Spring naar de content
bron: anp

(On)leefbaar Rotterdam

Schooluitval, werkloosheid en verpaupering; de problemen van Rotterdam-Zuid zijn van on-Nederlandse omvang, concludeerde een Rijksonderzoek in 2011. Er werd een Nationaal Programma opgetuigd om de wijk te verbeteren, onder leiding van oud-wethouder Marco Pastors. Hoe staat het stadsdeel, net zo groot als Eindhoven, er tien jaar later voor? ‘Je hoeft het niet per se naar je zin te hebben in Zuid, als je maar aan het werk gaat.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Willem Pekelder

‘Lekker ananasje’ klinkt het in de ene kraam, ‘mandarijnen, euro per kilo’ in de andere, ‘druiven zonder pit’ in de derde. Het is zaterdag: weekmarkt op het Afrikaanderplein in Rotterdam. Een bont multicultureel gezelschap komt hier samen: mannen met fez, vrouwen met hoofddoek. De standaardgroet is: salam aleikum. 

Ik vraag aan een marktkoopman of hij het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) kent, bedoeld om de arme zuidelijke helft van de stad – met 200.000 inwoners net zo groot als Eindhoven – op te kalefateren. Het programma bestaat nu tien jaar, maar de koopman heeft er slechts vaag van gehoord. “Is het niet iets met huizen of zo?” reageert hij. “Nou ja, ik weet er weinig van.”

Inderdaad is het ‘iets met huizen’. Maar ook met scholing en werkgelegenheid. In februari 2011 publiceerden Wim Deetman en Jan Mans een onderzoek in opdracht van het Rijk. Conclusie: de sociaaleconomische problemen van het multiculturele stadsdeel (nú 58 procent allochtoon – WP) waren ongekend voor Nederland: enorme werkloosheid, verpaupering, armoede en schooluitval. In september van dat jaar kwam het NPRZ tot stand, waarbij Rijk, gemeente, zorg, bewoners, corporaties, bedrijfsleven en scholen, later aangevuld met politie en justitie, met elkaar afspraken dat Zuid zich in 2031 moest kunnen meten met het gemiddelde van de G4: Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Rotterdam. In 2021 zou al een kwart van de achterstand moeten zijn weggewerkt.

De tekst gaat onder de foto verder.

‘Vestia is harteloos. Wij zijn boos’. Protest tegen de sloop van woningen in de Tweebosbuurt in Rotterdam Afrikaanderwijk.

‘Zuid werkt!’ heet het programma dat onder leiding staat van ex-Leefbaar-wethouder Marco Pastors. Zuid als leverancier van banen, met jongeren die hulp krijgen bij hun talentontwikkeling, en zo’n 35.000 woningen erbij door nieuwbouw of renovatie. Dat is de bedoeling. Hoe staat het er halverwege de beleidsperiode voor? Woont nog steeds 42 procent van alle Rotterdamse bijstandsgerechtigden in Zuid? Dat zijn de vragen van dit artikel.

Maar voorlopig wandel ik in de geur van kibbeling en noten over de weekmarkt in de armste wijk van Zuid. Rond 32 procent van de bewoners van de Afrikaander-wijk leeft van een uitkering. Het gemiddeld besteedbaar inkomen is slechts zo’n zestienduizend euro per huishouden per jaar. 

Gearriveerd aan de Paul Krugerstraat ontdek ik op nummer 109 een winkel uit mijn jeugd: Alblas Tweewielers. Hier kochten mijn ouders rond 1973 een fiets voor mij. Het was een bouwpakket in een doos: een mooi rood rijwiel.

We woonden in Lombardijen toen, een rustige wijk voor jonge gezinnen in Zuid. Of, zoals de rechtgeaarde Rotterdammer zegt: óp Zuid. Lombardijen was een geheel witte buurt in die tijd. De Afrikaanderwijk was toen al flink verkleurd. In de zomer van 1972 braken er rassenrellen uit, omdat de autochtone bevolking de toestroom van Turkse gastarbeiders zat was. Met hulp van malafide huisjesmelkers namen Turken ‘hele straten’ in de wijk over. Autochtonen voelden zich achtergesteld met huisvesting en werk, en vielen de Turkse pensions aan. Mijn ouders en ik volgden het nieuws ’s avonds via een zwart-wittelevisie met binnen-antenne: rinkelende ruiten, op straat gesmeten meubilair. Het duurde dagen voordat de politie de rust had hersteld. Nu, een halve eeuw later, bestaat de wijk voor negentig procent uit mensen met een niet-westerse migratieachtergrond, waarvan ruim een derde Turks. Winkels van autochtone Nederlanders zijn een uitzondering geworden. Turkse pizzeria’s, bars en restaurants zijn ervoor in de plaats gekomen. Turks is de voertaal.

Ik loop tweewielerhandel Alblas binnen en vertel over mijn mooie rooie fiets uit 1973. Of vergis ik mij en zat de zaak er toen nog niet? Jazeker, krijg ik te horen, de winkel dateert al van 1945. Toen konden Aart en Marie Alblas, als dank voor een daad in het verzet, hun zaak beginnen. Inmiddels staat de derde generatie Alblas achter de toonbank: de kleindochters Suzanne en Marloes.

Een bont multicultureel gezelschap komt samen op de weekmarkt op het Afrikaander-plein. De standaardgroet is: salam aleikum

Hun moeder Elizabeth Alblas, 65 jaar geleden geboren uit een multicultureel huwelijk – moeder van Spaans/Italiaanse afkomst, vader een echte Rotterdammer – vertelt over hoe ze de wijk zag veranderen. “Na eerst tot mijn vierde met mijn moeder in Argentinië te hebben gewoond, groeide ik op aan de Putselaan. Dat was een typische arbeiderswijk toen, waar men voor elkaar klaarstond. Viel je wasgoed van het rek, dan riep je naar de buurvrouw beneden, en die raapte het dan voor je op. Als er iemand ziek was, haalde je boodschappen voor hem of haar bij de Coop. Kinderen knikkerden en hoepelden op het pleintje. Speelgoed leenden we van elkaar.”

Begin jaren zestig kwamen gerepatrieerde Indische Nederlanders in de wijk. “We beschouwden hen ieder als een van ons,” herinnert Alblas zich. Al snel volgden Turkse gastarbeiders. “Turken zijn ondernemende mensen, en dat waardeer ik zeer. Ze woonden bij huisjesmelkers met zijn zessen op één kamer en sliepen in stapelbedden. Maar daar lieten ze het niet bij zitten. Ze kochten eigen huizen in de wijk en lieten hun gezinnen overkomen. Dat gaf dan wel weer wrijving met Nederlandse bewoners, die het idee hadden dat ze niet meer welkom waren in hun ‘eigen’ buurt. Stoere binken met Puchs, met van die hoge sturen, kwamen voor die autochtonen op. Het waren de hooligans van toen.”

“De wijk werd diverser, veel gastarbeiders bouwden een nieuw leven op,” vertelt Alblas. “Er verschenen toko’s, halal-slagers en advocatenkantoren. Allemaal ondernemers die de buurt vooruit wilden helpen. Daardoor ontstond een nieuwe dynamiek, maar helaas leidde die niet altijd tot een smeltkroes. Soms lijkt er eerder sprake van een nieuwe vorm van verzuiling. Jammer, want we moeten het sámen doen.” 

Van het NPRZ heeft Alblas zijdelings gehoord, maar ze ziet er in de praktijk weinig van terug. “Dit is nog steeds de armste wijk van Rotterdam. En ik merk dat er in de omgang soms weinig respect is. Vooral de jeugd kan echt onbeschoft zijn. Alles moet direct en je hebt maar te luisteren, anders word je voor rotte vis uitgemaakt. Wij gaan daar niet in mee, maar het maakt het werk soms minder leuk. Ik denk dat het frustratie is of stoerdoenerij. In het bijzijn van hun ouders gedragen deze knapen zich heel anders. Sommige van hen lopen stage bij ons, want we zijn tevens een leerbedrijf voor jongeren die moeilijk hun weg naar de arbeidsmarkt kunnen vinden. Dat is ónze manier om iets terug te geven aan de wijk en er verbinding mee te houden. Graag zouden wij uitbreiden en nog meer werkgelegenheid scheppen. Misschien kan Marco Pastors ons daarbij helpen?”

De tekst gaat onder de foto verder.

De Afrikaanderwijk in Rotterdam-Zuid.
bron: anp

Pastors (55), directeur van het NPRZ, reageert: “Als mevrouw Alblas hier aanklopte, zou ik haar verwijzen, maar een verbouwing op kosten van het NPRZ, vanwege gesubsidieerde arbeid in een tweewielerzaak, zit er wat mij betreft niet in.” We zitten op Pastors’ kantoor in de Tarwewijk in Zuid, waar de vraag op tafel ligt of het tussentijdse doel – 25 procent van de achterstanden wegwerken in 2021 – zal worden gehaald. “Dat zal eind dit jaar definitief duidelijk zijn, maar de meeste indicatoren wijzen in de goede richting,” antwoordt hij.

Er verschijnen sheets met de meest recente cijfers over de drie belangrijkste pijlers van het NPRZ: school, werk en wonen. “Kijk,” licht Pastors toe, “het percentage schooladviezen voor havo/vwo is gestegen van 39 procent in 2011 naar 42 procent in 2019. Gunstige ontwikkeling.” Een andere sheet toont de bijstandscijfers. “Al vijf jaar winnen we de wedstrijd met de G4 wat betreft de daling van het aantal bijstandsuitkeringen. In 2019 wéér zevenhonderd minder. Er bleven ruim dertienduizend uitkeringen over. Helaas is die dalende trend in 2020 door corona gestopt.” 

Op het stadhuis kan wethouder en NPRZ-bestuurder Richard Moti (41) daarover meepraten. De pandemie zette een flinke streep door zijn ambitieuze plan om het aantal bijstandsuitkeringen in de stad fors te verlagen. “Heel spijtig dat dat nu weer meer mensen een bijstandsuitkering aanvragen,” zegt hij. “We waren juist zo goed bezig om mensen op Zuid aan een baan te helpen in de zorg, de techniek en de bouw. Met onder meer veertien miljoen extra voor het Rotterdams Scholingsfonds hopen we de dalende trend in bijstandsuitkeringen weer op te pakken.”

“En daarnaast,” vervolgt de PvdA-wethouder van werk en inkomen, “hebben we sinds 2018 de werkweekagenda, waarbij werkzoekenden op Zuid 32 uur per week begeleiding krijgen bij het vinden van een baan.”

En de derde poot, huisvesting, haalt die het tussentijdse doel? “Dat wordt spannend,” denkt Moti. “Woningbouw en -renovatie hebben een lange doorlooptijd: wat we vandaag besluiten, is vaak pas over zeven jaar klaar. Wat in elk geval de goede kant uitgaat, is dat mensen op Zuid blijven wonen. Wat je vroeger zag, was dat inwoners als ze het beter kregen snel Zuid verlieten om zich in een rijkere wijk te vestigen, of in buurgemeenten als Ridderkerk. Die trend is gekeerd. Zo wordt zestig procent van de gerenoveerde of nieuwbouwwoningen in Charlois en Feijenoord gehuurd of gekocht door de wijkbewoners zelf. Dat is heel veel vergeleken met vroeger.”

Volgens Pastors ligt de huisvestingspoot, na moeizame beginjaren, nu redelijk op schema. “Om die 35.000 te halen, moeten we per jaar 1750 woningen slopen, bouwen en samenvoegen. Wel, in 2019 waren er ruim 1500 renovaties en nieuwbouwwoningen.”

Tijd voor een toertje door de aangrenzende wijk Bloemhof. We lopen nog geen honderd meter of Pastors wordt al aangesproken. Een bewoner van de Dordtselaan laat hem zijn kapot gegooide raam zien. “Vanochtend vroeg gebeurd, ook bij vier andere huizen,” zegt hij. Waaraan hij opgelucht toevoegt: “Ik woon hier 47 jaar. Voor het eerst dat ik zoiets meemaak.”

Marco Pastors
bron: anp

“Kijk,” zegt Pastors als we verder wandelen, “dat is nu het voordeel van gevestigd zijn in de wijk zelf. Je hoort nog eens wat. Het NPRZ lost niet zelf dingen op – wij werken op de achtergrond –, maar kan wel, met behulp van zijn partners, de weg wijzen.”

Pastors woont zelf ook op Zuid, en wel aan de Randweg, in het voormalige huis van zijn politieke voorbeeld wijlen Pim Fortuyn. “Het voordeel van wonen in de wijk is dat ik weet wat er speelt. Als mensen roepen dat ze de Beijerlandselaan zo geweldig divers vinden, zeg ik: nou, probeer dáár je normale zaterdagse boodschappen maar eens bij elkaar te shoppen. Maar ook daar wordt aan gewerkt.” 

De recente avondklokrellen op de Beijerlandselaan en Groene Hilledijk kon Pastors zo’n beetje vanuit zijn raam volgen. “Het is goed dat je dat als hoge ambtenaar niet in de krant hoeft te lezen. Spijtig hoor, die plunderingen. Er is in deze wijk geen enkele reden om te gaan rellen. Onderwijzers, politie en hulpverleners werken zich uit de naad om het leven van de mensen hier te verbeteren. En dan dit. Een domme actie.”

We passeren het prachtige Patrimoniumshof, en Pastors doceert: “Wijkenbeleid was vroeger stenen stapelen, maar die tijd is voorbij. Het gaat ook om scholing en werk, en mensen terzijde staan om daarin passende en verstandige keuzes te maken. En als je daarbij iets in de weg zit, word je ook dáármee weer geholpen: stress, schulden, verslavingen, ggz, gezins-
problemen, enzovoort. Kijk, vroeger ging het zo: een professional hielp een werkzoekende aan werk, en dat was het dan. Maar dat is bij lange na niet voldoende in dit stadsdeel. Als een werkzoekende schulden heeft, een ontsporend kind en ruzie met de buren, zal een werkgever weinig aan hem hebben, omdat hij tijdens werktijd telkens naar huis of naar een hulpverlener zal moeten om problemen aan te pakken. Daar zit zijn baas natuurlijk niet op te wachten. Daarom moet de leraar in de klas, de man of vrouw van het wijkteam en de medewerker van de sociale dienst er steeds op gespitst zijn om de achterliggende problematiek bijtijds te onderkennen. Een hulpverlener zei pas: het zijn vaak niet eens zulke gróte problemen, eerder heel veel kleine bij elkaar, maar de mensen op Zuid weten niet hoe ze die moeten oplossen. Ons motto is nu: wees er vroeg bij en wacht niet tot de schuld is opgelopen tot 47.000 euro. Dat soort vroegtijdige hulp willen we in Zuid geven. Dat red je niet in een paar jaar tijd. De problematiek is in decennia ontstaan, en hulpverleners werken niet een-twee-drie op de gewenste manier. Helaas zijn de wijkteams nog niet zo ver als ze dit jaar hadden wíllen zijn: er zijn nog bijna geen gezinsplannen. Kort gezegd: we doen het beter dan tien jaar geleden, maar zijn nog niet zo goed als we zouden kunnen zijn.”

Ironisch: “Je hoeft het niet per se naar je zin te hebben in Zuid, als je maar aan het werk gaat. En daarbij krijg je álle hulp.”

Wijkenbeleid was vroeger stenen stapelen, maar die tijd is voorbij. Het gaat ook om scholing en werk

Marco Pastors, programmadirecteur ‘Zuid werkt!’

Tot nu toe is er 370 miljoen euro in het NPRZ gestoken. De directeur verwacht voor de tweede helft van de planperiode nog minstens één miljard nodig te hebben, vooral voor het verbeteren van de particuliere woningvoorraad. “Dat lijkt veel, maar het ís niet veel, als je het vergelijkt met vorige wijkaanpakken. Het NPRZ levert meer op dan dat het kost, maar ook als dat omgekeerd lag, zou je de woningvoorraad nog steeds moeten verbeteren. Het is simpelweg een kwestie van fatsoen: iedereen verdient een goede woning.”

Door de brede samenwerking krijgt het NPRZ veel voor elkaar, had wethouder Moti enkele dagen eerder op de Coolsingel verteld. “Álle basisscholen in de zeven armste wijken geven sinds 2018 tien uur per week extra les. Dat kan gaan om cultuur, taal, rekenen of sport; we laten de educatieve invulling over aan de scholen. De achtergrond hiervan is dat kinderen in kansrijkere buurten als Hillegersberg en Kralingen die ondersteuning vaker van huis uit mee krijgen, maar in de kwetsbare buurten niet.”

Terug naar Pastors, met wie we inmiddels aan de Hillevliet zijn beland. Hij wijst naar het gebouw van de wijkrechtspraak aldaar en legt uit. “Daar worden straffen uitgesproken. Prima. Maar daar blijft het niet bij. Naar je hele hebben en houden wordt gekeken, en je krijgt de hulp die je nodig hebt. Een mooie tweeslag.”

De tekst gaat onder de foto verder.

Braak liggend stuk grond in de Afrikaanderwijk.
bron: anp

We komen langs de Putsebocht, waar corporatie Woonstad een contingent duurdere sociale woningen heeft gebouwd. “Zo belangrijk, dit soort projecten,” zegt Pastors. “Niet alleen voor de bewoners van die nieuwbouw zelf, maar ook voor omwonenden in oudere huizen. Zij houden op die manier goede voorbeelden in de wijk: hoger opgeleide middenklassers, die hun kinderen hier onderwijs laten volgen, en de school misschien kunnen helpen bij problemen of leerachterstanden.”

Sociale stijgers vasthouden, dat is cruciaal voor de ontwikkeling van een wijk, weet Pastors. “Was op Zuid eerder nieuwbouw gepleegd, dan waren er niet zo veel mensen verhuisd naar randgemeenten als Barendrecht. Daarom gaan we nu een deel van de Tweebosbuurt vervangen door duurdere woningen, juist om huidige bewoners hier te houden. Gelukkig blijkt uit de verkoopcijfers van de laatste vijf projecten dat tachtig procent van de nieuwbouw op Zuid wordt verkocht aan mensen uit de eigen wijk, de sociale stijgers.”

Dat er nieuwbouw komt in de Tweebosbuurt zal horecaondernemer Mustafa Sağlam (52) als muziek in de oren klinken. Hij beheert café Pleinzicht in de Afrikaanderwijk, waarvan de Tweebosbuurt onderdeel is, en hij snakt naar een rijker publiek. Overdag en zeker op marktdagen – woensdag en zaterdag – is het druk in de kroeg (uiteraard vóór corona), maar
’s avonds kun je er een speld horen vallen. “Twee à drie mensen met een biertje aan de bar, dat schiet niet op,” verzucht Sağlam.

Sağlam is de zoon van een naar Nederland geëmigreerde Turkse kraanmachinist, en exploiteert zijn bar sinds 2005. Dat doet hij samen met zijn vrouw en zijn zoon, die mbo achter de rug heeft. Zijn andere zoon zit in het laatste jaar van het hbo (logistiek). “Mijn café is multicultureel,” zegt de kroegbaas met enige trots. “Ik heb een trouw publiek: Nederlanders die hier van het begin af aan komen, Turken, Marokkanen en Surinamers. Met een vriendenclub uit dit café spelen we elke week zaalvoetbal in de wijk.”

Hij serveert een kop koffie – ‘de beste van Rotterdam’ – en mijmert over hoe de buurt in de loop der jaren veranderde. “Mijn ouders kwamen 42 jaar geleden van Turkije naar de Afrikaanderwijk, en ik herinner me hoe relatief wit het hier toen nog was. Aan het Afrikaanderplein, waar we toen woonden, waren we zo ongeveer de enige Turkse familie. O ja, en er woonde een Marokkaan. Voor de rest Nederlanders. Er was een heel goede sfeer in de wijk, en die is er nog, vind ik. Het belangrijkste is dat je een eerlijk mens bent, of je nu moslim bent, christen of wat dan ook.”

De sfeer in de Afrikaanderwijk is goed. Het belangrijkste is dat je een eerlijk mens bent, of je nu moslim bent, christen of wat dan ook

Mustafa Saglam, horecaondernemer

Van het NPRZ heeft Sağlam gehoord, en hij denkt dat het dankzij het programma steeds beter gaat met de wijk. “Vooral de laatste drie à vier jaar. Meer agenten op straat, meer politiebusjes, meer stadstoezicht. Ik heb me hier trouwens nooit onveilig gevoeld. Al vijftien jaar loop ik ’s avonds met de dagopbrengst van mijn bar naar huis, hier vijfhonderd meter vandaan. Misschien kan het NPRZ ons helpen om de terrassen in de buurt wat mooier en groter te maken? En ik wil ook graag meer jongeren in de zaak. Tot nu toe trekken die ’s avonds naar het stadscentrum om uit te gaan.”

Nou ja, dat is in elk geval beter dan plunderen op de Beijerlandselaan en Groene Hilledijk, moet je maar denken. Sağlam: “Dat was het werk van opgepompte jongens. Ze waren het zat om binnen te zitten. Maar ook de ouders treft schuld. Zij waren niet streng genoeg, en hadden hun zoons thuis moeten houden. Gelukkig was er alleen materiële schade. Dit zijn dingen die gebeuren in de wereld.”

Wethouder Moti hoopt voor het zuidelijke stadsdeel op het ‘Katendrecht-effect’, die chique wijk op Zuid, waar vroeger niemand wilde wonen vanwege de associatie met onderwereld en prostitutie. Nu is Katendrecht in trek bij de beter verdienende Rotterdammer. “Je ziet nu al wel gebeuren dat Katendrechters naar de Afrikaanderwijk verhuizen, omdat daar nieuwe, grotere woningen verrijzen. Men wil op Zuid blijven wonen, een goede trend.”

Marco Pastors is al even optimistisch. “Als ik hier geen geloof in zou hebben, zou ik morgen iets anders gaan doen. Zestien andere gebieden in Nederland, waaronder Amsterdam-Zuidoost en Den Haag Zuidwest, nemen het NPRZ als voorbeeld om aan de problemen in hun buurt te werken.”

Maar toch, is het geen kwestie van een olifantengeduld? 42 procent van de Rotterdammers in de bijstand woonde in Zuid en nu (februari 2021 – WP) is dat 40 procent. Pastors: “Het is juist een kwestie van óngeduld: we doen veel, maar het gaat niet hard genoeg. Als ik een vergelijking mag trekken met de Tour de France: we zijn een kansarme wielerploeg in de Pyreneeën. Dat gaat redelijk goed. Maar de Champs-Élysées is nog ver.”