Spring naar de content
bron: dan gold/unsplash

Satellietnavigatie, een ander woord voor digitale hypnose

“Het verneukeratieve van al die digitale hulpmiddelen is dat ze een soort soort wisseltruc uithalen. Ze geven je een gevoel van competentie en autonomie, terwijl ze die juist van je afnemen,” schrijft Jan Kuitenbrouwer. “Maar het is geleende competentie, geen veroverde. Je voelt je autonoom, maar je bent het juist niet.”

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Kuitenbrouwer

Wij kunnen het ons al nauwelijks meer voorstellen, maar vroeger, als je werd opgebeld, klonk niet de herkenningsmelodie van Mission Impossible, de openingsmaten van Gimme! Gimme! Gimme! van Abba of een speciaal gecomponeerd arpeggio op marimba, maar een bel. Een ijzeren bel, in je telefoon, die rinkelde, dankzij een ijzeren hamertje dat mechanisch tegen die bel roffelde. De binnenkant van een telefoontoestel was een miniatuur stoomgemaal, met kabels, raderen, spoelen, en genoeg loze ruimte voor een muizennest. Een kind kon het niet met één hand optillen. In een huishouden gebruikte iedereen dezelfde telefoon, je had te maken met oorsmeer en speekselresten van derden. En, ook eng, je wist nooit wie er opbelde. Daar kwam je pas achter als je opnam. Deze vorm van telefoneren zou nu waarschijnlijk strafbaar zijn krachtens de Arbo-wet.

Ik was vooral blij met de uitvinding van de GPS-navigatie. Een van mijn meest traumatische jeugdherinneringen is dat ik een keer ernstig verdwaalde, samen met een vriendje, in de stad, toen we uit de bioscoop kwamen. Mijn moeder was er tegen dat we onbegeleid gingen, maar de moeder van het vriendje zag het probleem niet, en mijn moeder zwichtte. De bus stopte recht voor de bioscoop, wat kon er mis gaan? Nou, bijvoorbeeld dat wij, diep onder de indruk van Circus World met John Wayne en Gina Lollobrigida, ik weet het nog precies, een stukje wilden lopen, waarna we de buslijn uit het oog verloren en steeds verder uit koers raakten, tot we aan de andere kant van de stad in een ‘achterbuurt’ terechtkwamen.

Ik heb altijd een slecht gevoel voor topgrafie gehad. Een bord langs de weg dat een nieuwe provincie aankondigt, is voor mij vrijwel altijd een verrassing. Aha, dus híer ligt Overijssel! 

Wie zijn nieuws via de sociale media betrekt, zoals veel jongeren tegenwoordig, krijgt nooit een menukaart te zien, die zit in een kinderstoel en wordt gevoerd. Hier, jij wil nu dit, en daarna krijg je dit, wat je ook zo lekker vindt

Ontelbaar zijn de keren dat ik, in het tijdperk voor de Tom Tom, in oorden waar ik een afspraak had, in de auto heb zitten vloeken en tieren boven een plattegrond, terwijl kostbare minuten wegtikten en een nieuwe hoeksteen geplaatst werd in mijn reputatie als laatkomer. Ik ben in dit opzicht helaas ook de prototypische man, zoals beschreven door psychologen, die in zo’n situatie niet stopt om de weg te vragen, maar nijdig blijft ronddolen, en steeds nijdiger, steeds harder, tot hij met witte knokkels en een rood hoofd achter het stuur zit, in staat om iemand die te langzaam oversteekt volgas te overrijden, gewoon om tijd te besparen.

Satnav heeft veel van die narigheid uit de wereld geholpen. In het centrum van Amsterdam werd je twintig jaar geleden soms zo vaak aangeklampt door toeristen die de weg zochten, dat “No no no, I’m not from here!” de enige manier was om op tijd op je afspraak te komen.

Als je stilstond om iemand aanwijzingen te geven liep je het risico dat zich een rij vormde. “Ha look, local man. He know!”

Dit gebeurt nu nooit meer. Iedereen loopt op z’n telefoon te koekeloeren. Nog even en de vraag “Hoe hebben jullie elkaar eigenlijk ontmoet?” zal nooit meer worden beantwoord met: “Hij was verdwaald en vroeg me de weg.”

Maar al dat digitale comfort heeft een schaduwkant. Een krant is een soort menukaart, je kunt erdoorheen bladeren, dingen vergelijken, kijken waar je trek in hebt en een selectie maken. Wie zijn nieuws via de sociale media betrekt, zoals de meeste mensen tegenwoordig, krijgt nooit een menukaart te zien. Die zit in een kinderstoel en wordt gevoerd. “Hier, jij wil nu dit, en daarna krijg je dit, wat je ook zo lekker vindt.”

Zo is het ook met satellietnavigeren. Een landkaart is een soort krant: dit is je omgeving, dit zijn je mogelijkheden, trek je plan. Een GPS-navigator zegt: geen kaart nodig, gewoon doen wat ik zeg, dan komt het goed. Als je voor het eerst zo’n apparaat gebruikt heb je de neiging om ermee in onderhandeling te gaan: “Ja, hij zégt nu wel dit, maar ik weet toevallig dat zo-en-zo sneller is….” Maar voor je het weet zit je verstrikt in een machtsstrijd tussen je eigen richtinggevoel en een stuk software. De meeste mensen houden daar na een tijdje mee op: het lijkt misschien onlogisch, maar we doen gewoon wat het systeem zegt. Wij hebben de satnav in onze auto ooit Toos de Doos genoemd. “Nee, niet second guessen“, roept een van ons dan, “Toos weet het, we doen wat Toos zegt.”

Dat is het verneukeratieve van al die digitale hulpmiddelen: ze halen een soort wisseltruc uit. Ze geven je een gevoel van competentie en autonomie, terwijl ze die juist van je afnemen.

Ik zie nog het bord ‘Canelli’ voorbij flitsen dat wij op gezag van Toos rechts lieten liggen, toen wij onlangs in Noord-Italië vanuit Moasca op weg gingen naar een restaurant in Canelli, een ritje van 6 kilometer. Bijna twee uur later ploften wij onder begeleiding van een bezorgd kijkende ober neer aan ons tafeltje, bezweet, uitgeput en verwilderd. “Water! Bier! Wijn! Snel!” Met enige gène realiseerde ik mij dat ik gedurende de vijf dagen van ons verblijf in dat gebied uitsluitend menukaarten bestudeerd had en niet één landkaart! Ik had geen idee waar ik eigenlijk was! Althans, in de ouderwetse zin des woords, dat wil zeggen: dat ik op een landkaart zou kunnen aanwijzen waar ik mij bevond, waar ons hotel was, waar we gisteren geweest waren, enzovoorts.

Mijn vrouw is een klassieke technoscepticus, zij neemt op elke reis nog trouw de grote Europese Wegenatlas mee, evenals de gele, rode en groene Gault & Millau, Logis de France en Michelin gidsen die we lang geleden aanschaften en vroeger ook echt gebruikten. Vue exceptionnelle! Vaux le detour! Maar sinds de komst van Toos raken wij altijd weer digitaal gehypnotiseerd en blijft al dat drukwerk ongebruikt op de achterbank liggen, als decoratief historisch artefact. 

Mijn vrouw riep nog: “Hier, Canelli, rechtsaf!” Als verstokte Luddiet kijkt zij nog naar borden langs de weg.

“Neeeeee,” zei ik streng, “wat hadden we ook alweer afgesproken?’’

“Oké oké, je hebt gelijk. Toos weet het.”

Op een gegeven moment had Toos ons zó hoog de bergen ingevoerd, dat de hellingspercentages met een ‘3’ begonnen en we dachten dat de auto een wheely zou doen, zoals de Piedmontese jongens met hun BMX-fietsjes op het grote plein van Aqui Terme, waar we die middag nog vertederd naar hadden zitten kijken. En dit alles in het pikke-pikkedonker, waar het platteland bekend om staat. 

Dat is het verneukeratieve van al die digitale hulpmiddelen: ze halen een soort wisseltruc uit. Ze geven je een gevoel van competentie en autonomie, terwijl ze die juist van je afnemen. Maar je merkt het niet, want je ‘krijgt wat je wilt’. Het is geleende competentie, geen veroverde. In de speelgoedwinkel zijn kleine, vrolijke gekeurde autostuurtjes te koop, die met een zuignap voorop de kinderstoel gaan, zodat stuurgrage peuters zich een chauffeur kunnen wanen. Hij voelt zich autonoom, maar is het juist niet. Zo is het moderne digitale leven.

Mijn vrouw nam het niet langer, stapte onaangekondigd uit en belde aan bij een boerderij. De bewoner, een oude, kromme man op geruite sloffen, keek naar het kaartje van het restaurant en begon te lachen. Als dat onze bestemming was, wat deden wij dan in hemelsnaam híer? Dat restaurant was gewoon in Canelli, midden in het dorp, in de oude school!

Op dat moment klonk uit mijn binnenzak het eerste akkoord van Mission Impossible. De gérant. Waar wij bleven, de keuken ging al bijna dicht. Hij was zo aardig op ons te wachten, en het eten was fabuleus.

De afgelegde route (ongeveer)