Spring naar de content

Anton Kannemeyer: ‘Ongemak veroorzaken is mijn plicht’

Cartoonist en tekenaar Anton Kannemeyer (53) is een van de meest controversiële kunstenaars van Zuid-Afrika. Past de manier waarop hij zwarte mensen afbeeldt nog wel in deze tijd? ‘Misschien volstaat subversiviteit. Maar wordt het dan niet te subtiel?’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Mark Schalekamp

Ik werkte eens een aantal maanden voor een Berlijnse krant, in een Nederlands-Duitse journalistieke uitwisseling. Als laatste stuk mocht ik iets polemisch schrijven, dat was de traditie. Wat was me nou opgevallen, wat mankeerde er nou echt aan Duitsland of Duitsers? Best wel wat natuurlijk, moest ik me beperken tot één artikel? Dan zou het gaan het over het gebrekkig ontwikkeld gevoel voor humor van de Duitser. Daar begrepen ze op de redactie niets van: “Wij geen gevoel voor humor!? Maar we lachen toch heel vaak!” Tja… Het stuk dat ik schreef weigerden ze vervolgens te plaatsen, op zich geestig. 

Duitse humor is meestal kinderhumor, was me opgevallen. Iemand overdreven nadoen wordt heel grappig gevonden, zoals een kleuter merkte toen die zijn eerste lach oogstte. Verfijning als sarcasme, of zelfs ironie, is voor hen te hoog gegrepen. Daarvoor moet je bij de Britten zijn. 

Satire: het op een humoristische manier hebben van maatschappijkritiek, vaak gebruikmakend van stijlvormen als sarcasme, parodie of ironie. Nederlandse cabaretiers doen er graag aan. Het kan ook met literatuur, in gedichten. Of via spotprenten. 

Een bepaald niet ongevaarlijke bezigheid: wie herinnert zich niet Kurt Westergaard, de Deen die in 2005 de cartoon maakte van de profeet Mohammed met een bom op zijn hoofd? Hij overleefde ternauwernood een paar aanslagen van woedende moslims – en werd als dank door zijn krant op blijvend non-actief gezet. Nederland kent een lange traditie van politieke cartoonisten: Opland, Ruben L. Oppenheimer, Gregorius Nekschot, maar internationaal het bekendst is Bernard Willem Holtrop, beter bekend als Willem. Hij ontvluchtte Nederland in 1968 na veel gedoe over zijn prenten. Het geruchtmakendst was een rechtszaak wegens majesteitsschennis: hij had Juliana afgebeeld als hoer. Vanuit Frankrijk publiceerde hij, soms nog wel voor Nederlandse bladen zoals HP/De Tijd, maar vooral voor satirisch weekblad Charlie Hebdo. Aan de aanslag op de redactie in 2015 ontsnapte hij met veel geluk: hij was vanuit zijn huis in Bretagne op weg naar Parijs.

Anton Kannemeyer is een bekende Zuid-Afrikaanse cartoonist en kunstenaar. Misschien niet ’s lands bekendste, die titel is eerder voor Zapiro, die eigenlijk Jonathan Shapiro heet – een beetje cartoonist opereert kennelijk onder artiestennaam. Een cartoon van zijn hand over –alweer – Mohammed in The Guardian leidde tot een enorme rechtszaak, net als enkele over Jacob Zuma, toen nog Zuid-Afrika’s president. 

Kannemeyer (53) is al even geruchtmakend. Hij richtte in de jaren negentig Bitterkomix op, een satirisch stripblad waaraan in de loop der jaren ruim veertig tekenaars en schrijvers meewerkten. Taboedoorbrekend, vaak spelend met de preutsheid van het blanke en christelijke deel van de samenleving. Denk bij de cartoons van Kannemeyer niet aan zwart-wit gepriegel met een pennetje: het zijn zorgvuldig geschilderde kunstwerken, vaak van 40 bij 50 centimeter, soms nog groter, die zo goed zijn dat ze geëxposeerd zijn in het MoMA, inclusief lovende recensies in The New York Times en de The New Yorker, en in Europese topmusea zoals het Guggenheim in Bilbao en de Rotterdamse Kunsthal. Thema’s in zijn werk waren oorspronkelijk de corruptie van de Apartheidsregering, later die van de ANC-regering, maar vooral ras, al sinds mensenheugenis het belangrijkste onderwerp in Zuid-Afrika. En het ongemakkelijkste onderwerp. “Maar,” zegt Kannemeyer, “het is mijn plicht om mensen zich ongemakkelijk te doen voelen. Te provoceren. Ik heb het goed gedaan wanneer mijn werk debat opwekt. Wanneer het werk van de satiricus niet voor een beetje opschudding zorgt, is er iets mis.” Controverse was hij dus nooit uit de weg gegaan, maar van één relletje zou hij spijt kunnen hebben. Want dat kostte hem zijn carrière.

In 2015 kwamen studenten in Zuid-Afrika in opstand, om te beginnen die in Kaapstad. ‘Rhodes must fall’ heette de beweging: het beeld van Cecil Rhodes, dat een markante plek had voor het universiteitsgebouw, moest weg. Want diamantmagnaat Rhodes was behalve grootfinancier van de universiteit ook staatsman en ja, kolonisator. Ten bewijze: Rhodesië, nu Zimbabwe, heette zo vanwege hem. Zijn beeld stond symbool voor het ‘institutioneel racisme’ aan de universiteit, de blanke suprematie en privileges. De rellen duurden alles bij elkaar maanden, werden almaar heftiger, het beeld werd van de sokkel getrokken, net als dat van andere blanken, studenten staken auto’s in de fik en ten slotte gaf de universiteit toe aan de eisen. Een commissie met daarin ook studenten onderzocht vervolgens welke kunstwerken op de universiteit konden worden gezien als ‘problematisch’ en verwijderd moesten worden, waaronder die van bijvoorbeeld Breyten Breytenbach. Die is zeker problematisch blank, maar behalve een groot schrijver en dichter ook een bekend apartheidsbestrijder… 

Deze kunstenaar is geletterd, wat je niet kan zeggen van de meeste van de mensen wier kritiek hem ten val hebben gebracht

Kannemeyer wijdde er een cartoon aan in Bitter-komix: een afbeelding van dansende studenten rond een vreugdevuur van brandende portretten. En dat heeft hij geweten. Er kwam protest tegen de prent, was hij niet die cartoonist die zwarten toch al golliwog afbeeldde? Dus met karikaturaal dikke rode lippen en grote ogen, was hij niet altijd al racistisch geweest? Nadat de verontwaardiging de snel opgewonden sociale media was ontstegen en ook de gewone wereld bereikte, kreeg het gevolgen voor Kannemeyer. Op de Universiteit Stellenbosch, waar hij doceerde, was hij niet meer welkom. Boekwinkels wilden Bitterkomix niet meer verkopen. De uitnodigingen voor comics-festivals werden ingetrokken. Zijn werk werd niet meer gerecenseerd. Zijn galerie liet hem vallen, met een persbericht dat meldde dat de galerie zich ‘in toenemende mate onbehaaglijk voelt met de karikaturale manier waarop Zwarte mensen worden afgebeeld’. Kannemeyer was gecanceld. 

“Ja, dat ook nog, nu ineens Zwart met hoofdletter Z. Ik vraag me weleens af wie dit allemaal verzint,” verzucht Kannemeyer als ik hem spreek in zijn atelier in een Kaapstadse buitenwijk. Hij op een kruk, ik op een iets fijnere stoel, op gepaste afstand uiteen geschoven. Links en rechts doeken, in verschillende stadia. Verfvlekken in alle kleuren op de houten vloer, de wanden vol boekenkasten met eigen werk en dat van en over gewaardeerde collega’s, maar ook meters Zuid-Afrikaanse geschiedenis. Op een tafeltje een boek dat hij nu leest, Onderworpen van Michel Houellebecq. Deze kunstenaar is geletterd, wat je niet kan zeggen van de meeste van de mensen wier kritiek hem ten val hebben gebracht. “Mijn werk is vaak online te zien en wordt op sociale media becommentarieerd, en ik vond de onwetendheid en onverdraagzaamheid die eruit sprak verbijsterend. Waarbij het niet helpt dat er vaak bij de online afbeeldingen van mijn werk geen context is, die zeker bij controversiële kunst, zoals die van mij, echt nodig is.”

Ook journalisten die hem altijd gunstig gezind waren, hielden zich stil: cancellation is wellicht besmettelijk. Zelfs zijn vrienden wendden zich van hem af. “Ik voel me niet verraden, nee. Kijk, iedereen moet voor zichzelf zorgen. De laatste jaren is het klimaat enorm veranderd. Om een voorbeeld te geven: ik gaf een goeie vriend een print cadeau. Die had hij niet opgehangen, merkte ik toen ik weer eens op bezoek was. Toen ik ernaar vroeg, voelde de vriend zich een tikje betrapt, kreeg het werk toch een plek aan de muur en kreeg hij elke keer weer gezeik erover, moest zich voor elke gast verklaren en verontschuldigen.”

Ik heb ook een werk van ’m gekocht, maar nog geen commentaar. Misschien doordat er wegens coronamaatregelen ook nauwelijks iemand bij mij over de vloer komt. 

Op de vraag of hij zou willen dat zo’n vriend voor hem opkomt, antwoordt hij: “Ja, maar het is heel simpel: wanneer iemand mij in het openbaar zou verdedigen, een van mijn vrienden van de universiteit bijvoorbeeld, kost het hem waarschijnlijk zijn baan. Dat geldt ook voor een journalist. En dan beland je op de zwarte lijst, kom je gewoon niet meer aan de bak. Je kunt spreken van een heksenjacht. Wil je nog thee?”

Kannemeyer staat op, lang, mager en tamelijk ernstig. Hij heeft een schram op zijn kop – een gehavend man. Het buitenstaander-zijn is niet onbekend voor hem: dat waren blanke Zuid-Afrikanen decennialang. Toen hij als achttienjarige in de jaren tachtig van Duitsland naar zijn Nederlandse grootouders in Amsterdam reisde en bij de grens zijn paspoort moest laten zien, spuugde de douanier daarin. Bah, een racist, uit het land van apartheid!

Even later vertelt hij over Black Lives Matter, de beweging is ook actief in Zuid-Afrika. “Die maakt het voor blanken nog slechter. Kijk, ik begrijp het ergens ook wel: er moest wat worden rechtgezet en gecorrigeerd. De situatie in de Verenigde Staten is alleen compleet anders: daar gaat het om een minderheid die erop staat gezien te worden. In Zuid-Afrika zijn juist de blanken zwaar in de minderheid, maken die slechts negen procent van de bevolking uit. BLM hier is tamelijk bizar: we hebben een zwarte regering, zwarten worden al jaren bevoordeeld.”

Het is het terugkerende thema in zijn werk: de betuttelende neerbuigendheid der progressieve blanken

Als gezegd, de tijden zijn enorm veranderd. “Er was open debat, discussie. Maar nu zeggen ze: tijd voor debat is voorbij. Weet je wat ook zo gek is? Dat ik online comments zie, of zelfs in gastenboeken bij exposities, van mensen die zeggen: ‘Ik moest aanvankelijk lachen om je werk, totdat ik besefte hoe pervers en racistisch je bent.’ Dus ze bedenken nooit: oei, ik lachte, wat is er mis met me? Nee, de kunstenaar krijgt de schuld. Veel van mijn werk is een spiegel: je moet ernaar kijken, je ermee op de een of andere manier mee verbinden en als je geschokt of gekwetst bent, kun je voor jezelf bedenken waarom dat is.”

Satire ligt wereldwijd onder vuur, ziet hij. Veel kranten zien af van politieke spotprenten, zoals ook The New York Times sinds 2019. “Zodra iemand ook maar roept dat het kwetsend is, wordt het verwijderd.” Om die reden maakt Bitterkomix bijvoorbeeld geen deel meer uit van het curriculum van de kunstacademie. “Studenten melden docenten doodleuk: zit dit werk erin, dan boycotten we je vakken en zorgen we dat jij je baan verliest. Maar waarom niet juist het erover hebben? Dat hoort toch juist in een academische omgeving?” Hij maakt een moedeloos gebaar. “Wanneer zelfs kunstacademiestudenten niet meer leren wat satire is, hoe kun je dat dan verwachten van die Twitter-massa?”

Kannemeyer is kaltgestellt. In Zuid-Afrika komt hij gewoon niet meer aan de bak. “In september exposeer ik in Parijs, daarvoor maak ik nu werk.” Maar hij leeft vooral van het maken van landschappen. “Ik ben niet de enige satiricus die heeft moeten inboeten. Zapiro plaatst zijn cartoons nu online bij de Daily Maverick.”

Een Zuid-Afrikaanse site met een bereik van niks. “Dus die heeft nauwelijks meer bereik, net zomin als jij,” zeg ik. 

“Tja,” verzucht hij. “Weet je, ik vind het eerlijk gezegd een verlies voor het land.”

Had hij het kunnen voorkomen? De manier waarop hij zwarten afbeeldt, is geïnspireerd door Kuifje in Afrika. Waarom toch die golliwog-face? “Ik doe het niet om zwarte mensen belachelijk te maken, maar juist om een probleem te benoemen, er aandacht voor te vragen. Door deze manier van afbeelden is in ieder geval één ding duidelijk: ik heb het over ras. Weet je, ik had in 2011 een solotentoonstelling in New York, met veel werk met golliwog afgebeelde mensen. Meer dan de helft van de bezoekers was zwart, van wie velen me na afloop feliciteerden, ze waren blij dat eindelijk iemand het over ras had, puur en open. Dat doen blanken hier in Amerika nooit, zeiden ze. Durven dat niet, laten het onbenoemd. Het zou mooi zijn wanneer zwarte mensen zouden zeggen: dit werk steunt de strijd tegen racisme – want dat doet het! – en daarom steunen wij ’t.” Kannemeyer staat op en doet de ramen van zijn atelier open. Het is warm, februari en dus hartje zomer in Kaapstad. “Het zijn overigens vooral progressieve blanken die kritiek hebben. Die willen niet worden geconfronteerd met schuld en hypocrisie. Of ze vinden dat ze het moeten opnemen voor zwarte mensen, ze moeten hen redden.” Dat maakt hem echt boos. “Vraag hun liever hoe zij er zelf over denken.” Het is het terugkerende thema in zijn werk: de betuttelende neerbuigendheid der progressieve blanken. “Dat is het racisme van vandaag.”

Maar, eerlijk is eerlijk, ook Kannemeyer past zich aan. In zijn atelier hangt een groot werk, zeker twee meter hoog. Het laat een moeder en haar verwende dochtertje te zien, dat moet kiezen uit vier barbiepoppen, van verschillende huidskleuren. Uit de tekstballon kun je opmaken dat het bedoeld is als een klacht tegen de manier waarop we tegen kunst aankijken, dat de juiste achtergrond van de kunstenaar belangrijker wordt geacht dan de kwaliteit van diens kunst. Esthetisch een prachtig werk, maar ook opvallend: de zwarte barbie heeft gewone lippen, is niet golliwog. “Misschien heeft die golliwog ook wel zijn tijd gehad, moet ik ook vooruit,” kijkt hij kritisch naar zichzelf. “Misschien moet het minder iconoclastisch zijn, minder expliciet. Misschien volstaat subversiviteit. Dan is het werk zelf acceptabel, stelt het alleen wel vragen. Wordt het dan niet te subtiel?” vraagt hij hardop. Het antwoord weet hij zelf wel.