Spring naar de content

Onder vogelaars

Vogels kijken is steeds trendyer aan het worden, al helemaal sinds corona uitbrak. De verrekijkerverkoop is geëxplodeerd, veel vogelexcursies zijn volgeboekt en de Vogelbescherming geniet toenemende belangstelling. ‘Vogels zijn onwijs zichtbaar en spectaculair: een slechtvalk haalt 300 kilometer per uur.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bert Nijmeijer

“Holy moly! O wat vet! M’n eerste kluut!” Vogelaar Arjan Dwarshuis is op vogelsafari met jeugdvriend en vogelleek Gisbert van Baalen, een ontdekkingstocht waarvan de twee verslag doen in hun wekelijke Vogelspotcast. Het is Van Baalens eerste kluut. Dwarshuis is wereldrecordhouder vogels kijken – naast de kluut nog 6851 andere soorten in één jaar, in veertig landen – maar kan ook van alledaagse vogels nog steeds in vervoering raken, als zag hij ze voor het eerst. 

“Kijk kijk kijk kijk kijk,” zegt hij, op de Freek Vonk-manier. “Hier zit die spreeuw op het dak te zingen.” “Wo!” zegt Van Baalen. “Leuke vogel eigenlijk! Er zitten gouden spikkeltjes in z’n verenkleed.” Een spreeuw kan 67 andere vogels nadoen, zegt Dwarshuis, en stadsgeluiden: sirenes, trams, bouwmachines. Er vliegen zaagbekken over. Van Baalen: “Check deze eend! Wat een vette kop!” Let op de lange snavel, zegt Dwarshuis. Van Baalen: “Het was een lange snavel! Echt een lánge snavel.” 

De vrienden zijn niet je gemiddelde vogelaars, niet zoals het archetype in de letterbak in je hoofd zit. Arjan en ‘Gip’ zijn relatief jonge (begin dertig, denk ik) gebekte Amsterdammers van het soort dat altijd kan doorpraten, desnoods over niets. In de Vogelspotcast wandelen ze door de vogelwereld in een voortdurende staat van onderdrukt juichen, steeds bijna in de lach schietend om hoe schitterend alles is. 

Vogels kijken blijkt supercool. Elke soort heeft een mooi verhaal. Neem de wintertaling: “Die is helemaal over de Sahara – whoemm! – hiernaartoe gekomen!” De roep van de roerdomp: zo sick! Dat hoempen, als een misthoorn, holy shit! Een snor: geratel als een krekel, een waterral: een soort gillend speenvarken. Vette devices mee: “Dit is echt een waanzinnig lijp ding waarmee ik supergoed geluiden kan opnemen.” 

Er lijken niet alleen steeds meer vogelaars te komen, de soort lijkt diverser te worden (jonger, hipper, meer vrouwen) en zich luider te manifesteren. In het Radio 1-programma van Humberto Tan praat Dwarshuis een kwartier lang over ‘de vogelgeluiden van de week’. Op het internet vond ik Camilla Dreef, een leuke jonge vogelvrouw. Ze blijkt de vriendin van Dwarshuis, sinds ze elkaar voor de kijker kregen bij de opnames van In de ban van de condor

“Wie had dat gedacht, het is de nummer één-volkshobby aan het worden,” zo kan Dwarshuis de indruk dat zijn liefhebberij en werk in populariteit toenemen bevestigen. De Vogelspotcast gaat helemaal viral, de vogelbureautjes met gidsen en excursies zijn talrijk als ganzen op mals boerengras. De een na de ander komt ervoor uit óók vogels te spotten, of vogels te kijken, zoals Dwarshuis liever zegt (‘vogelen’ refereert vooral in Vlaanderen aan een nog oudere hobby dan vogels kijken.)

De vogelhobby vermainstreamt en verglamourt. Dit voorjaar kregen alle deelnemers aan de Postcode Loterij het boekje Vogels in Nederland opgestuurd (een selectie uit en vertaling van de Pocket Birds of Britain and Europe), ingeleid door niemand minder dan Humberto Tan, die in de jungle van Brazilië schitterende vogels voor zijn telelens krijgt, maar met evenveel liefde een roodborstje in zijn eigen tuin fotografeert, schrijft hij. 

Een spreeuw kan 67 andere vogels nadoen, en stadsgeluiden: sirenes, trams, bouwmachines

“Vogels kijken is booming,” constateert de Vogelbescherming op zijn website. “De verrekijkerverkoop in de webshop is verviervoudigd,” zegt voorlichter en vogelaar Marc Scheurkogel. De vogelexcursies zijn volgeboekt, de leden stromen toe, steeds meer mensen worden vogelaar of bekennen er een te zijn. Jochem Myjer is een vogelaar, Eddy Zoëy is van de vogels. Presentatrice Merel Westrik: vogels, journalisten Caspar Janssen, Jean-Pierre Geelen en Saskia van Loenen: idem (als kind maakte ik uit een vogelboek op dat de ‘idem’ de talrijkste vogelsoort was). 

De trend is van vóór corona, maar sinds maart 2020 buigt de vogelaarscurve scherp naar boven, om de bekende redenen: het kan in en om het huis, in de natuur, het kan altijd en overal en het zijn kicks voor niks, tot je toch die dure Swarovski-kijker koopt. De nieuwe aanwas blijft, want eenmaal in de vogels hou je niet meer op. Scheurkogel: “Je gaat steeds verder. Weet waar je aan begint. Voor je het weet, sta je voor dag en dauw met min tien door een verrekijker naar een stipje aan de horizon te kijken.”

Waarom die vogels toch zo eindeloos fascinerend zijn, legt Arjan Dwarshuis uit: “Het is een cliché, maar omdat ze vliegen. Vogels zijn onwijs zichtbaar en spectaculair: een slechtvalk haalt 300 kilometer per uur, gierzwaluwen ook nog 100 kilometer. Het feit dat ze migreren. Met miljarden van het noordelijk halfrond naar het zuiden en terug. Vogels zijn de wereldreizigers van de planeet. Een goudhaantje van 6 gram vliegt elk najaar van de Siberische taiga naar Nederland, een boerenzwaluw, 20 gram, van tropisch Afrika naar hier. Dat ze feilloos navigeren.

“Vogels dwalen. Ik heb in Nederland ook wel eens een Mongoolse pieper ontdekt. Ieder najaar zie je bladkoninkjes. Zo’n buitenkansje vind ik misschien wel het allergaafst. De kick van het onverwachte.”

Het is heel leuk om met een geoefende vogelaar het veld in te gaan. Dan zie je ineens soorten die je normaal nooit ziet. Als vogelleek zie je alleen de overbekende soorten: merels, mussen, vinken en mezen, meeuwen natuurlijk, kraaien en daarnaast veel grijzige, bruinige of donkere, ongedefinieerde vogeltjes, dat laatste mogelijk omdat je verkeerd kijkt: niet met de zon in je rug, maar ertegenin, waardoor alles een zwart silhouetje wordt. 

Hoe pak je dat nou aan, meer zien? Tip van de wereldrecordhouder, iemand die álles ziet en hoort (daar begint het mee, zien). Eén: “Kijk omhoog. Mensen lopen door de natuur met een blik voor zich of naar de grond. Een tweede tip is naar vogels luisteren. Je hoort ze eerder dan je ze ziet. Een goeie is: download een vogelapp of koop een vogelboekje, en besef dat vogels dwalen. En koop een verrekijker. Het is pas echt geweldig als je al die fantastische details in hun verenkleed ziet, de beweging als ze zingen. Voor 160, 170 euro ben je ready to go.”

Je kunt de natuur in – het mooist is het als het licht wordt ’s morgens, of ’s avonds het laatste uur voordat het donker wordt – maar thuis, met een blik naar buiten, kan het ook. “Ik heb hier vanaf mijn balkon, hartje Amsterdam-Zuid, 98 soorten gezien, waaronder de zeearend.”

Dat iederéén tegenwoordig vogels kijkt: “Niet normaal. Een graadmeter is de Nationale Tuinvogeltelling. Elk jaar doen meer mensen mee. Vorig jaar 80.000, dit jaar 200.000 mensen. Ik merk het aan de mails die ik aan de lopende band krijg. Aan de aanmeldingen voor de online vogelcursussen van Camilla en Nico de Haan (senior vogelaar – BN) bij de Vogelbescherming. Aan mijn eigen vrienden. Iedereen wil een vogelboekje en een verrekijker.” 

De tekst gaat onder de foto verder.

Arjan Dwarshuis: ‘De innerlijke rust die je krijgt. Het is meditatief. Vogels kijken is heel goed om je zintuigen te trainen.’

De vraag voor wie het nou geschikt is, is een makkelijke: voor iedereen. Maar als Dwarshuis een specifieke groep moet noemen: de ‘hardwerkende Nederlander’. “Mensen die het heel erg druk hebben, altijd maar werken, in het weekend naar de kloten gaan en maandag de draad weer oppikken. Als je in plaats daarvan in het weekend ’s ochtends vroeg opstaat om vogels te kijken, merk je dat je zóveel meer uit je week haalt. De innerlijke rust die je krijgt. Het is meditatief. Vogels kijken is heel goed om je zintuigen te trainen.” 

Want dat is het: trainen, oefenen. Oefenen van geluiden, met een geluidenapp, oefenen van roepjes, vlucht, gedrag, zeldzaamheden. “Het is heel veel doen. Eropuit gaan. Als het nog kan: jong beginnen.” Ook de vogelaarswereld kent een hiërarchie, je hebt topvogelaars en vogelaars van instapniveau. Het goede nieuws is dat je er vanaf stap één een bent. “Wat maakt iemand een vogelaar? Als iemand geniet van die vogels.” 

De website Waarneming.nl is het online waarnemingenschriftje van natuurobserverend Nederland, het scorebord van vogel- en andere spotters. Die komen hier pronken met hun waarnemingen van vogels en andere fauna, insecten, vlinders, bloemen en planten. Er worden ranglijsten en standen bijgehouden. Voor wie ziet wat er is, gáát zien wat er is, wordt de wereld een avonturenboek van wonderlijkheden, verrassingen en cadeautjes van Moeder Natuur. 

Op 24 mei is de orpheusspotvogel waargenomen op

twee locaties, een in Groningen en een in Zuid-Holland (het betreft twee exemplaren, mogen we aannemen). Het is wat mijn vriend Roland, een even kundig als ongeregeld vogelaar, ‘een leuke waarneming’ noemt. Dezelfde dag zag iemand in Nederland een bergfluiter en een Iberische tjiftjaf. In Gelderland en Overijssel kon je een zwarte ooievaar in een veld zien staan. 

De site opent met een lijst ‘recente zeldzaamheden’ die continu wordt ververst en aangevuld. Waarnemingen met een gele stip zijn zeldzaam, een rode stip is zeer zeldzaam. De observaties gaan vergezeld van foto’s en soms geluid, de precieze locatie op de kaart en de naam van de waarnemer. Het is buitengewoon informatief (‘activiteit: rustend, methode: gezien’). Op zondag 30 mei om 14.19 uur staat de teller op 43.028 die dag toegevoegde foto’s.

Een mooi fenomeen is de fenolijn van het onvolprezen programma Vroege Vogels (zondag van 7.00 tot 10.00 uur op de radio, vrijdag om 19.50 uur op televisie). Luisteraars spreken hun observaties in op de voicemail. In topweken maakt samensteller Daniel Gulpers een selectie uit zes tot acht uur geluidsmateriaal. “Er wordt altijd al ongelooflijk veel ingesproken,” zegt Anneke Naafs, eindredacteur van Vroege Vogels. “Maar dit jaar nog enorm veel meer.”

De beroemdste inbeller was frater Willibrordus uit De Bilt, in 2019 op 91-jarige leeftijd overleden. Sindsdien heeft Vroege Vogels de Frater Willibrordus Prijs voor de leukste observaties. Het programma zelf zit sinds 1978 op zijn plek, en is nog fris als de vroege lente. Er werken allerlei leuke twintigers, zegt Naafs, twee leuke meiden bijvoorbeeld, die de sociale media helemaal in de vingers hebben. Hun rubriek op Instagram wordt zo 40.000 keer bekeken. 

In een gesprekje over de verjonging en feminisering van de vogelaarspopulatie noemt ze Debby Doodeman, nog zo’n met het verouderde beeld van de vogelaars brekend type. Vroege Vogels maakte al eens een radioreportage over de door Doodeman georganiseerde vrijgezellenvaartochten op het IJsselmeer, waarop singles iemand hopen te treffen met wie ze voortaan samen vogels kunnen kijken. 

Het is een geluk dat Gerhard Kornelis op een van zijn dagelijkse vogeltochten aan de oevers van het Lauwersmeer Froukje uit Friesland tegenkwam, maar voor de rest wil de vogelfotograaf uit Zoutkamp, Groningen, niets te maken hebben met welke vorm van georganiseerde natuurleut dan ook. De natuur wordt vermarkt – verstoord en deels vernield – onder het kernwoord ‘beleven’, vindt hij. De belevende mens staat centraal: onder auspiciën van Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en de provinciale landschappen wordt de natuur overwoekerd door een wildgroei van excursies en boswachtersafari’s. 

Met de vogelaars mag het uitstekend gaan, met veel vogels gaat het wat minder. Kornelis ziet het aantal weidevogels elk jaar achteruitgaan. “Tientallen jaren geleden moest je uitkijken dat je ze niet voor de wielen kreeg, maar tureluurs, kieviten, kemphanen en grutto’s zijn er nauwelijks meer. Er is nu een ‘Aanvalsplan Grutto’, maar het is te laat, denk ik. Die is niet meer te redden.”

Kornelis is in vogelkringen bekend om zijn spectaculaire vogelfoto’s: een kiekendief die een prooi in vlucht aan haar jong doorgeeft, een dansende velduil, een uit volle borst zingende nachtegaal in close-up (die zie je nóóit). Hij opereert altijd alleen, maar vooral sinds Covid wordt het Lauwersmeergebied onder de voet gelopen door vogelaars en fotografen. Hij zag gisteren nog een man in een camouflagepak in een fourwheeldrive door broedgebied scheuren, opgaand in zijn rol als wildlife-fotograaf. 

Je hebt de plaatjesjagers, vogelpaparazzi. Nestfoto’s zijn berucht. “Sommige vogels mogen absoluut niet verstoord worden. Wadvogels rusten bij hoogwater uit op een paar droogblijvende plekken waar ze denken veilig te zijn. Daar moet je gewoon niet zijn. Wat heb ik aan een foto van een verschrikte vogel. Ik wil ze vastleggen als ze hun prooi pakken, hun veren uitschudden, als ze niet in de gaten hebben dat je er bent.” 

Eén keer zat er een oehoe bij het Lauwersmeer. “Ze stonden er met twee of drie rijen fotografen omheen. Alsof er een ongeluk was gebeurd. Ik ga er niet tussen staan voor een plaatje van een oehoe op een paaltje. De volgende ochtend ben ik heel vroeg teruggegaan. Toen was ik de enige. Prachtige foto’s gemaakt.

“Bijna alle vogels zijn al gefotografeerd. Die beelden overtref je nooit als amateur. Er is een bedrijfje in Polen dat de vis rond het bootje met vogelfotografen uitgooit: allemaal dezelfde plaatjes van een visarend met vis. Hier in Nederland bestaan vogelkijkhutten met bioscoopstoelen, waar je lekker warm zit, camera in de aanslag. Dan denk ik: hoeveel plezier heeft zo iemand nou van zijn hobby?

“Er zijn ook vogelaars die niet of nauwelijks fotograferen. Dat zijn meestal de beteren. Maar die paparazzi nemen in aantal toe. Als ik iemand uit een auto zie fotograferen, rij ik hem niet voorbij. Iedereen heeft recht op een blauwborstje. Maar die cowboys rijden je bijna van de weg af. Van vogels kijken moet toch iets rustgevends uitgaan, of niet?”

In de haven van Lauwersoog, tien kilometer verderop, verrijst in de komende jaren het Werelderfgoedcentrum  Waddenzee, waar honderdduizenden bezoekers het Wad moeten komen beleven. Kornelis wijst erop dat van de tientallen miljoenen euro’s die het project kost er niet één ten goede komt aan ook maar één wadvogel of -vis. “Ik was vanochtend bij een plek waarvan ik weet dat er drie nachtegalen zitten. Een nachtegaal horen zingen, daar word je blij van. Eén zingende nachtegaal is meer waard dan die miljoenen voor het erfgoedcentrum. Die zingen niet.” 

“Du Großer und Lieber, der Du die ganze Natur wie wenig andere durchforschet hast, in der Ornithologie scheinst du ein Kind zu sein.” Dat zei Johann Peter Eckermann, medewerker en vriend van de grote wetenschapper, schrijver, dichter en totaalmens Goethe (1749-1832). In alles was Goethe Eckermanns leermeester en voorbeeld, op dat ene, niet onbelangrijke punt na. De vogelkunde.

Het kan fear of missing out zijn die zo velen tegenwoordig naar de vogels drijft. Wie ze niet ziet vliegen, mist wat. Met vogels wordt je wereld rijker en veelkleuriger, zegt Arjan Dwarshuis. Vogels kijken is spannend. Geen vogeluitje zonder verrassing. 

Hoeveel vogelaars er inmiddels in Nederland zijn, daarover heeft vogelaar en voorlichter Albert de Jong van Sovon Vogelonderzoek geen gegevens. Een vogelaar hoeft zich nergens als zodanig te registreren. Maar elk jaar melden zich honderden nieuwe vogeltellers bij Sovon aan. Vogels tellen is een stap verder dan vogels kijken alleen. Probeer maar eens het aantal gierzwaluwen in een wijk of stadsdeel te bepalen. Er zijn mensen die het kunnen. 

Jonge vogelaars zoals Dreef en Dwarshuis spelen een rol, zegt De Jong, die daarnaast wijst op de veranderde rol van de boswachter. Van een handhaver met een bonnenboekje is die een pr-kampioen geworden, een natuurhost die de recreanten op zijn domein met open armen ontvangt. ‘Boswachter Tim’ en ‘boswachter Thomas’ hebben een grote schare volgers op Twitter, die hun foto’s massaal delen. Waar toeloop is, komt nog meer toeloop. Daar zal wel wat te doen zijn. “Mensen steken elkaar aan.” 

Hahaha. Een grasmus! Dat was nummer 99!

Op een doordeweekse avond in mei is het druk in De Onlanden, een gebied met nieuwe, natte natuur tussen Groningen en de Drentse dorpen Roden en Peize. De zon zakt, het is droog maar koud. Mensen wandelen, fietsen, joggen, skeeleren, laten de hond uit. Om de zoveel meter kom je mensen met verrekijkers tegen. Ik ben met mijn vrienden Roland en Dik, vogelaars, al vele jaren. Rondom klinkt vogelgekwetter als in een natuurfilm. Wie weet zien we het porseleinhoen, zegt Roland, of het kleinste waterhoen. Misschien horen we de roerdomp hoempen. 

We zien meteen veel meer dan ik normaal zie. Misschien omdat we nu met de zon in de rug kijken, het eerste wat ik leer. Roland en Dik zien niet alleen: dat is die of die vogel, ze weten er ook iets van, waarom de vogels doen wat ze doen, waarom er gebeurt wat er gebeurt. Tegen oranje wolken jagen meeuwen krijsend achter een reiger aan, ter bescherming van hun broedsel. Achter ons ineens een enorm kabaal van kokmeeuwen. Er vliegt een ooievaar over. 

We zien krakeenden, slobeenden, een bruine ‘kiek’, van een buizerd te onderscheiden doordat hij vliegt met zijn vleugels in een ‘V’. Een rietgors, een brandgans op een nest, een tafeleend, een mannetje. We horen rietzangers, en snorren, die tjirpen als krekels. Daar, bij dat riet, voor dat tweede plasje. Mijn vrienden kijken door hun kijkers. “Twee steltkluten.” Zwart-witte, hooiwagenachtige vogels op hoge rode poten. “Een hele leuke waarneming.” 

Drie mannen, vast bewoners van de naastgelegen nieuwbouwwijk, laten hun honden lekker vrij door het riet banjeren. Meestal zegt Dik er wat van, maar hij heeft vanmiddag zijn tweede coronavaccinatie gehad en is niet helemaal fit. Mensen die op hun gedrag worden aangesproken reageren daar vaak niet goed op. Je moet er energie voor hebben. De mannen en hun honden lopen verder. 

Er fietst een vrouw voorbij met een verrekijker om haar nek. Een jongen met een rugtas kijkt naar het water. Het is bijna donker. Er komt een stel voorbij op lichtgevende rolschaatsen, met een soort flipperkastmuziek uit de rugzak van de jongen. Als het weer stil is, en donker, horen we van ver de bazuin van de roerdomp. We zien geen vogels meer, maar horen ze van alle kanten. Links een blauwborst. Rechts: karre-karre-kiet-kiet-kiet. De karekiet. Wiet wiet: het porseleinhoen. We kijken naar een zwarte rietkraag en horen de waterral, van dichtbij. 

De vogels hier zijn in aantallen allemaal enorm vooruitgegaan, zegt Roland. “Het gaat slecht met de natuur, maar met sommige soorten gaat het heel goed.”

Zoiets zei Arjan Dwarshuis ook. De vogelstand blijkt behoorlijk maakbaar. Richt een gebied in voor moerasvogels en ze komen, massaal. Misschien kan het ook met weides en weidevogels. “Het is nog niet te laat,” zei Dwarshuis. 

Tegen het eind van het telefoongesprek legde hij de telefoon even neer. “Camilla! Camilla! Daar! Daar!” hoorde ik gedempt op de achtergrond. “Hij zit in de esdoorn.” Tegen mij: “Sorry hoor, één seconde.” Gedempt: “Kijk kijk kijk! Daar links onderin.” Na tien of twintig seconden pakte Dwarshuis de telefoon weer op. “Hahaha. Een grasmus! Dat was nummer 99!”