalend in de ontvangst van geluid is de mate van controle die je erover hebt. Anders gezegd: “Het maakt nogal wat uit of je zelf de muziek opzet of dat iemand anders dat doet.” Op een nachtelijk studentenfeest in de straat heb je betrekkelijk weinig invloed. (Wie dat toch probeert, oogst vooral hoon.) Goede betrekkingen vóóraf helpen. “Van bevriende buren met dezelfde muzieksmaak zul je zelden geluidsoverlast hebben. Maar ik ken iemand die voor zijn rust in een dorp in Limburg ging wonen, maar de pech had dat de buurman de hele dag met het raam open Corry Konings draaide. Dat komt aan. Er worden moorden gepleegd vanwege geluidsoverlast. Je kunt er helemaal gek van worden.” 

Mensen staan betrekkelijk machteloos tegenover lawaai, zegt Erik Roelofsen, directeur van de Nederlandse Stichting Geluidshinder. “Je ogen kun je dichtdoen, maar je oren niet uitzetten.” In dichtbevolkt Nederland is het onvermijdelijk dat je elkaar hoort. “Als we een melding krijgen van burenoverlast, is een van de eerste dingen die we vragen: heb je er met de buren over gesproken? In negen van de tien gevallen zijn die zich er niet van bewust dat ze overlast veroorzaken. Je moet dat trouwens niet doen op het moment dat je de overlast ervaart. Dan zit je hoog in je emotie.”

Veel mensen denken dat we in een druk land wonen, maar in vergelijking met Zuid-Amerikaanse landen of Zuidoost-Azië is Nederland relatief stil, zegt Roelofsen. “Ons geluidsniveau is vergelijkbaar met dat van Duitsland of België. Als je een stad als Brussel vergelijkt met Amsterdam, doen die niet veel voor elkaar onder.”

Met meldingen van ‘actuele geluidshinder’ kunnen mensen naar de politie. De NSG is er voor structurele geluidshinder. “De politie kan wat doen aan overlast van een studentenhuis, niet tegen geluidshinder van verkeer of bedrijven. Wij kunnen mensen wegwijs maken. De wetgeving is heel complex. Bij wie je moet zijn hangt af van het soort geluidshinder. Voor het wegverkeer bijvoorbeeld moet je bij de gemeente zijn.”

Wat niet betekent dat die gemeente na een melding of klacht daadwerkelijk in actie komt. “Op het gebied van geluidsoverlast kan niet worden gehandhaafd. Mensen denken: er zit toch een maximum aan het aantal decibel dat bijvoorbeeld het wegverkeer in een woonwijk mag produceren? Ze maken opnames met een geluidmeet-app: bij mij is het 80 decibel. Moet de gemeente daar niet tegen optreden? Nee. De Wet geluidhinder heeft geen handhavingsparagraaf. Auto’s moeten aan de Wegenverkeerswet voldoen, dat is alles.

Je zou willen dat ze in stedelijk gebied sportuitlaten of de gewoonte om in de eerste versnelling tot honderd op te trekken acuut zouden verbieden. Sportuitlaten zijn ook verboden, maar omdat er niet op wordt gecontroleerd, zijn ze gewoon te koop.” 

De NSG geeft vooral voorlichting en informatie. Op de site worden diverse soorten hinder per thema behandeld. Er is een nieuwsrubriek (‘Geluid in het nieuws’) en een agenda met geluidsactiviteiten: het webinar Geluiddempende Vloerbedekking, de Basiscursus Geluid in de Omgevingswet en de Nationale Geluidshinderdag 2022 (7 juni). Leuk is de interactieve Geluidskaart op de site van de Atlas Leefomgeving, een aanklikbare kaart die het decibelniveau op elk punt in Nederland weergeeft. Schiphol, de Rotterdamse haven en het snelwegennet kleuren rood tot donkerrood (decibelniveau ‘slecht’ tot ‘zeer slecht’). 

De meeste meldingen betreffen burenlawaai, zegt Roelofsen, en ze komen meestal van bewoners van ‘gestapelde woningbouw’. “Oude appartementen zijn vaak slecht geïsoleerd. Je kunt er letterlijk alles van de buren horen. Dat probleem ligt bij de woningverhuurder. Bij renovatie worden de huizen beter geïsoleerd, maar geluid is daarbij nog steeds geen issue.”

bron: matthias giesen

Is Nederland in de afgelopen decennia lawaaiiger geworden? Ja, zegt Roelofsen. “Uit alle metingen in het land blijkt dat het volume is toegenomen. Er komt steeds meer bij. Meer auto’s, meer geluidssoorten. Meer elektrische apparaten, bladblazers in plaats van harken. Door de mobiele telefoon hoor je continu mensen praten. Na corona komend de toeristen met hun rolkoffers weer. Het maakt allemaal herrie.

“Een onderschat probleem is laagfrequent geluid, een bromtoon die sommigen horen, en anderen niet. Mensen die er last van hebben, zijn vaak wanhopig. Ik heb een geval in behandeling van iemand die zo gestoord wordt van het geluid dat hij euthanasie wil laten plegen. Hij woont in het Westland, tussen kassen met warmtekrachtkoppelingen die lage tonen produceren. De overheden willen niks doen. Als aan de wettelijke eisen is voldaan, is er geen probleem meer, redeneren ze. 

Je kunt stadslawaai beschouwen als een betrekkelijk natuurlijk fenomeen: hoe meer mensen bij elkaar, hoe meer geluid ze produceren. Maar de ene stad is lawaaiiger dan de andere, en, zegt Marcel Cobussen, hoogleraar auditieve cultuur en muziekfilosofie in Leiden, ‘er zit een behoorlijke sociale kant aan hoe geluid in de openbare ruimte wordt beleefd’. De ene groep reageert anders op hetzelfde geluidvolume dan een andere. 

De in Nederland dominante opvatting over omgevingsgeluid, zegt Cobussen, is dat het prettig is om zo min mogelijk van de buren te merken. “Bij mensen die het zich kunnen permitteren, hoort het buitensluiten van storende geluiden meestal tot de woonwensen.” 

De rijken trekken zich terug achter hek en heg. Een knetterende brommer die door de rust van Bloemen-daal scheurt valt er meer op dan in Rotterdam-Zuid, waar Cobussen woont. 

Het is wat mensen verwachten en gewend zijn. “Er is een onderzoek geweest in Liverpool, in de wijk waar Ringo Starr vandaan komt. De huizen gingen er plat om plaats te maken voor nieuwe, beter geïsoleerde woningen. De bewoners ervan waren ontevreden omdat ze in hun nieuwe huizen de buren niet meer hoorden. Ik ken verhalen over Parijzenaars die omwille van de rust naar het platteland verhuisden, en rechtszaken voerden omdat ze vroeg in de ochtend werden gewekt door het kraaien van hanen. Die verloren ze overigens. 

“Mensen associëren een bos met natuur, stilte, maar als ze op vakantie gaan naar de tropen, komen ze erachter dat het in de jungle een enorm kabaal is. Daar gaan ze niet over klagen bij de reisorganisatie. Wél over het drukke verkeer naast hun hotel. De beleving van geluid is flexibel. De bron van ergernis is niet altijd het geluid zelf. De associatie erbij speelt ook een rol. 

“De stilte van de eerste covid-lockdown in 2020 voelde als een bevrijding: eindelijk rust in de stad, je hoorde de natuur weer. Aan de andere kant had je een gevoel van desoriëntatie en gemis. Op de radio zei een blinde vrouw uit België dat ze meer moeite had om zich te oriënteren in de stad, nu de geluiden ontbraken.”

Sinds de jaren negentig zie ik geen enorme veranderingen in de mate van hinder. Mensen zijn veeleisender geworden

Fred Woudenberg, hoofdredacteur tijdschrift Geluid

Onze verhouding tot geluid is niet eenduidig, zegt Cobussen. “Het constante pleidooi voor geluidsreductie doet geen recht aan die ambivalentie.” Bij het verminderen van geluidsoverlast zijn er meer knoppen waaraan je kunt draaien dan alleen de volumeknop, laat Cobussen zien in diverse projecten in Rotterdam. In het project Hoor de Hofbogen onderzocht hij met hulp van geluidskunstenaars hoe op en rond de oude Hofpleinlijn een aantrekkelijk geluidslandschap kan worden ingericht. 

“Mensen die de stad vormgeven hebben over het algemeen weinig aandacht voor het auditieve aspect, terwijl geluid erg ingrijpend is bij hoe mensen hun omgeving ervaren. Minder geluid lukt vaak niet in de drukte van de stad. In plaats daarvan zou je op plekken met een onaangenaam geluid ook geluid kunnen toevoegen dat als aangenaam wordt ervaren: water, vogels, ruisende bomen, maar ook artificiële geluiden, door een geluidskunstenaar voor een specifieke plek ontworpen.

“Steden klinken vaak erg homogeen. In het centrum klinkt lawaai, in de buitenwijken kun je een kanon afschieten zonder iemand te raken. We zouden baat hebben bij een meer heterogeen geluidslandschap. Stad en buitenwijk hebben beide te winnen als er op het gebied van geluid meer te beleven zou zijn.” 

Cobussen denkt aan “meer stilteplekken in het stadscentrum, zoals parkjes of hofjes, waardoor je even kunt ontsnappen aan de hectiek. Meer architectonische verschillen bij nieuwbouw of renovatie, waardoor ook auditieve verschillen ontstaan. Gebruikmaken van meer diverse materialen bij de inrichting van een gebied, waardoor de akoestiek steeds wisselt. Een betere verdeling tussen natuur en bebouwing. De mogelijkheden zijn er wel, maar economische motieven krijgen nog te vaak de voorkeur boven ecologische.”

De filosoof Schopenhauer achtte de gevoeligheid voor geluid recht evenredig aan de mate van intelligentie, lees ik in een artikel uit de Volkskrant van 2002. Wie niet denkt, kan ook niet in zijn gedachten gestoord worden. Zelf kon Schopenhauer nergens tegen, zodoende een onderstreping van zijn genie. Hij ergerde zich aan het smijten met deuren, hamerslagen, hondengeblaf, kindergeschreeuw en vooral ‘het zinloze knappen met de zweep’. 

“Stilte is een relatief begrip: ze bestaat bij de gratie van lawaai,” schrijft de filosoof Marli Huijer in het boekje Leve de publieksfilosofie! uit 2017. “Absolute stilte, een stilte waarin je echt niets hoort, bestaat niet. (–) Als de omgeving echt stil zou zijn, zouden we overvallen worden door het lawaai dat ons lichaam maakt. In een geluiddichte ruimte worden we horendol van het kloppen van ons hart, het schuren van de ademhaling, het knipperen van de ogen, het suizen van de oren.

“Hoe hard we een geluid ervaren, hoeveel last we ervan hebben, hangt samen met wat we verwachten, en daarmee met het menselijke vermogen om zich op lawaai en stilte in te stellen. Dat is een van de redenen waarom lezen in een stiltecoupé in de trein vaak moeilijker is dan lezen in een gewone coupé. In de stiltecoupé verwachten we dat het stil is. Onze hersenen stellen zich in op stilte, waardoor elk geluid snoeihard binnenkomt.

“Samen in een stille huiskamer een boek lezen kan een onaangename bezigheid zijn. De stilte maakt dat het kraken van een stoel, het omslaan van een bladzijde, het ophalen van de neus of het besmuikte lachen om een passage een oorverdovend lawaai geeft. Juist omdat je verwacht dat het stil zal zijn, komt elk geluid keihard en ongefilterd het oor binnen.

“Het vermogen om zich in te stellen op omgevingsgeluid, om geluiden meer of minder toe te laten, is evolutionair gezien een belangrijk overlevingsmechanisme. (–) Een menselijke wereld is niet stil, en zal dat ook nooit worden.” Een filosoof doet er daarom goed aan zijn gehoor ‘op de lawaaierige wereld af te stemmen’. Dealen met de herrie dus, want ‘een filosofie die in de wereld staat is de meest menselijke, staat het dichtst bij wat de mens is: een levend wezen dat net als vogels en paarden nooit echt stil kan zijn’.

De Technische Universiteit Delft heeft ook zo’n geluiddichte ruimte waaraan Huijer refereert, een
anechoic chamber in vaktermen. Een echoloze ruimte, ook bekend als de Dead Room. “Die ruimtes zijn de stilste plekken op aarde,” zegt Fred Woudenberg van de Amsterdamse GGD. Je hoort er inderdaad je eigen lijf: je hart, bloedvaten, je slikken. 

“Ze hebben er experimenten gedaan waarbij tegen proefpersonen werd gezegd: het valt niet mee in die kamer. Degene die het hier het langst heeft uitgehouden, haalde 11 minuten. Probeer het. Als je op de rode knop drukt, zijn we binnen 5 seconden bij je. Een andere groep ging heel anders naar binnen. Hier is het stil, zeiden ze tegen die personen. Dat is heerlijk, geniet ervan. De kans dat zo’n persoon bang wordt, is klein.” 

Woudenberg van de Amsterdamse GGD is sinds de jaren negentig bezig met geluid. “Sinds die tijd zie ik geen enorme veranderingen in de mate van hinder. Mensen zijn veeleisender geworden.” Af en toe wordt een onderdeel van het orkest des levens stiller: het in de grond schroeven in plaats van heien van funderingspalen, de elektrificatie van het wagenpark. “Maar vanaf een bepaalde snelheid is het bandengeluid dominant. Als je naast de snelweg woont, maakt het niet veel uit.”

Op 1 januari 2023 treedt de Omgevingswet in werking, die de geluidsnormen in de stad verder oprekt. Wegverkeer mocht bij naastgelegen woningen 63 dB produceren. Dat wordt 70. “Omdat je 5 dB van het geproduceerde geluid mag aftrekken, ligt de limiet in de praktijk al op 68 dB. Dat wordt dus permanent, met nog een beetje erbij.” 

De stap van 63 naar 70 dB lijkt klein. “Maar het betekent een factor acht meer geluid,” zegt NSG-directeur Erik Roelofsen. “Geluid heeft een logaritmische schaal. Het verschil is te vergelijken met duizend auto’s per dag langs je huis, of achtduizend.” De stedeling kan rekening houden met meer lawaai. Dat helpt.