Spring naar de content

Aura Timen: ‘We zijn er bijna’

Ze verhuisde in 1992 van Roemenië naar Nederland. Nu is Aura Timen (54) hoofd van de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding van het RIVM, hoogleraar infectieziekten en lid van het Outbreak Management Team (OMT). Hoe gaat ze om met de vele kritiek, hoe denkt ze over de vaccinatiecampagne en over de Braziliaanse mutatie? ‘Dit is de tweede grote crisis die ik meemaak in mijn leven.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nathalie Huigsloot

Hugo de Jonge zei: “Het is een loodzware tijd, maar ik had hem voor geen goud willen missen.” Geldt dat voor u ook?

“O ja, zeker! Hiervoor heb ik gestudeerd en 25 jaar aan ervaring opgebouwd, om dit te kunnen doen. Professioneel gezien is dit een heel interessante tijd.” 

Hoe bent u er ooit op gekomen om dit werk te gaan doen?

“O, van kinds af aan was ik al gefascineerd door kleine beestjes en infectieziektes. Ik vond het heel merkwaardig hoe mensen ziek konden worden van iets wat je niet kan zien. Mijn oma vertelde dat haar moeder was overleden aan meningitis (hersenvliesontsteking). Als kind van zes kon ik dat woord al uitspreken en wist ik er heel veel van. En vanaf het moment dat ik kon lezen, lag er standaard een boek over kinderziekten op mijn nachtkastje. Mijn moeder vond me maar een mafkees. Maar goed, zij is bioloog, dus ik heb het niet helemaal van een vreemde. Ik heb op mijn negende bij mezelf de diagnose mazelen gesteld. De dokter niet, die gaf me eerst penicilline, maar ik bleek gelijk te hebben. Sindsdien bleef het door mijn hoofd spoken dat ik geneeskunde wilde gaan studeren, en dat deed ik ook. Ik kom uit een universitair gezin, mijn vader was hoogleraar economie en organisatiekunde en mijn moeder was universitair hoofddocent biologie, dus ik kreeg de wetenschap met de paplepel ingegoten.”

U heeft uw studie tweemaal helemaal moeten doorlopen, doordat u verliefd werd op een Nederlandse man.

“Ja, nadat ik in Roemenië de universiteit had afgerond, ben ik bij Artsen zonder Grenzen gaan werken. Daar ontmoette ik mijn man. We deden samen een project over infectieziekten, over hepatitis B bij zwangeren en pasgeboren kinderen – infectieziektes zijn de rode draad in mijn leven, haha. Niet lang daarna ben ik naar Nederland verhuisd. Ik had volstrekt geen idee wat het betekent om naar een ander land te verhuizen. Ik was jong en onbevangen en dacht: ik kan dat wel. Maar in het begin was het wel lastig, want diploma’s uit Roemenië werden in die tijd niet erkend in Nederland. Roemenië was net aan het bijkomen van het communisme en de revolutie, en was nog geen lid van de Europese Unie. Dus toen moest ik een deel van die studie opnieuw doen. Vier jaar ben ik ermee bezig geweest om eerst de taal te leren en hetzelfde diploma te halen aan de VU. Ik hoefde geen boek open te slaan om mijn kennis op te halen, maar ik moest mijn hele medische woordenschat in het Nederlands leren gebruiken. Hier heb je voor bijna iedere ziekte en anatomisch deel van het lichaam een Nederlands synoniem. In Roemenië gebruik je gewoon de Latijnse benaming. Hier moest ik leren dat ‘slokdarm’ eigenlijk het synoniem is van oesophagus, om maar iets te noemen.”

Op wat voor manier is de praktijk dan anders dan u had gedacht, nadat u zo veel jaar over infectieziektes heeft geleerd?

“Van de heftigheid, de omvang en de enorme impact op de hele maatschappij is in theorie moeilijk een voorstelling te maken. Uit de geschiedenis ken je het effect van de pest, cholera en pokken, maar dat je dat op zo’n schaal, mondiaal, zou ervaren, werd toch als zeer onwaarschijnlijk gezien. Natuurlijk wist ik dat opduikende infecties steeds vaker de kop zouden opsteken en ook dat er ooit een nieuwe pandemie zou komen, maar deze heftigheid heeft mij toch verbaasd.”

De tekst gaat onder de foto verder.

Aura Timen
bron: anp

Sterker nog, u was degene die in februari nog suste dat het allemaal wel zou meevallen. “Ik mag u gewoon een hand geven? Geen malle voetbegroeting of high five met de ellebogen?” vroeg Volkskrant-journalist Maarten Keulemans u destijds. Uw antwoord: “Ach, welnee. Natuurlijk niet. Als we maar gewoon de handen blijven wassen. En vertrouwen hebben in de medemens.”

“Ja, het was toen nog niet voorstelbaar dat wij daadwerkelijk een pandemie zouden meemaken. Tijdens mijn oratie heb ik een oefening gedaan met de zaal. Ik schetste een quarantaine-situatie. Iemand zou besmet zijn, je weet niet wie, en iedereen moest in de zaal blijven. Niemand kon zich er een voorstelling van maken. Zelfs ik vond het vergezocht. Een jaar later zaten we er middenin, en was het nog veel erger dan ik kon vermoeden.”

Leerde u op school ook over de psychologische kant van de zaak? Dat u als hoofd infectieziektebestrijding wel allerlei maatregelen kunt bedenken, maar dat mensen zich er steeds minder aan gaan houden, het hele virus soms ontkennen en niet gevaccineerd durven te worden?

“Nee, dat was geen onderdeel van het vak infectieziektebestrijding pur sang, maar je kunt er natuurlijk wel over lezen in de literatuur. Ook wat betreft de angst voor vaccinaties. In de achttiende eeuw, toen de Britse arts Edward Jenner het eerst vaccin – tegen de pokken – uitvond, maakten ze al spotprenten waarop je Jenner iemand ziet vaccineren, met eromheen allemaal gevaccineerde mensen waar koeienoren en koeienledematen uit groeien. Dus dat is van alle tijden. Gelukkig denkt maar een kleine minderheid er zo over.”

Door het almaar stilleggen van het AstraZeneca-vaccin neemt die angst wel toe onder de bevolking. 

“Terwijl het een heel goed vaccin is; ik zou mezelf er meteen mee laten inenten. Maar ik begrijp dat er onzekerheid ontstaat als mensen zien dat andere landen – zoals Duitsland – een andere weg kiezen dan het Europees Geneesmiddelenagentschap, het EMA, adviseert. Het is wel goed om te beseffen dat er bij het EMA mensen werken met een hele grote staat van dienst, die precies weten waar ze het over hebben, en dat zij dit vaccin hebben goedgekeurd.

“En vaccins redden levens. Dat hebben ze altijd gedaan. De grootste winsten op het gebied van de volksgezondheid zijn behaald door hygiëne en door vaccinaties. Dus vaccinatie staat op de tweede plek. Zonder vaccinaties werden we lang niet zo oud en waren we niet zo gezond. Dat vergeten mensen. We vergeten dat kinderen doodgingen aan difterie of levenslang gehandicapt raakten door verlammingen als gevolg van polio. Doordat die ziektebeelden zijn verdwenen, is er in de loop van de tijd een kentering ontstaan in ons denken. Bij vaccineren denken we: we spuiten iets in gezonde lijven, namelijk bij kinderen, tegen ziektes die er niet meer zijn. Maar zodra je stopt met spuiten, komen de ziektes terug, inclusief hun dramatische impact. Dat wordt steeds vergeten.”

Voor de bestrijding van infectieziektes lijkt kennis van massapsychologie bijna net zo belangrijk als het vinden van een vaccin.

“Ja, dat wordt steeds belangrijker, absoluut. Ook omdat bepaalde boodschappen door internet en sociale media heel snel en massaal worden verspreid. Die psychologische kant vind ik een van de lastigste aspecten aan mijn werk. Als ik duiding geef aan de wekelijkse cijfers, moet ik dezelfde boodschap over afstand houden en handen wassen steeds weer herhalen, want die gedragsverandering is zo belangrijk. Maar je merkt dat ze steeds minder landen; er is een coronamoeheid opgetreden. En je kunt de boodschap niet heel erg vernieuwen, want het zijn helaas nog steeds dezelfde maatregelen die we met z’n allen in acht moeten nemen.”

Dus in de toekomst moet in boeken komen te staan: houd er rekening mee dat uw boodschap na een tijdje sleets wordt, waarna mensen zich er niet meer aan houden.

“Ja, dan ontstaat er een kentering. En die kan alle kanten op gaan. Ik was ook betrokken bij de pandemie in 2009, de Mexicaanse griep. Toen sloeg de publieke opinie op een gegeven moment om, de andere kant op: er is te veel gedaan, zie je wel, dit virus stelde niks voor. Waarom die alertheid, waarom zoveel vaccins, waarom al die toestanden? En nu is het: waarom gaat dat vaccineren niet sneller?

Natuurlijk wist ik dat er ooit een nieuwe pandemie zou komen, maar deze heftigheid heeft mij toch verbaasd

“Wat het ook lastig maakt, is dat dit virus niet lijkt op alle andere virussen die eerder hebben huisgehouden op mondiale schaal. Het verspreidt zich ook op een totaal andere manier.”

Hoe bewaakt u uw autonomie in een ‘speelveld’ dat voortdurend wordt gebombardeerd met explosieve meningen? Voeren OMT en politiek daar onderling gesprekken over?

“Nee, maar dat is natuurlijk iets wat je al leert in je opleiding. Als arts ben je ook autonoom bezig met je patiënt. Je leert omgaan met onzekerheden en zelfstandig besluiten nemen over een behandeling of advies dat je wilt geven.”

Rutte zei dat hij eerder had moeten openstaan voor kritische geluiden van buiten. “Een deel hebben we te lang niet gezien,” zei hij, “ik noem Maurice de Hond.” Hebben jullie die autonomie misschien iets te goed ontwikkeld?

“Wij kijken naar alle wetenschappelijke bronnen die we hebben, we staan in contact met veel collega’s in het buitenland, we volgen alle ontwikkelingen, dus het is niet zo dat wij hoofdstukken in de ontwikkeling van deze pandemie hebben gemist. De kracht van het RIVM is juist dat er mensen werken met expertisegebieden die zeer uiteenlopen, dus ik ben het er niet mee eens dat we relevante ontwikkelingen hebben gemist. Dat gevoel heb ik niet.”

Een kritiek die je steeds vaker hoort, is dat het OMT diverser zou moeten zijn. Ook economen zouden erin moeten plaatsnemen, er zou ook naar de indirecte schade voor de volksgezondheid op de lange termijn moeten worden gekeken.

“Ik ken de discussie inderdaad. Er wordt door die critici te veel gewicht aan het OMT toegekend. Het OMT bestaat al sinds 1995. Het is opgericht om ten tijde van een uitbraak een puur medisch-inhoudelijk advies te geven over de bestrijding ervan, niet bekeken vanuit de verdere impact op de maatschappij. Dat is wel een heel belangrijke, legitieme afweging, maar die hoort niet thuis in het OMT. Maar naast kritiek is er natuurlijk ook goed nieuws. De vaccins zijn fantastisch en dat is de manier om uit de crisis te komen. Al vind ik dat we dit virus niet moeten onderschatten. Het virus, puur natuur, laat zien dat het steeds kan terugslaan uit een onverwachte hoek.”

Er zijn ook virologen die menen dat als we de hele bevolking gaan vaccineren, de varianten die niet gevoelig zijn voor de vaccinaties juist gaan domineren. 

“Ook als we niet vaccineren zal dat gebeuren.” 

Maar zou je niet beter alleen de kwetsbare mensen kunnen vaccineren? Zodat het redelijk onschuldige virus onder jongeren kan rondgaan, en geen noodzaak heeft om te muteren in een zwaardere variant?

“Wereldwijd blijft het virus sowieso circuleren. Nee, je moet gewoon zorgen dat de kwetsbaren zo snel mogelijk beschermd worden.”

De tekst gaat onder de foto verder.

Aura Timen: ‘Voor mij is dat wel iets wat veranderd is, de aandacht voor de kleine dingen in het leven’
bron: anp

Hadden we niet beter kunnen beginnen met het vaccineren van zestigers met overgewicht, in plaats van met de alleroudsten? Dat zijn degenen die de ic-bedden bezet houden, waardoor de reguliere zorg voor iedereen wordt afgeschaald.

“Je ziet inderdaad dat mensen met serieus overgewicht een groter risico lopen om besmet te raken, en als ze besmet zijn ernstiger ziek worden en vaker op de ic terechtkomen. Als ze eenmaal op de ic liggen, hebben ze overigens net zoveel kans om te herstellen als andere patiënten. Maar goed, ze zijn inderdaad extra kwetsbaar voor dit virus. Dat is ook weer een van de nieuwe aspecten die we moesten leren over het coronavirus, hè? Want bij het griepvirus bijvoorbeeld is dat onderscheid tussen mensen met en zonder overgewicht niet zo duidelijk. Maar over de vaccinatievolgorde adviseert de Gezondheidsraad. Daar zit ik niet in, dat is niet mijn rol. De mensen die daarin zitten, hebben als uitgangspunt genomen: hoe kun je de sterfte zo snel mogelijk terugdringen? Je moet het drama in de verpleeghuizen niet vergeten, waar kwetsbare mensen bij elkaar wonen en waar een virus zich heel snel kan verspreiden. Daarom hebben ze gezegd: begin met het vaccineren van ouderen, omdat dat de sterfte het meest zal beïnvloeden. En dat heeft ook gewerkt; dat is precies goed geadviseerd. De volgende stap is nu om de mensen te vaccineren die de grootste kans hebben op ic- en ziekenhuisopname, de groep waar jij het over hebt.”

U heeft zelf vroeger bij de GGD gewerkt. Ook daar is veel kritiek op. Het zou een kapitale fout zijn geweest om als overheid het vaccineren ineens zelf te willen doen, in plaats van het uit te besteden, zoals bij de Mexicaanse griep. Hoe kijkt u daartegenaan?

“Ik heb niks met die beslissing van doen. Deze crisis is zo groot dat we een aparte groep hebben geformeerd die zich bezighoudt met de vaccinatielogistiek. Ik weet veel van vaccins, maar de logistiek is niet mijn pakkie-an. Dus dat is out of my hands, daar hoef ik niks van te vinden.”

Zijn dat wel dingen die u af en toe kunnen frustreren? Dat u denkt: hè, waarom gaat dat vaccineren nou niet sneller?

“Het begint allemaal met de vraag of je voldoende vaccins hebt. Ik was ook betrokken bij de pandemie in 2009, en bij de Mexicaanse griep hadden we in korte tijd genoeg vaccins voor iedereen die er een nodig had. Dat is een luxe die we nu nog niet hebben. Daarvan raak ik niet zozeer gefrustreerd; ik word er wel verdrietig van. Maar het is niet anders. Als je naar de landen om ons heen kijkt, waarmee we in de Europese Unie zitten, zoals Frankrijk, Duitsland en België, is er niet zoveel verschil tussen onze snelheid en die van hen. We zitten allemaal ongeveer op hetzelfde niveau, en dat tempo wordt echt gedicteerd door de hoeveelheid vaccins die we op voorraad hebben. En die moeten zo snel mogelijk toegediend worden. Er is geen tijd te verliezen. In het tweede kwartaal zal de capaciteit ongetwijfeld hoger zijn; er zijn veel meer vaccins op komst, in grote hoeveelheden. Uit onderzoek in Amerika is onlangs gebleken dat het vaccin niet alleen effect heeft op je eigen bescherming, maar ook op het voorkomen van infecties. Dankzij de vaccinatie draag je het virus minder vaak bij je; daardoor breng je het minder vaak over op anderen. Dat is heel goed nieuws.”

In Duitsland wordt gezegd dat in september iedereen gevaccineerd is; in Nederland hoor je de maand juli steeds vallen. Betekent dat dat het in Nederland sneller gaat, of communiceert de Duitse overheid realistischer?

“Ik weet het niet, ik ken de planningen van Duitsland niet, maar bij ons is het inderdaad zo gepland dat we begin juli alle groepen hebben gevaccineerd die daarvoor in aanmerking komen.”

Wat verwacht u van de Braziliaanse mutatie? Daarbij is de sterftekans onder dertigers, veertigers en vijftigers tweemaal zo hoog, en onder twintigers zelfs drie keer.

“Je ziet wat die mutatie in Brazilië doet. Daar is sprake van een dramatische uitbraak. In Nederland is deze variant nog niet op grote schaal verspreid, maar je ziet her en der wat introducties. Daarom is het zo belangrijk dat mensen snel gevaccineerd worden, want ook de huidige vaccins zullen effect hebben op deze variant.”

Maar wat is uw idee daarbij? Denkt u dat we steeds weer met zijn allen gevaccineerd moeten worden om die mutaties het hoofd te bieden?

“Ja, als de opgewekte immuniteit onvoldoende beschermt, dan zou het vaccin aangepast moeten worden. En met de technieken die nu gebruikt worden kan dat ook gebeuren. De farmaceutische industrie maakt nu al plannen om met die noodzakelijke veranderingen om te gaan. Het is dus niet ondenkbaar dat we in de komende jaren, zoals bij griep, vaker gevaccineerd moeten worden. Of dat jaarlijks is, of één keer per twee jaar, is nog niet te voorspellen.”

Geen haar op mijn hoofd die erover denkt om nu nog iemand de hand te schudden, dat is zo 2019

Denkt u dat we op de korte termijn helemaal terug kunnen naar normaal? Ziet u ons in september weer met zijn allen in een overvolle bioscoop zitten?

“Dat moeten we zien. Dat de vaccinatie mogelijk ook beschermt tegen verdere transmissie naar anderen, is natuurlijk een heel hoopvol signaal. In hoeverre we alle maatregelen kunnen opheffen, is op dit moment niet te zeggen. Persoonlijk denk ik dat we een aantal basismaatregelen zullen blijven houden, zoals je handen wassen, extra hygiëne, thuisblijven bij ziekte en je laten testen.”

Heeft de coronacrisis u veranderd?

“Ja. Mijn man en ik kijken graag series op Netflix, zoals iedereen in Nederland die
’s avonds niks te doen heeft. Het valt me op dat ik, als ik mensen een hand zie geven, meteen denk: dat mag niet! Geen haar op mijn hoofd die erover denkt om nu nog iemand de hand te schudden, dat is zo 2019. Dus mijn kijk op intermenselijk contact is veranderd. Ik vind het heel bijzonder dat dat in mijn hoofd is gebeurd, zonder dat ik dat actief heb geïnternaliseerd; dat zit gewoon in me.

“Wat ook veranderd is: de onbevangenheid is er niet meer. Ik kan niet zomaar een weekendje weg of naar mijn moeder in Roemenië gaan. Mijn vader is overleden, dus ik zou graag naar haar toe gaan, maar ik heb haar al een jaar niet meer gezien. Mijn broer en andere familieleden ook niet. Ik heb een paar kleine neefjes en nichtjes; die denken dat ik een soort tweedimensionaal figuurtje ben, want ze kennen me alleen als personage op een scherm en niet in het echt. Ik mis ook het plezier van samen met collega’s op een congres zijn. Ik praat graag en veel, dus ik geef graag voordrachten op congressen. Maar dat doe ik nu allemaal online. Ik praat van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat in een camera, that’s it.”

Denkt u dat de wereld is veranderd door de coronacrisis? In het begin hoorde je vaak dat we vanaf nu echt met meer liefde zouden omgaan met de natuur. Nu lijkt de teneur alweer: wanneer kunnen we met z’n allen zo snel mogelijk dat vliegtuig weer in?

“Ik denk dat er wel een rem zal komen op alles. Bij mij in ieder geval. Ik merk zelf hoe fijn het is als je agenda wat rustiger is en je je omgeving beter leert kennen. Mijn man en ik gaan nergens naartoe, we blijven binnen twintig kilometer rondom ons huis, en ik merk hoe fijn het is dat je je eigen omgeving daardoor intenser beleeft. De natuur, de kleine dingen. Voor mij is dat wel iets wat veranderd is, de aandacht voor de kleine dingen in het leven. Mijn man en ik zijn gisteren gaan wandelen, en gingen op een bankje zitten. O, wat een mooi weer, en wat een prachtig uitzicht. Wat hebben we het zo ook fijn, zeiden we tegen elkaar.”

Maar vindt u het gek dat weinig gaat over de coronacrisis als milieuramp? GroenLinks heeft bijvoorbeeld heel weinig stemmen gehaald, terwijl je zou denken: dit is de ideale tijd voor een milieupartij. Waarom leggen mensen niet het verband tussen de coronacrisis en de noodzaak om zorgvuldiger met de natuur om te gaan?

“Ja, ik weet ook niet waarom mensen die link niet leggen. Ik ben natuurlijk geen filosoof, socioloog of psycholoog. Maar

vanuit mijn vakgebied weet ik dat het voor infectieziektebestrijding funest is als we geen aandacht hebben voor de natuur en onze verhouding tot de omgeving. SARS-CoV-2 is overgesprongen van een dier naar een mens en vervolgens via de mens verder verspreid. Als we daar niets in veranderen, zullen we dat in de toekomst gegarandeerd vaker meemaken. We moeten ons op een andere manier tot de natuur, tot de dieren gaan verhouden. Ik denk wel dat dit voor ons allemaal de ultieme wake-upcall is geweest.”

Voor mensen die na de Tweede Wereldoorlog zijn geboren was het misschien ook te onwerkelijk om te bedenken dat er daadwerkelijk een crisis zou kunnen plaatsvinden.

“Nou, voor mij niet. Dit is de tweede crisis in mijn leven. Ik heb in Roemenië de revolutie van 1989 meegemaakt, dus ik weet dat je zomaar onderdeel van de geschiedenis kan worden. Dat was een heel bijzondere ervaring. Je ziet dat er in de publieke beleving in korte tijd een ontstekingsreactie ontstaat, waardoor je een regime in een week tijd zo omver kan werpen. Dat was ongelooflijk om mee te maken. Ik was student geneeskunde en we werden meteen opgeroepen om te komen helpen. Er werd geschoten op straat, er vielen doden en gewonden, dus ik heb onophoudelijk in het ziekenhuis bij chirurgie gewerkt, waar ik zo goed en kwaad als ik dat kon als vijfdejaarsstudent heb meegeholpen. Dat is een onuitwisbare herinnering.

Ik weet dat de kalmte op een gegeven moment weer terugkomt en dat de redelijkheid wint

“Ik weet wat het kan betekenen als in een redelijke rustige tijd, waarin alles zijn gangetje gaat, alles ineens omslaat. Natuurlijk wist je dat er een einde aan het regime zou komen, en je kon niet wachten, maar dat dat zo snel zou gebeuren, waarna je alles opnieuw moet uitvinden, wist je niet. Maar daarom heb ik vertrouwen in de samenleving. Ik geloof dat de samenleving zich kan heruitvinden na zo’n crisis; dat heb ik daar gezien. Het duurt wel een tijd hoor, maar uiteindelijk komt het vanzelf weer tot bedaren.”

Heeft u dat gevoel ook als het heel onrustig is in politiek Den Haag?

“Ja, ik weet dat we er op den duur uit komen. En het leidt altijd tot een herijking van normen en waarden. Je plaatst ervaringen in een ander perspectief, en uiteindelijk komt het wel goed. Op basis van wat ik heb meegemaakt, weet ik dat de kalmte op een gegeven moment weer terugkomt en dat de redelijkheid wint. Want de meerderheid van de bevolking bestaat uit kalme, redelijke mensen.

“Als ik contacten heb met internationale collega’s, hoor ik dat er op het moment overal een heel luidruchtige groep is die zich keert tegen de maatregelen of er vraagtekens bij plaatst. Maar wat je ook overal ziet, is dat de adviseurs getraind zijn om door te gaan op basis van argumenten, op basis van kennis en nieuwe inzichten. Zo werken ze gestaag door. Stoïcijns, zou ik zeggen, om een van mijn favoriete stromingen in de filosofie te noemen.”

Hoe is het om dag en nacht bezig te zijn met mensen redden, en ondertussen geregeld als nationale pispaal te moeten fungeren?

“Dat is inderdaad een nieuw aspect van de pandemie dat ik nog niet eerder in mijn werk was tegengekomen. Dat iedereen een mening over je heeft – die breeduit in de media en op sociale media wordt besproken – is soms pijnlijk, want ik doe mijn best om op basis van kennis, ervaring en professionaliteit mijn baan zo goed en integer mogelijk te doen. Maar het is uiteindelijk een klein deel van de bevolking dat de weg van het uitschelden kiest. We doen steeds onderzoeken naar het draagvlak voor de maatregelen onder de bevolking, en dat is er nog altijd in ruime mate.”

Hoe zorgt u ervoor dat u zich niet gek laat maken door al die meningen?

“Ja, dit is echt een hele mooie vraag. In eerste instantie werd alles wat we naar buiten brachten op een prettige manier geaccepteerd. Het was allemaal nieuw, het was allemaal bedreigend, maar ergens in juni kwam de kentering. Ik had dat ook wel een beetje verwacht. Ik dacht: er komt straks vast een discussie op gang over dat het anders moet en niet goed is. Toch vond ik het confronterend. En dan ga je nadenken over hoe je daarmee om kunt gaan. Ik ben toen intensiever gaan hardlopen. Dat brengt rust in mijn hoofd.”

In het begin was Jaap van Dissel de held der helden. Nu wordt hij stevig bekritiseerd en is hij steeds minder in beeld, en u steeds vaker. Heeft dat met die kritiek te maken?

“Dat heeft niks met kritiek te maken; we hebben dat op een gegeven moment gewoon zo verdeeld. Hij komt nog steeds iedere twee weken naar de Kamer voor een briefing en spreekt daarna met de pers, en ik breng de weekcijfers naar buiten bij het publiek.

“We krijgen overigens ook veel positieve berichten, hoor. Nog altijd krijgen we elke dag kaarten, en ook de repen waren niet aan te slepen. Zeker vorig jaar werden we overladen met allemaal lekkere dingen. Het zijn vooral de sociale media waar je vak ineens wordt uitgekleed, als ware het een anatomische les. Iedereen heeft een mening en weet het beter. Maar ik denk dat dat het animo voor het vak van epidemioloog, viroloog en infectiebestrijding ook enorm heeft vergroot.”

Heeft u naast uw drijfveer om in dit werk heel ver te komen nog andere ambities gehad? Of bent u altijd vrij monomaan op het werk gericht geweest?

“Ik heb door mijn huwelijk een stiefzoon, en dat ‘stief’ mag je gerust tussen haakjes zetten. Hij is een geweldige zoon, daar geniet ik iedere keer van. Ik ben niet heel monomaan, ik doe ook veel aan vriendschappen, en verder leef ik van de klassieke muziek en van lezen. Het gezin waaruit ik kom was wat dat betreft zeer inspirerend. Naast mijn universitaire opvoeding ben ik met boeken en klassieke muziek grootgebracht.” 

Toch las ik in de brief die u een jaar na corona in opdracht van de Volkskrant aan uzelf schreef dat u erop moest letten om uw rust te pakken. U kon niet altijd aanstaan.

“Ja, maar dat is inherent aan de pandemie. Sinds de tweede week van januari vorig jaar heb ik amper rust gehad. Ook niet in mijn hoofd – die rust laat ik ook niet toe hoor. Het is gewoon de druk om dit tot een goed einde te brengen. Maar we zijn nu heel dichtbij hè? Nog even volhouden. We zijn er bijna.”