Spring naar de content
bron: pexels

Tweespalt-onder-een-kap

Bob en Francien raken ongewild verzeild in een burenruzie: “Francien was perplex. ‘Ik weet van niks!’, zei ze. ‘Waar hebben jullie het over?'”

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Kuitenbrouwer

Ik hoorde de voordeur met een klap dichtslaan en was meteen gealarmeerd. Dat doet Francien anders nooit. Toen hoorde ik haar stem.

“Kutzooi!”

Ze stond bij het aanrecht, huilend.

“Stank voor dank! Godverdomme! En jij, heb jij de gemeente gebeld over die schutting?”

“Ik?”

“Dat zeggen ze!”

Jezus Christus.

Even verderop in de straat staat een twee-onder-een-kap. In de ene helft woont Johanna, in de andere Steven en Miranda. Johanna is midden zeventig, Steven en Miranda zijn begin veertig. Johanna huurt, Steven en Miranda zijn eigenaar. Ze kochten het huis een jaar of vier geleden, in sterk verwaarloosde staat. Sindsdien zijn ze aan het verbouwen. Een nieuwe kelder, een uitbouw aan de achterkant, kamers werden doorgebroken, de gevel werd gezandstraald en opnieuw gevoegd, de voor- en achtertuin werden drastisch heringericht en het perceel werd afgezet met een enorme, bijzonder lelijke schutting van kant-en-klare bouwmarktpanelen. Wij hebben aardig wat verbouwingen gedaan en van nabij gadegeslagen, maar deze slaat alles. Het is een complete chaos. Er is geen hoofdaannemer, geen architect, geen bouwbegeleider, er werken verschillende vage teams door en langs elkaar elkaar heen, Polen, Bulgaren, Nederlanders, soms hameren en zagen ze tot middernacht door, dan weer ligt het werk voor weken stil. De ene dag staan ze urenlang tegels te zagen, die de volgende dag na een knallende ruzie met luid gerinkel in de container gegooid worden. Op het trottoir staat een ‘dixie’, zo’n mobiele wc-cabine, die lekt en stinkt. Ze ruimen niets op en grommen onvriendelijk als ze worden aangesproken.

Elk najaar, nu al drie jaar op rij, zegt Miranda tegen omwonenden: ‘Met kerst is klaar’

Steven en Miranda verblijven elders, Steven is voortdurend weg voor z’n werk, Miranda is Spaanse, heeft net een baby gekregen, spreekt slecht Nederlands en kan duidelijk niet op tegen het ongelikte werkvolk. En elk najaar, nu al drie jaar op rij, zegt Miranda tegen omwonenden: ‘Met kerst is klaar.’ 

Johanna is een opgeruimde, sportieve vrouw, ze trekt er graag op uit met de fiets om vriendinnen en familie te bezoeken, maar door corona ligt dat grotendeels stil en zit ze thuis, in de herrie, het stof en de overlast. Soms wordt het haar te veel en kan je haar honderd meter verderop horen tieren. De werklui doen alsof ze niet bestaat. “Die ellendige verbouwing wordt m’n dood nog!”, roept ze als je vraagt hoe het gaat.

Na een jaar leefden ze op voet van oorlog. Bij het werk aan de gevel werd Johanna’s televisiekabel losgetrokken en zat ze een paar dagen zonder radio en tv. Een deel van haar coniferenhaag werd bruin, waarop haar tuinman ontdekte dat de wortels waren afgehakt door een graafmachine. De grondwerker ontkent en weigert ze te vervangen.

Francien maakt praatjes met Johanna en Miranda – en krijgt compleet verschillende lezingen van dezelfde gebeurtenis natuurlijk.

Onlangs vroeg Johanna of zij misschien wilde bemiddelen. Ze vroeg wat ik ervan dacht. Naïef als ik ben reageerde ik direct positief. Francien als onbaatzuchtige vredestichter, ik zag het voor me. Zij zag iets anders.

“Straks heb ik bonje met allebei. Maar ik heb wel met haar te doen. Met allebei, eigenlijk.”

Een paar weken geleden, op de maandag na het weekend dat het zo sneeuwde, stond er een ambulance voor het huis. Johanna had haar deel van de stoep sneeuwvrij gemaakt, de bouwvakkers waren gekomen en hadden hun sneeuw doodleuk op Johanna’s stoep geschoven, tot voor het tuinhek. Johanna kwam thuis, probeerde het hek open te krijgen, balancerend op een sneeuwhoop, en ging onderuit. Huilend lag ze op de stoep. De bouwvakkers negeerden haar, een voorbijganger belde 112 en er kwam een ziekenwagen. 

Francien was perplex. ‘Ik weet van niks!’, zei ze. ‘Waar hebben jullie het over?’

Terwijl een toegesnelde overbuurman de sneeuw opruimde ging Francien het huis in en sprak de bouwvakkers toe. “Die vrouw is bijna tachtig!” zei ze, “zijn jullie wel goed bij je hoofd?”

“Dat méns is gek!”, riepen ze. ”Crazy woman!” En, natuurlijk: “Waar bemoeit u zich mee?”

Johanna kwam thuis met een brace en krukken – enkel verstuikt. 

Francien was geschokt en stemde alsnog in met een bemiddelingspoging.

Een dag of twee later liet ik Mona uit in het plantsoentje aan het eind van de straat. Terwijl ik naar die enorme houten muur stond te kijken, kwam Johan langs gefietst. Hij wees naar de muur. “Wat een aanfluiting, hè? En hartstikke illegaal.” Als voormalig gemeenteambtenaar kent hij de bouwvoorschriften. Hoogte, lengte, materiaal, allemaal in strijd met de eisen, wist hij. “Ik zou bezwaar maken, als ik jullie was.” Ik legde hem uit hoe gevoelig de zaak lag, en dat ik nu liever geen olie op het vuur gooide.

Dat het werk aan de schutting enige tijd later stopte, viel me niet op. Het is daar al jaren stop-and-go.

Het bemiddelingsgesprek vond plaats in de half afgebouwde keuken van Steven en Miranda. Johanna was er al, Francien hoorde gelach, vertelde ze later, dat verstomde toen zij binnenkwam. Johanna, Miranda en Steven hadden de strijdbijl kennelijk al begraven. Des te beter, dacht Francien, maar nog voor zij iets kon zeggen, kreeg ze de wind van voren. Wat dacht zij wel, om bemiddeling aan te bieden en ondertussen met Bouw- en Woningtoezicht te bellen over die schutting? Nu was het werk stilgelegd en ging het allemaal nóg langer duren! Nog meer vertraging, nog meer overlast, nog meer slapeloze nachten! Vooral Johanna werd fel. “Dit valt me echt enorm tegen van je, Francien! Echt een laffe, achterbakse streek!”

Francien was perplex. “Ik weet van niks!”, zei ze. “Waar hebben jullie het over?”

“Ik heb het zelf gezien”, riep Johanna. “Ik stond op zolder, voor het raam, en Bob stond bij de schutting, met iemand van de gemeente, en wat er zogenaamd allemaal niet deugde aan die schutting!”

“En toen kregen we dus een inspecteur op ons dak”, zei Steven. “En nu moet hij worden afgebroken. Hartelijk dank, mevrouw Soeverijn!

Arme Francien. Die Miranda getroost had toen zij op de cementzakken zat te huilen. En Johanna toen zij in de sneeuw lag te kermen. Die alleen maar wilde helpen.

”Maar heb jij dan met iemand van de gemeente over die schutting gepraat?”

”Dat was Johan! Die kwam langs toen ik daar liep.”

Ik belde hem. Ja, hij had de gemeente gebeld. “Ik denk, als ík het doe, dan blijven Bob en Francien buiten schot. Dat gedrocht moet daar weg, toch?”

”Nou fijn,” zei Francien, ”bedank hem maar.”

Ze pakte een stuk keukenrol, depte haar ogen en snoot haar neus. “Godverdomme. Ik wist het. No good deed goes unpunished.”

Onderwerpen