Spring naar de content
bron: anp

Marcel Levi: ‘Verder heb ik een hele platte smaak’

Marcel Levi (57) is internist, hoogleraar geneeskunde en voorzitter van de raad van bestuur van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Wat leest, luistert en ziet hij in zijn vrije tijd?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nick Muller

Boeken

“Mijn vader was huisarts. Ik wilde als jongetje van een jaar of zeven ook heel graag dokter worden, maar geen huisarts. Chirurg worden leek me wel wat, al wist ik niet goed wat een chirurg precies deed – behalve dan dan je in mensen snijdt om ze beter te maken. Mijn vader gaf me daarom het boek Het magische mes van Jürgen Thorwald. Dat is niet per se een kinderboek, maar ik vond het wel geweldig om te lezen. Ik kreeg ineens een concreet beeld van wat het is om chirurg te zijn. Uiteindelijk ben ik internist geworden, chirurgie paste toch niet helemaal bij mij, maar ik vind het nog steeds een spannend en interessant vakgebied.

“Er zijn best veel kinderboeken die een blijvende indruk op me hebben achtergelaten, nu ik er zo over nadenk. Kruistocht in spijkerbroek van Thea Beckman is een dik boek, maar ik durf wel te zeggen dat ik het uit mijn hoofd ken. Ik moet ook meteen denken aan de boeken van Jan Terlouw. Koning van Katoren vind ik zijn allerbeste. Later heb ik dat boek nog eens herlezen en dan valt je pas op hoeveel grappen erin verstopt zitten. Om een voorbeeld te geven: een van de hoofdstukken gaat over dokters, in het boek ‘Tara’s’ genoemd. Tara’s zijn bad guys die zoveel geld verdienen dat ze een vliegtuig kunnen kopen. Ergens in het verhaal wordt het tijdschrift genoemd dat ze lezen: Tara en vliegtuig. Dat is natuurlijk een knipoog naar Arts en auto, maar dat heb je als kind niet door.

“Twee boeken die ik heb afgelopen jaar heb gelezen en waar ik best wel van onder de indruk was, zijn The Handmaid’s Tale en The Testaments van Margaret Atwood. Ik ben haar tegengekomen in Londen toen ik daar nog werkte. Ze kwam bij me voor iets medisch, dat doet er verder niet toe, maar mijn collega’s zeiden tegen me: ‘Weet je wel wie dat is?’ Ik had geen flauw idee. Ze keken me aan alsof ik een moron was. Ik heb dus met haar kennisgemaakt en vond het meteen een heel interessante vrouw die ook veel te vertellen had. Daarom ben ik haar boeken gaan lezen. Het zijn een beetje griezelige boeken, over een dystopische toekomst waarin de mensheid grotendeels onvruchtbaar is geworden. Het open einde van beide boeken bevalt me niet zo en het is ook niet helemaal mijn stijl van schrijven, maar ik heb ze wel met veel plezier gelezen. De serie die over het eerste boek is gemaakt staat op mijn watchlist. Dat geldt trouwens ook voor The Young Pope en The New Pope van Paolo Sorrentino – de regisseur van La grande bellezza. Daar heb ik veel goede dingen over gehoord.

“Ik lees bijna alleen maar Engelse boeken. Dat is enerzijds omdat de taal zich er veel meer voor leent om vlot te lezen, maar ook omdat ik niet zo kapot ben van Nederlandse literatuur. Nederlandse boeken zijn vaak niet geweldig goed geschreven, hebben geen sprankelende dialogen en de plot is vaak ook niet goed. David Baldacci, John Grisham en Robert Harris zijn wél schrijvers waarvan ik elk nieuw boek meteen wil lezen. Voor de vakantie heb ik van laatstgenoemde de oorlogsthriller V2 gekocht. Harris schrijft geromantiseerde geschiedenisboeken: de feiten kloppen, maar hij bouwt er een heel verhaal omheen, waardoor het ook nog eens lekker leest. Pompeii, de Cicero-trilogie en Archangel beveel ik eenieder van harte aan.

“Stephen Fry is ook een schrijver van wie ik alles wil lezen. Mythos en Heroes – over de Griekse goden en de Griekse helden – heb ik al gelezen, en nu begin ik in het laatste deel van de trilogie: Troy. Op school heb ik natuurlijk les gehad over de Trojaanse Oorlog, maar ik moet eerlijk zeggen dat dat een beetje is weggezakt. Fry vertelt de Griekse mythen op zijn eigen, humoristische manier na, waardoor je zelf ook weer met een frisse blik naar die oude verhalen gaat kijken. Verder gaan volgende week mee op vakantie naar Italië: de biografie van Henri Kissinger, omdat me dat wel een interessante man lijkt, en Thinking, Fast and Slow van Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman. Hij beschrijft daarin twee manieren: het snelle denken, het intuïtieve, emotionele denken, en het langzame denken, het rationele, analytsische denken. Hij heeft daar onderzoek naar gedaan en ik ben benieuwd wat hij daarover schrijft.”

Kunst

“Ik hou het meest van moderne kunst, en dan met name van beelden en schilderijen. Ik ben gek op twee musea in Rome – eigenlijk zijn het er drie, maar in de derde ben ik nog niet geweest, daar ga ik volgende week voor het eerst naartoe. Die musea zijn het Museo nazionale delle arti del XXI secolo (Maxxi), het Museo d’Arte Contemporanea di Roma (Macro) en Macro Future. Dat zijn zulke gave musea. Het is grappig: veel mensen gaan naar Rome voor de oude cultuur, maar dat heb ik allemaal al tien keer gezien. Deze musea vind ik veel interessanter. Ik weet nul namen, ik ben ook echt geen expert, maar ik loop er zo een paar uur rond en vergaap me aan al het moois dat ik daar zie. Vooral de grote installaties vind ik fantastisch. Deze musea zijn niet zo heel groot. Dat vind ik ook altijd wel prettig. In Londen ging ik vaak naar Tate Modern. Dat is natuurlijk heel groot, maar dat is het leuke als je daar woont: je kunt elk weekend een verdieping bekijken. Als toerist doe je dat niet, dan heb je het gevoel dat je dingen mist.

De tekst gaat onder de foto verder.

Tate Modern in Londen

“In Amsterdam kom ik graag in het Rijksmuseum. Ik had laatst geluk: ik moest iets voor ze doen, en kon toen bijna in mijn eentje de slavernijtentoonstelling bekijken. Dat museum is natuurlijk al mooi van zichzelf, maar als je er bijna alleen door ronddoolt, is het helemaal indrukwekkend. Ik vind slavernij een interessant onderwerp en ik vind ook dat ze de tentoonstelling erg goed hebben opgezet. Ik realiseerde me dat ik vroeger zoveel dingen op school heb geleerd die helemaal niet blijken te kloppen. Het grote verhaal over slavernij was: slavernij kwam alleen voor in Amerika, en dan met name in het Zuiden. Zuiderlingen behandelden die mensen als oud vuil en toen kwam Abraham Lincoln en waren de slaven bevrijd. In werkelijkheid blijkt ons land veel ergere dingen te hebben gedaan met die slaven, maar dat hoorde je niet in de geschiedenislessen. Het is goed dat er nu meer bewustzijn komt. Mensen met een niet-witte huidskleur zeggen nu: jullie geschiedenisverhaal klopt niet. Die mensen zijn er altijd geweest, maar daar werd vroeger niet naar geluisterd. Het is goed dat dat nu aan het veranderen is.

“Het Stedelijk vind ik een beetje oubollig. Ze tonen daar wel moderne kunst, maar ouderwetse moderne kunst – uit de jaren vijftig, om het zo te zeggen. Nee, dan kom ik veel liever in het Haags Gemeentemuseum. Als ik eerlijk ben, vind ik dat een veel spannender museum dan het Stedelijk. Ik kom ook graag in het Kröller-Müller. Vooral de beeldentuin is heel cool. In deze coronaperiode kom je er weer achter dat je echt niet naar het buitenland hoeft om van je vakantie te genieten. Er zijn een aantal gebieden die echt prachtig zijn. Ik ben een Amsterdams mannetje – als ik buiten de ring kom vind ik dat al behoorlijk ver weg – maar ik ga heel graag fietsen in Twente, Zeeland of op de Veluwe – wat dan weer mooi gecombineerd kan worden met een bezoek aan dit museum.”

Theater

“Londen staat bekend als theaterstad. Ik heb er meer dan vier jaar gewoond, maar het aanbod viel me eerlijk gezegd een beetje tegen. Ik hou heel erg van toneel, maar als je een goed stuk wilde zien, moest je daar wel eerst naar zoeken. De shows in de grote theaters moet je mijden: daar komen alleen maar toeristen op af. Ik heb er wel een paar van gezien, en ze waren ook wel onderhoudend, maar niet geweldig. De beste voorstellingen zijn de voorstellingen in de wat kleinere theaters. Begin dit jaar verhuisde ik terug naar Nederland. Een van de laatste voorstellingen die ik in Londen heb gezien, is nota bene een stuk van Shakespeare: The Tempest. Dat was geweldig: heel leuk stuk, heel goed gespeeld en een beetje gemoderniseerd. In Nederland ging ik vroeger naar het Publiekstheater. Zij speelden vaak stukken van Herman Heijermans. De opgaande zon kan ik me nog goed herinneren. Het is jammer dat zijn stukken nauwelijks meer gespeeld worden. De opgaande zon gaat over een kleine, ouderwetse winkelier die door het grote, moderne warenhuis wordt weggeconcurreerd. Dat is ook nu nog hartstikke actueel. Heijermans was een socialistische schrijver uit een andere tijd, maar veel van de thema’s die hij in zijn stukken aansnijdt zijn nog steeds springlevend.

“Een paar weken geleden ben ik naar Herman van Veen geweest in Carré. Iemand had me gezegd dat dat zo leuk was. Ik wist eerlijk gezegd niet eens dat hij nog werkte, maar die voorstelling was zo megalomaan goed… Echt niet te geloven. Ik had hem een jaar of vijf geleden ook al eens gezien en toen was hij ook al op leeftijd, maar hij is nog steeds erg vitaal en misschien nog wel beter dan de vorige keer dat ik hem zag. Zijn stem is fenomenaal. Ik was vroeger niet eens zo’n groot fan van hem, maar nu zeker wel. Ik ga ook graag naar het Nederlands Dans Theater. Zo’n voorstelling is een spektakel. Ik vind alles eraan leuk: het licht, de effecten, en natuurlijk de dans.

“Ik ben niet zo’n fan van opera. Ik kom heel graag in Italië, maar ik ben er nog nooit naar de opera geweest. Gek, hè? Ik heb er het geduld niet voor. Ik weet nog niet wat ik het komende theaterseizoen allemaal wil zien. Ik had het er laatst met vrienden over: vroeger volgde je het nieuws en kocht je in de zomer kaartjes voor het nieuwe seizoen, maar daar hou ik me momenteel helemáál niet mee bezig. Theater is door corona uit mijn systeem geraakt. Dat komt wel weer terug, maar dat heeft even tijd nodig.” 

Muziek

“Met muziek heb ik het minst. Ik luister wel veel naar muziek, maar dat is muziek die op de radio is. De hits van dit moment. Ik heb niet zo’n uitgesproken smaak wat dat betreft. Ik weet er ook helemaal niets van. Mijn ouders vonden vroeger dat ik naar klassieke muziek moest luisteren. Dat deed ik dan ook wel, maar ik werd er niet opgewonden van. Ik ga ook zelden naar een concert. Soms nodigt iemand me uit en dan ga ik mee, maar zelfs dan is het zo dat ik meer geniet van de entourage dan dat ik door de muziek gegrepen word. Ik heb wel wát cd’s, hoor. Laura Pausini, Andrea Bocelli, Paolo Conte… Van laatstgenoemde heb ik denk ik alle cd’s, inclusief de verzamelalbums. In de auto ligt het album Barcelona van Freddie Mercury en Montserrat Caballé. Ik heb geen idee hoe die daar komt, maar ik vind het wel gave muziek. Heerlijk dramatische nummers, ideaal om tijdens het rijden naar te luisteren.”

Film

Kingsman

“Ik keek altijd best veel films, maar ook dat is de laatste tijd wat minder. Niet alleen omdat de bioscopen vanwege de coronamaatregelen gesloten waren, maar ook omdat ik het nét iets te druk had. Ik heb wel het een en ander gezien op Netflix. The Queen’s Gambit vind ik een hele gave serie om meerdere redenen. Ten eerste: het onderwerp. Ik ben helemaal geen goede schaker, maar ik vind schaken wel heel leuk. Ten tweede: het gaat over een vrouw die wereldkampioen schaken wordt. Vrouwen hebben een achterstand in de schaakwereld, maar door deze serie krijgen zij een rolmodel. Ik las dat heel veel jonge meisjes lid zijn geworden van een schaakclub nadat ze deze serie hadden gezien. Zo zorgt zo’n serie ervoor dat de achterstand die er nu nog heerst hopelijk een beetje ingehaald wordt. Ik zie daarin een parallel met de gezondheidszorg. Ook daar hebben vrouwen een achterstand: er zijn minder vrouwelijke hoogleraren, wetenschappers en medisch afdelingshoofden dan mannelijke. Dat is gelukkig aan het veranderen. Je ziet steeds meer vrouwen die zo’n functie bekleden, die daardoor een rolmodel worden voor jonge meisjes die dat ook wel zouden willen, en die daardoor die stap durven maken. Goed voorbeeld doet immers volgen. Zo zie je hoe belangrijk het is dat zulke rolmodellen voor het voetlicht komen.

The Paramedic is de laatste film die ik heb gezien. Het is een heel donkere film. Het verhaal gaat over een ambulance-verpleegkundige, een heel onaangename kerel, die een ongeluk krijgt waardoor hij gehandicapt wordt en een nóg onaangenamere kerel wordt. Ik vind het bij een film altijd wel leuk als je je kunt identificeren met een personage, maar die man is zo onsympathiek, dat dat zelfs met de grootst mogelijke moeite niet lukt. Ik hield een vervelend gevoel over aan de film, maar dacht ook: als een film zoiets bij je bewerkstelligt, dan is de film geslaagd. 

De tekst gaat onder de foto verder.

Indiana Jones. Links: Harrison Ford, rechts: Sean Connery

“Verder heb ik een heel platte smaak. Ik ben dol op Johnny English. Ik zit in m’n eentje hardop te lachen op de bank als ik die films zie. Kingsman vind ik ook tof. Er zijn nu twee of drie films van gemaakt: he-le-maal geweldig. Het is een beetje als James Bond, maar dan leuker. Ik ben ook dol op Indiana Jones. Sean Connery en Harrison Ford, die in het derde deel vader en zoon spelen, zijn mijn favoriete acteurs. Ergens in de film zegt de dan veertigjarige dr. Henry Walton ‘Indiana’ Jones jr. (Ford) tegen zijn vader dr. Henry Walton Jones sr. (Connery): ‘Don’t call me junior!’ Die zin heb ik eens als kop gebruikt boven een opiniestuk dat ik schreef voor het British Medical Journal. In Engeland heten alle dokters die nog geen specialist zijn junior doctor. Ik verbaasde me daar over. Die mensen waren soms al veertig jaar oud, hadden jarenlange ervaring, maar werden nog steeds ‘junior doctor’ genoemd. Waarom? Ik vond dat een beledigende term. Doctor in training klinkt veel beter. Mijn stuk heeft effect gehad: de term junior doctor mag nu niet meer gebruikt worden in Engeland. Met dank dus aan Harrison Ford.”