Spring naar de content
bron: anp

Soeverijn, huisvuilnazi, aangenaam

Bob Soeverijn meldde zich vorig jaar aan als vrijwilliger om de ondergrondse huisvuilcontainers in zijn buurt een beetje op orde te houden. Een jaar later stopt hij alweer. ‘Ja, die nazi-meneer bij de afvalcontainers, zeggen de kinderen!’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Kuitenbrouwer

Zondag 20 december 2020, 16.30 uur

Mensenkinderen, wat een jaar! Dus dit kon er ook nog wel bij. En, for the record: wéér zo’n asociale, egocentrische millennialmuts! Godskolere, een gesel zijn ze. En we hebben ze zelf op de wereld gezet. Ik zag van de week een 105-jarige op televisie, zo kwiek als een hoentje. Dan heb je boomers als kinderen en millennials als kleinkinderen. Lijkt me geen pretje. 

Maar goed, terzake. 

Eind vorig jaar ben ik adoptant geworden. Adoptant, ja. Zo noemt de gemeente het, daar kan ik ook niets aan doen. Een paar straten verderop staan twee appartementsgebouwen. ‘De echtscheidingsflats’ zegt Debbie. Er wordt nogal wat gescheiden in deze wijk, en om het niet te lastig te maken voor de kinderen, gaat paps of mams dan naar zo’n appartement.

Daar zijn van die ondergrondse huisvuilcontainers, vier stuks, op een rijtje: glas, plastic,  papier en restafval. Als ze vol zijn worden ze opgehesen, geleegd en weer teruggezet. Of ze nu in een volksbuurt of in een sjieke wijk staan, die stortplaatsen zijn overal een bende. Dat systeem vereist net wat meer sociale discipline dan de hedendaagse Nederlander in huis heeft, vrees ik. Ik kom er vaak langs met Mona. Zwerfvuil, glasscherven, ’s nachts door katten opengescheurde vuilniszakken, verregende kartonnen dozen, een oude matras – het is daar vrijwel altijd een zwijnenstal. De regels staan overduidelijk aangegeven, maar mensen hebben er schijt aan.

In het wijkblaadje stond een oproep van de gemeente: of je zin had om zo’n ‘huisvuilaanbiedlokatie’ een beetje op orde te houden, als vrijwilliger. Om hem te ‘adopteren’. Vandaar de term: ‘adoptant’.

Als aspirant pleegouder van deze openbare vuilstortplaats had ik mijzelf al een flinke morele bonus uitgekeerd, die nu pijnlijk werd gedevalueerd door het besef dat er ook mensen met een mobiliteitsbeperking zijn die dit werk doen

Ik was toevallig net bezig mij te oriënteren op een vorm van vrijwilligerswerk. Nou ja, ‘net’, al jaren, om eerlijk te zijn, maar het kwam er niet van.

‘Goed idee,’ zei Francien. ‘Je houdt van opruimen, je houdt ervan om mensen te vertellen hoe het moet, je bent er even uit, het is in de buitenlucht, ik zeg: doen.’ 

Ik meldde me aan en twee weken later stond er een ambtenaar voor de deur, die het ‘adoptantenpakket’ kwam brengen. Ik kreeg een sleutel van de containers, werkmanshandschoenen, een rol vuilniszakken, een metalen ring om zo’n zak in te klemmen, een bezem, twee ‘zwerfvuilknijpers’, een stoffer-en-blik en een contraptie die ik niet thuis kon brengen. 

‘Veger en blik voor mensen met een mobiliteitsbeperking’, zei de ambtenaar.

Als aspirant pleegouder van deze openbare vuilstortplaats had ik mijzelf al een flinke morele bonus uitgekeerd, die nu pijnlijk werd gedevalueerd door het besef dat er ook mensen met een mobiliteitsbeperking zijn die dit werk doen. Ben je door het lot bedeeld met een handicap, ga je ook nog eens het vuilnis opruimen van gezonde, fitte, bevoorrechte burgers die beroerd zijn om het even correct aan te bieden! Dan moet je wel een soort hedendaagse Franciscus zijn.

‘Ja hoor, smijt het maar neer allemaal, ik zal het vanuit mijn rolstoel wel even opvegen met dit speciale hulpmiddel voor mensen met een beperking.’ 

Enfin, sindsdien ga ik twee keer per week met mijn adoptanten-uitrusting naar de stortplaats. Door corona is de chaos de afgelopen maanden alleen maar toegenomen. Mensen zijn aan het opruimen geslagen, de kringloopcentra zijn dicht, dus dan moet het maar bij het vuilnis. Ze kopen veel meer online, ze drinken thuis in plaats van in het cafe, en al dat verpakkingsmateriaal eindigt op de huisvuilaanbiedlokatie. Ik verzamel zwerfvuil met mijn zwerfvuilknijper en deponeer het bij het restafval, ik veeg de glasscherven op en gooi ze bij het andere glas. Ik trap kartonnen dozen plat en schuif ze in de papierbak. Soms is een stortkoker verstopt, dan gebruik ik de sleutel om hem open te klappen en verhelp de blokkade.

Zolang je je daartoe beperkt, zwijgend, wordt je met rust gelaten. Soms, niet vaak, is er zelfs iemand die zijn waardering uitspreekt voor je inzet, zij het meestal gevolgd door de vraag of ik nou voor dat werk betááld wordt. We blijven Nederlanders (lees: horken).

Maar zoals het staat in de adoptanten-instructie, word je eigenlijk ook geacht gebruikers die de ‘aanbiedregels’ overtreden hierop aan te spreken, en ze de regels ‘uit te leggen’. Er zijn mensen die je gewoon straal negeren terwijl je tegen ze praat, alsof je er gewoon niet bent. Ik heb dat ook wel eens geprobeerd in zo’n situatie, maar het lukt me niet. Daar moet je een zwaar mentaal pantser voor hebben, hoe komen mensen daaraan, vraag je je af. En wat zit daar allemaal nog meer in opgesloten.

Maar de meeste mensen roepen de bekende dingen, ‘dat maak ik zelf wel uit!’, ‘bemoei je met je eigen zaken!’, of ‘man doe effe normaal!’.

Terwijl ik sprak ging zijn verbazing over in meewarigheid. ‘Gast, get a life!’

Laatst was er een vent die zijn vuilniszak van een meter of vijf richting de restbak slingerde, zich omdraaide en wegliep.

‘Hallo, meneer,’ riep ik, ‘u wordt geacht die zak zelf in de container te stoppen. Ga uw gang, hij is net geleegd.’ 

Verbaasd keek hij me aan. ‘Daar ben jij toch voor?’

Ik legde hem vriendelijk uit dat ik geen vuilnisbutler was, maar de boel als vrijwilliger een beetje op orde probeerde te houden. Zijn verbazing ging over in meewarigheid. ‘Gast, get a life!’

Zo’n kerel. Die zou je toch aanpunten en de grond in drijven? 

Soms zijn er dingen die je als adoptant zelf niet kunt oplossen. Staat er een halve garage-inventaris naast en op en tussen de stortkokers, inclusief fietswielen, tuinstoelen, barbecues, luchtbedden, you name it. Dan moet de adoptant een foto maken en appen naar een speciaal telefoonnummer, zodat ze een grofvuilwagen kunnen sturen. Vorige week gebeurde het weer. Iemand had in alle vroegte een partij oude Belgische bierkratten neergegooid, een stuk of tien. Ik stapelde ze op en maakte een foto. 

Bij de papiercontainer stond een vrouw plastic Zalando-zakken naar binnen te proppen. Ik schatte haar rond de veertig, ze droeg zo’n jas die alle vrouwen van haar generatie dragen, en die je ook als dekbed kan gebruiken. Een puffer heet dat, weet ik van Debbie. Geleund tegen haar auto, een elektrisch BMW-tje, stond een kind. 

‘Hallo meneer,’ zei ze, ‘wilt u daar eens mee ophouden?’

‘Ik maak even een foto van die kratten, zodat ze opgehaald kunnen worden.’

‘Ja, u loopt hier altijd maar te fotograferen. Dat kan niet zomaar, hoor. ’

‘O, waarom niet?’

‘En mijn privacy dan?’

‘Uw privacy?’

Toen ik mijn adoptanten-uitrusting ontving vond ik het al jammer dat er geen officiële badge bij zat, die ik nu had kunnen trekken. Of een gummilatje. Of een taser.

‘Ja, die nazi-meneer bij de afvalcontainers, zeggen de kinderen!’

‘Misschien moet ik mij even voorstellen. Mijn naam is Soeverijn, ik ben de adoptant van deze lokatie.’

‘Adoptant?’ Ze lachte schamper. ‘Weet u hoe ze u noemen, hier in de straat?’

‘Geen idee.’

‘De huisvuilnazi!’

‘Pardon?’

‘Ja, die nazi-meneer bij de afvalcontainers, zeggen de kinderen!’

Ik dacht even na, pakte mijn telefoon, richtte hem op haar en klikte. 

‘Zo. Ja, dat klopt, mevrouw, ik ben de huisvuilnazi. En ik denk dat u ook maar op transport moet.’

Ik deed alsof ik een appje maakte.

‘Plas-tic … in … pa-pier-bak … en be-le-di-ging … a-dop-tant in func-tie. Gaar-ne … ac-tie.’

Ze werd hysterisch. Haar hoofd werd rood en ze begon te klapwieken met haar armen, alsof ze wilde gaan vliegen. Haar puffer bolde op van de luchtverplaatsing.

‘Ik dien een klacht tegen u in!’ riep ze. ‘Ik doe aangifte! Ik doe aangifte!’

Godskolere. Zo’n vrouw. Die zou je toch in een tapijt rollen en op de vliering leggen?

Enfin, tot zover mijn loopbaan als huisvuilvrijwilliger. Ik neem voortaan een andere route met Mona, dan hoef ik me niet aan die bende te ergeren. Ze zoeken het maar uit daar, met hun privacy.

Ik heb mijn adoptantenspullen in een vuilniszak gestopt en afgegeven bij het gemeentehuis. Daarnet belde de ambtenaar. Dat hij graag even langs wilde komen ‘om te evalueren’.

In 2021, zei ik. 2020 is propvol.