Spring naar de content
bron: olaf kraak/anp

Door de bomenkap het bos niet meer zien

De overheid ziet het bos tegenwoordig vooral als een maakbaar iets dat de mens dient en dat voornamelijk goed is voor houtoogst en CO2-opslag. Er wordt dan ook flink gekapt. Ten onrechte, zegt bosecoloog Eef Arnolds: voor het bos zelf is met rust laten verreweg de beste optie. ‘Monumentale bomen staan voor tijd, en dat is het enige wat mensen niet kunnen maken.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bina Ayar

Bosbaden, een eigen natuurtuin en lange wandelingen maken langs het groen. De natuur is populair. Iedereen wil meer bomen en bos, inclusief de overheid. Ondertussen is Nederland met tien procent bosareaal een van de bosarmste landen van Europa. De weinige bomen die er zijn, verdwijnen deels in rap tempo in biomassacentrales of worden geofferd voor veiligheid en andere hedendaagse idealen. Nederland wijst graag met het vingertje naar landen als Brazilië, maar ontbossing gaat hier sneller dan in het Amazonegebied. Tijd om het tij te keren, vindt bosecoloog Eef Arnolds, die een alternatieve bossenstrategie opstelde als antwoord op de nota ‘Bos voor de toekomst’ van het ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV). Het motto daarvan: ‘Respect voor bomen en bossen’. 

Zonder menselijke invloed was heel Nederland bedekt met bos. Ooit was dat ook zo. Halverwege de negentiende eeuw was er maar één procent bos over. Mede door de komst van kunstmest kregen bomen meer groeiruimte en steeg het percentage bos tot 11 procent – om sinds het begin van deze eeuw weer in rap tempo af te nemen. Vooral de laatste jaren gaat het snel met bomenkap en ontbossing. Alleen al om open landshappen te creëren in Natura 2000-gebied is 120 kilometer bos gesneuveld. De kranten staan dagelijks ook vol met berichten over bomenkap buiten het bos. Dat er binnenkort vijfhonderd populieren langs het Noordhollandsch Kanaal verdwijnen omdat ze te dicht bij de weg staan, is het spreekwoordelijke topje van de ijsberg. 

Maar liefst 75 procent van de gekapte bomen verdampt onder het mom van duurzaamheid in energiecentrales. Dát en de komst van steeds meer windmolenparken en andere vormen van natuurvernietiging stuit op verzet. 

Toch wil ook de overheid meer groen. In de nota ‘Bos van de toekomst’ staat dat er in 2030 tien procent ‘meer en gezonder’ bos moet zijn. Ook zouden gekapte bomen worden vervangen en moeten er dan meer bomen in woonwijken zijn. Met de bossenstrategie die in november vorig jaar werd gepresenteerd wil het ministerie verder ‘CO2 in bossen en bomen’ en ‘biodiversiteit’ versterken. 

De nota van LNV is deels een antwoord op de groeiende onvrede over het beleid, weet Eef Arnolds, voormalig hoofddocent bosecologie aan de Universiteit van Wageningen en auteur van diverse standaardwerken over paddenstoelen, zijn specialisme. Desondanks hebben kritische stemmen uit de samenleving geen enkele inspraak gehad in de plannen, zegt de mycoloog, die daar schande van spreekt.

Critici bestaan uit verontruste natuurliefhebbers en deskundigen. Zelf behoort de bosecoloog tot beide categorieën. Als kleuter in zijn geboortestad Utrecht zocht hij al het avontuur op in nabijgelegen polders, vertelt hij. Op zijn 27ste verruilde hij de stad voor het landelijke Drenthe, waar hij nog altijd thuis is. Om zijn woning in Beilen heeft hij acht hectare landbouwgrond in de loop der tijd ‘omgeschapen’ tot een klein eldorado voor planten en dieren. Het natuurgebied, dat hij daarom ‘Schepping’ noemt, omvat bloemrijk grasland, flinke plassen, wilde bosjes en diverse soorten bomen. De ijsvogel broedt er, maar ook zoogdieren als hazen en eekhoorns komen er graag. Een bunzing (een inheems roofdier dat iets kleiner is dan een kat) voelde zich er comfortabel genoeg om een nest te maken in zijn schapenstal. Arnolds: “Zoals mensen wild enthousiast kunnen zijn over muziek of voetbal, is natuur voor mij een passie. Sommige mensen hebben helemaal geen passie. Als je dat wel hebt én daar je levenswerk van kunt maken, is dat een voorrecht.” 

Nederland wijst graag met het vingertje naar landen als Brazilië, maar ontbossing gaat hier sneller dan in het Amazonegebied

Zijn geliefde bomen en bossen worden bedreigd. Vooral de biomassa-industrie is reden tot zorg. “In Europees verband is afgesproken dat uitstoot van energieopwekking met biomassa niet wordt meegenomen bij de CO2-berekeningen, met als argument dat biomassa hernieuwbaar is. Een totaal absurde papieren constructie, want de uitstoot is hoger dan bij kolen- en gascentrales. Bij het kappen zelf komt ook nog eens CO2 vrij uit de bodem. Bovendien wordt dood hout van natuurlijk gestorven bomen normaal gesproken humus, die weer als voeding dient voor het bos. Biomassa is een vorm van roofbouw op het bos. En ja, grootschalige bomenkap leidt tot nog meer opwarming, ook dat nog.”

Door klimaatverandering zal naar verwachting een deel van veelvoorkomende boomsoorten –loofbomen, lariksen en vooral sparren – ook verdwijnen. Om het bos ‘weerbaar te maken’ wil het ministerie het bos ‘revitaliseren’, ofwel bestaande bomen vervangen – lees kappen – door soorten die het over honderd jaar ook goed doen. 

Arnolds: “Weerbaar bos maken is een theoretische bezigheid. Omdat bomen zo oud worden, weet niemand hoe het bos precies zal reageren. Je kunt iets zeggen over de komende twintig jaar, maar daarna is het giswerk. Ik zie hier ook de gevolgen van klimaatverandering hoor. Doordat er ’s winters minder vorst is en de zomers warmer zijn, groeien er spontaan walnootbomen. Dat was tien jaar geleden ondenkbaar. De natuur volgt het klimaat. Het bos blijft niet leeg, op den duur gaan er waarschijnlijk meer zuidelijke boomsoorten hier groeien. Het is behoorlijk pretentieus om te denken dat wij het beter kunnen dan de natuur zelf.”

De bosfilosofie achter de overheidsplannen zint hem dan ook niet. Arnolds: “Het ministerie gaat uit van een eenzijdige bosteeltkundige visie op bossen. Bij zo’n benadering staat de maakbaarheid van bossen centraal. Het maakbare bos dient vooral de mens, het is goed voor houtoogst en CO2-opslag. Menselijk ingrijpen via allerlei technische maatregelen om het bos ‘weerbaar’ te maken is de rode draad door de plannen, terwijl het voor bomen en bos beter is als de natuur haar gang kan gaan.”

Zijn alternatieve bossenstrategie – ‘Een toekomst voor bossen en bomen’– die hij opstelde in samenspraak met liefhebbers en deskundigen spreekt van een bosecologische visie op groen. Het uitgangspunt daarvan is dat bossen zelfregulerende leefgemeenschappen zijn die zichzelf voor onbeperkte tijd kunnen handhaven zonder de hulp van de mens. “Je hoeft het bos niet te redden. Als je toch ingrijpt, kan dat op een kleinschalige, zorgvuldige manier. Met een elegante term heet dat natuurvolgend bosbeheer. Een voorbeeld daarvan is om voor houtoogst geen kaalkap toe te passen, maar via een uitkapsysteem hier en daar een boom te kappen en de gesloten kronen intact te houden. Vergelijk het met een oud huis renoveren in plaats van te slopen. Voor de bosbeleving is dat ook beter, want mensen hebben een pesthekel aan kaalkap. Vaak lijkt het alsof er een oorlog heeft gewoed.”

Wat de bossen vooral nodig hebben is minder menselijke bemoeienis, zegt Arnolds, die eerder het boek Weg van de natuur schreef, over de gevoelsmatige, fysieke en spirituele relatie tussen mens en natuur. Dat is volgens hem goed voor zowel biodiversiteit als de belevingswaarde van bossen. “Bossen hebben enorme emotionele waarde. Vooral in steden groeit de waardering voor groen. Bomen zijn niet alleen geliefd vanwege hun schoonheid. Ze geven ook schaduw, wat in warme steden onmisbaar is. In coronatijd hebben mensen ontdekt hoe fijn het is om lange boswandelingen te maken; die trend blijft voorlopig. Die recreatieve waarde levert bovendien geld op. Kijk naar de Veluwe. Dat geldt niet voor bomen kappen. Biomassa is niet rendabel, dat wordt in stand gehouden met miljardensubsidies.”

Belangen spelen dan ook een rol in het huidige beleid, zegt de Drentse bosecoloog, die pleit voor een breed maatschappelijk debat over bosbeleid. “De voorgestelde bossenstrategie is gemaakt door de Unie van Bosgroepen. Dat zijn mensen die hun geld verdienen met kap, omvorming en zo veel mogelijk maatregelen. Voor de plannen is 1,5 miljard euro gereserveerd, daarmee hebben de partijen voor de komende jaren hun kostje gekocht.” 

De maatregelenmanie die Arnolds in het bosbeleid waarneemt, beheerst ook andere terreinen van de samenleving. In ons ‘rubberen tegelparadijs’ heerst de illusie dat wij de natuur naar onze hand kunnen zetten, meestal voor maatschappelijke idealen als gezondheid en veiligheid. Voor het eerste doel zijn meer bomen onmisbaar. Een stadspark om de hoek bijvoorbeeld komt de gezondheid ten goede, bleek onlangs weer uit onderzoek van de Leidse milieuwetenschapper Roy Remme. Het streven naar ultieme veiligheid maakt ondertussen ook slachtoffers onder bomen. Zo worden er steeds vaker monumentale bomen gekapt omdat ze ‘een gevaar’ zouden zijn voor omwonenden of automobilisten. 

Arnolds: “Mensen gaan toch ook skiën, met alle risico’s van dien? Waarom mag je dan niet langs bomen rijden? Dat valt net zo goed onder eigen verantwoordelijkheid. Dat totaal ontspoorde veiligheidsdenken komt ook terug in het coronabeleid. Het virus moet koste wat kost worden verslagen. Waarom is elke coronabesmetting onacceptabel maar mogen er wel meer mensen aan kanker overlijden? Het streven naar ultieme veiligheid is hopeloos. Het lijkt ook wel alsof alles wat uit de natuur komt minder goed is dan wat mensen zelf maken of veroorzaken. Elke dag sterven er mensen in het verkeer, maar als er een keer een dier losbreekt in een natuurpark, moet het meteen dood. Misschien is het wel een soort oerangst om in de natuur overal beren op de weg te zien.”

Terwijl landelijke plannen aan de ene kant meer groen in steden moeten opleveren, is het kapbeleid in gemeenten versoepeld. Anders dan voorheen is een kapvergunning alleen nog nodig voor op de groene kaart aangewezen bomen. Lokaal sneuvelen er complete houtwallen voor veiligheid of er verdwijnen bomen door ‘kulkap’; omdat mensen ‘last hebben’ van pluisjes, vallende eikels, of kleverige sappen van bijvoorbeeld lindebomen. En ook die bomen belanden niet zelden in biomassacentrales. Bomen kappen voor het klimaat is dan ook niet de enige ambivalentie in de omgang met houtig groen.

Bestaat er in Nederland überhaupt wel natuurlijk bos? Arnolds: “Bossen worden onderverdeeld in productiebos – voor bijvoorbeeld houtoogst –, multifunctioneel bos, waarbij ook recreatie een rol speelt, en natuurbos. Dat laatste omvat maar één procent van alle Nederlandse bossen. Natuurbos is bos waarin mensen niet meer hebben ingegrepen en dat er meer dan honderd jaar is. De meeste bossen in Nederland zijn relatief jong; ze zijn in de bloei van hun leven. Meer natuurbos gaat er ook niet komen als je elke vijftig jaar met de kettingzaag erdoorheen gaat.”

Het alternatief voor het huidige beleid is: in zoveel mogelijk bossen niets doen en waar nodig kleinschalig beheren

Eef Arnolds, bosecoloog

Ontbossing gaat verder dan bomenkap alleen. Bomen die worden geofferd voor open landschap in bijvoorbeeld Natura 2000-gebied komen niet meer terug. Arnolds: “Er kunnen goede redenen zijn om open landschappen te willen, bijvoorbeeld voor variatie in flora en fauna, maar doe dat zorgvuldig en met mate. Je kunt bijvoorbeeld een corridor maken van de ene heide naar de andere. Zoals het nu gaat, gaat natuurbeheer ten koste van het bos. Het bos is de sluitpost van de natuur geworden.”

De overige kapdrift moet volgens de Boswet worden gecompenseerd via herplant, maar ook dat gebeurt vooralsnog mondjesmaat. Bovendien duurt het tientallen jaren voordat nieuwe bomen kunnen tippen aan hun voorgangers, ook als het gaat om CO2-opslag of biodiversiteit. 

“Houtkap is per definitie slecht voor het bos. Vijftig procent van de biodiversiteit is verbonden met dood hout. Laat bomen toe om dat proces zelf door te maken,” zegt de bosecoloog, die griezelt van de veelgebruikte term ‘compensatie’. Het argument dat gekapte bomen kunnen worden vervangen door herplant, gaat er bij hem niet in. “Het is alsof je de Amsterdamse grachtengordel afbreekt en zegt dat het niet erg is omdat er even verderop een nieuwbouwwijk komt. We hebben juist behoefte aan oude, mooie bomen. Monumentale bomen staan voor tijd. Tijd is het enige wat mensen niet kunnen maken.”

Goed bosbeleid vraagt om respect, zegt hij. Om waardering voor bomen die hier vaak al langer zijn dan wij, en voor de dieren, planten en andere organismen die in het bos leven. Die consideratie ontbreekt in de ‘van bovenaf opgelegde, bureaucratische bossenstrategie die – als de plannen doorgaan – onomkeerbare schade brengt en ons achterlaat met alleen kunstmatige, door mensen beheerste bossen’.

Het alternatief is simpel: “In zoveel mogelijk bossen niets doen en waar nodig kleinschalig beheren. Dat levert mooier, natuurlijker bos op met meer biodiversiteit, een groter vermogen om koolstof op te slaan en een betere belevingswaarde. Het bespaart de belastingbetaler ook nog eens 1,5 miljard euro.” 

Hij staat niet alleen in zijn onrust: een petitie van gezamenlijke natuurorganisaties tegen grootschalige bomenkap en voor beter natuurbeleid werd al bijna 35.000 keer getekend. Het massaal omarmen van bossen en groeiend protest tegen bomenkap vanuit samenleving en politiek stemt Arnolds daarom toch voorzichtig hoopvol. 

Of de storm van kritiek de hoge bomen bereikt die het beleid bepalen, zal de komende tijd moeten blijken. 

Onderwerpen