Spring naar de content
bron: anp

Een Warme Oorlog?

De invasie in Oekraïne doet vrezen voor een nieuw tijdperk van confrontatie tussen Oost  en West, en voor een herinvoering van de dienstplicht. 

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frans van Deijl

Trigger-happy

Apocalypse Now

Of ik mee wilde vechten in het Oekraïense vreemdelingenlegioen, appte een buurman me. Even welde de verleiding op, maar vrijwel meteen begreep ik dat mijn beurt allang voorbij was en dat een ander, veel groter, gevaar dreigde.

Met voornoemde buurman deel ik een fascinatie met oorlog. Wij verdiepten ons in de Tweede Wereldoorlog (Stalingrad in ’42 was veel erger dan Omaha Beach in ’44, Patton was een held en Montgomery een mietje), een beetje in de Eerste, al was die in onze ogen te absurd, in de Vietnamoorlog (maar vanaf 1967), mede omdat die zoveel mooie popmuziek (The Doors, The Animals) en films (The Deer Hunter, Apocalypse Now) voortbracht. Veteranen waren in onze ogen bevoorrechte mensen, want zij wisten iets, waren ergens geweest, op de bodem van hun ziel of zo, waar de meeste mensen bij zichzelf nooit zullen of durven komen.

Ik liet de vraag van de buurman even op me inwerken en bedacht dat als hij het me dertig jaar eerder had gevraagd, ik het misschien nog serieus had overwogen. Maar nu was dat niet aan de orde, want met 64 jaar was ik te oud en vooral, ja, te bang. Over die vaststelling was ik zelf nog het meest verbaasd. 

Ik herinner me mijn militaire dienst in ’t Harde (lichting ’78-1), op een hoogtepunt van de Koude Oorlog. Op die legerplaats bij Zwolle lagen kernwapens opgeslagen, maar niemand wist dat zeker. Wel moesten wij, dienstplichtigen, één keer in onze tijd wachtlopen (de zogeheten Site-wacht) op een plek waar die krengen zouden liggen. We mochten op onze wacht niet roken, dat deed toen nog iedereen, want een opgloeiend vuurkegeltje was van grote afstand te zien, en volgens mij moesten we het magazijn met kogels niet in onze broekzak – zoals bij een gewone wacht – maar in onze uzi steken (maar het wapen moest wel op de veiligheidspal worden gezet). 

Jeugdige overmoed of niet, maar ik weet nog hoe trigger-happy ik was, of stellig meende dat te zijn op het moment dat de vijand zich liet zien. Die vijand was de Rus, maar van mijn vader (1920) die tijdens de Arbeitseinsatz met Russen in Berlijn had gewerkt, had ik altijd meegekregen dat Russen geen nazi’s waren, integendeel, het waren vrienden voor hem geweest. “De Rus is niet uit op oorlog met ons,” placht die ouwe te zeggen, en misschien stelde die opvatting, in combinatie met een openlijk beleden liefde voor Russisch-orthodoxe kerkmuziek, mij altijd gerust dat het nooit zover zou komen tussen West en Oost.

Dramajunk

Joris Voorhoeve had tenminste echt iets beleefd met ‘Srebrenica’

Later, in de jaren negentig en tweeduizend, had ik interviews met Defensie-ministers (Ter Beek, Hillen, Kamp) en meestal ging het over saaie bezuinigingen en het sluiten dan wel ontmantelen van kazernes (zelfs mijn geliefde Luitenant-kolonel Tonnet-kazerne), want zo er een vijand was, dan niet meer in de eigen achtertuin, en voortaan namen onze tot opbouwwerkers omgeschoolde militairen alleen nog deel aan vredesmissies. Soms permitteerde ik me een vraag in de sfeer van ‘zou u niet veel liever minister van Defensie willen zijn als er oorlog was of dreigde?’, en dan zag je aan hun ogen dat ze dat een prikkelende vraag vonden, maar dat de bij het gesprek aanwezige voorlichter gebaartjes maakte in hun richting om daar vooral niet op in te gaan. 

Joris Voorhoeve had tenminste echt iets beleefd met ‘Srebrenica’ en vele jaren later vroeg ik, als een onverholen dramajunk, hoe het was om te beseffen dat zijn naam voor eeuwig aan dat echec verbonden zou blijven. De vraag was voor die gelegenheid te groot om in één keer door te slikken, maar onlangs las ik dat Voorhoeve (76 jaar inmiddels) vluchtelingen aan de Pools-Oekraïense grens aan het ophalen was. Daar had ik m’n antwoord alsnog.

Derde Wereldoorlog

Zodra ik beelden zie van Poetin, probeer ik menselijke trekjes te ontwaren

Wat is het verschil tussen de Koude Oorlog van toen en de editie van 2022, die net als het klimaat aan een versnelde opwarming bezig lijkt te zijn? Allereerst is daar China als machtsfactor bij gekomen, dat de zijde kiest van Poetin. Wat doen de Amerikanen als China, naar het voorbeeld van Poetin en Oekraïne, de in Beijings ogen afvallige provincie Taiwan binnenvalt om het te herenigen met het moederland? Dan smeult de brand op twee plaatsen, en wie weet welke kettingreactie dat teweegbrengt in India en Pakistan, het Midden-Oosten of in Noord-Korea? 

En dan is er de persoon van Poetin. Destijds waren er Brezjnev, Andropov, Gorbatsjov en daarna de immer laveloze Jeltsin om wie nog gelachen kon worden. Poetin is misschien een gek, opperde Max Pam in zijn Volkskrant-column, die iedereen in zijn val mee wil sleuren. “Of hij is zo rationeel en sluw dat hij ook zijn mogelijke gekte aan het uitspelen is?” Zodra ik beelden zie van Poetin, probeer ik menselijke trekjes te ontwaren in het smoelwerk van die kleine, kale man. Maar hoe ik ook probeer, ik zie niks. Zelfs geen waanzin, helaas.

Een Derde Wereldoorlog zal waarschijnlijk niet meer naverteld kunnen worden. Ergens kan ik (enige) vrede hebben met het idee dat al die miljarden mensen op deze planeet zichzelf dan hebben uitgeroeid. Er zal hier geen leven meer mogelijk zijn. Of er leven na de dood is, zal dan blijken. Maar wat mij de meeste angst inboezemt is de fase die voorafgaat aan de totale vernietiging, aan een einde in slow motion

Waarbij we eerst ten strijde moeten trekken. ‘We’, dat ben ik niet meer, maar wel mijn eigen bloedjes. De dienstplicht is in Nederland nooit afgeschaft, zoals menigeen denkt, maar slechts opgeschort. Nog steeds krijgen jongens en tegenwoordig ook meisjes op hun achttiende verjaardag een oproep die ze weliswaar mogen negeren, maar die naar het schijnt in een handomdraai weer van kracht kan worden. Ik had mezelf in 1978 best kunnen aanmelden voor uitzending naar een brandhaard (Libanon), maar God verhoede dat ik het vierenveertig jaar later nog moet meemaken dat mijn jóngens naar het front gestuurd worden.