Spring naar de content
bron: pixababy

Hondenpoep en winterdip: ranzen op de bank

Bob Soeverijn heeft last van een winterdip: “Een lange, afmattende wandeling door wind en regen, gevolgd door een single malt bij de open haard, zou helpen. Maar wat doe ik: een beetje ranzen in m’n onderbroek op de bank.”

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Kuitenbrouwer

Maandag 7 december, 23.00 uur

Mooie boel. Zowat de hele dag in t-shirt en onderbroek op de bank gezeten.

Francien was al vroeg druk met van alles, de hond, de administratie, bellen met Debbie, bellen met haar moeder, maar ik kreeg mezelf niet in beweging. Beetje naar CNN gekeken en op Facebook gebladerd. Op beide niets dat de moeite van het onthouden waard was. Zou het nog licht worden vandaag?

Bij het uitladen van de auto stapte ik eergisteravond in de hondenpoep. Als de auto op de oprit staat valt de achterkant precies in de schaduw van de lamp bij de voordeur, en een of andere ASO had zijn hond daar laten schijten. Onze Mona doet dat niet, en al deed ze het wel, wat zij produceert is microscopisch vergeleken bij de gigantische bolus die daar was neergelegd. Ik was al binnen toen Francien het zag. De keuken, de hal, de kokosmat in de vestibule, overal: vette, lichtbruine hondenstront.

Het overkwam Debbie laatst ook al. Er is een nieuwe bewoner, denk ik, of een nieuwe hond, die nog moet leren hoe wij de dingen hier doen. Namelijk: de poep als het even kan niet op straat maar in het bos, dat hier nog geen honderd meter vandaan is. Maar áls het gebeurt, dan ruim je het netjes op, gebruikmakend van een hondenpoepzakje, dankzij een gemeentelijke subsidie vrijwel gratis verkrijgbaar bij elke supermarkt. En wat je dus echt nooit doet, ik herhaal, NOOIT, is je hond op privéterrein laten schijten. Laat staan, LAAT STAAN, dat je het corpus delicti vervolgens gewoon LAAT LIGGEN. Mensen die dat doen zou je… enfin, maak deze zin zelf af met uw eigen ultieme gruwelfantasie. (Aan die van mij komt een neushoorn te pas.)

‘Rot op Francien! Dit is míjn stront, en die maak ík schoon!’

Enfin, ik moest dus in de weer met een dweil – bah, bah, bah – en toen met die kokosmat, een loeier van een ding, loodzwaar, die naar buiten moest om met behulp van de tuinslang en de harde bezem weer strontvrij te worden gemaakt. In het donker, in de regen.

‘Laat mij dat nou doen!’ riep Francien, terwijl ze haar Zweedse klompen aanschoot. Ik werd kwaad.

‘Rot op Francien! Dit is míjn stront, en die maak ík schoon!’

Het misbaar (en de geur van Franciens Bretonse Kip) had Daniël uit zijn digitale verdoving gewekt. Verwonderd stond hij onderaan de trap. “Mijn ouders maken ruzie over wie de hondenpoep mag opruimen”, mompelde hij.

Ik had mijn schoenen in de bijkeuken uitgetrokken en buiten naast de deur gezet. Waar ik ze vanochtend aantrof, nog steeds voorzien van hondenpoep, en nu ook gevuld met regenwater. Dure Van Bommels, waarschijnlijk naar de filistijnen. De ‘gallemiezen’, zoals Francien zou zeggen.

Buiten nog steeds een schemerduister. Of is het eventjes licht geweest? De regen gaat ook maar door. Ik moet iets gaan doen. Op z’n minst douchen en aankleden. 

Ik heb wel eens gehoord dat mensen die voor de trein stappen vaak een Trouw op zak hebben.

Francien geeft me vitamine D-pillen, twee, elke dag. Goed voor het humeur, schijnbaar. Deze tijd van het jaar krijg ik altijd last van seasonal affective disorder, toepasselijk afgekort tot SAD – ook wel de winterdip. Toen ik aan mijn promotie werkte en nauwelijks buitenkwam, kreeg ik er behoorlijk last van. Ik was niet meer vooruit te branden. Ik heb toen zo’n daglichtlamp gekocht, dat hielp. Ik ga hem maar tevoorschijn halen. Beter zou het zijn om naar buiten te gaan. Een lange, afmattende wandeling door wind en regen, gevolgd door een single malt bij de open haard. Maar wat doe ik: een beetje ranzen in m’n onderbroek op de bank. 

Ik zette CNN uit en bladerde door de Trouw van afgelopen zaterdag: 

Cultuur: ‘Geobsedeerd door schuld en schuldgevoel.’ (Schrijfster verlamd door schuld, over alles, altijd).

Economie: ‘Wij zijn als de man met de lekkende kruiken.’ (Wij verkwisten en verkwisten maar).

Land- en tuinbouw: ‘Een tomaat laat een spoor van negatieve effecten achter voor hij op je bord komt.’ (Fruit vernietigt de wereld. Of is de tomaat een groente?)

Ik heb wel eens gehoord dat mensen die voor de trein stappen vaak een Trouw op zak hebben. Een Broodje Aap wellicht, maar deze editie zou ik iemand met dat soort plannen niet in handen drukken. “Vaarwel, vrede wereld. Het is allemaal mijn schuld. En sorry voor de tomaten.”

Gelukkig was er ook een opbeurend nieuwtje. Het Parool bericht over de opmars van het ‘avocadoletsel’. Mensen zien een Japanse chef op televisie die met een gigantisch mes feilloos midden in zo’n bruine knikker slaat waardoor hij ploep loskomt, en gaan dat zelf ook proberen. Oeps, doorkliefde pees. Oei, slagaderlijke bloeding. Je ziet zo’n millennial modelmoeder haar Fiatje 500 al bij het ziekenhuis parkeren en zwaaiend en lachend de eerste hulp in rennen, de wond afgebonden met een designtheedoek. 

‘Hallo zielig meneertje, ik ben een drukbezette millennialmoeder, mag ik vóór u?’

‘Hoezo, ik ben overreden door een stoomwals.’

‘Ja maar ík heb avocadoletsel!’

Dinsdag 8 december, 17.30 uur

Francien had ook iets bedacht om me op te vrolijken. De schat.

“Kom”, zei ze, terwijl ze naast me aan tafel kwam zitten met haar laptop, “je hebt al heel lang geen kleren meer gekocht.”

Dit is waar. Maar ja, voor thuis zitten of door het bos lopen, waarom zou je daar nieuwe kleren voor aantrekken? Johan koopt voortdurend nieuwe kleren. Altijd als ik hem zie heeft hij iets nieuws aan. Waar haalt hij de tijd vandaan, vraag ik me af. Misschien kan hij het heel snel? Past hij nooit iets? Ja, goede maat, pak maar in.

Als ik bij Marks & Spencers een tweedjasje koop, zit het als gegoten. Sartoriaal gezien ben ik een Brit

Hij is goed gebouwd, dat scheelt. Voor mij moeten dingen altijd vermaakt. Korter, langer, ingenomen, uitgelegd, het is nooit meteen goed. Dan gaat zo’n man áán je zitten. Friemelen, met spelden en een meetlint. Behalve in Engeland, vreemd genoeg. Als ik bij Marks & Spencers een tweedjasje koop, zit het als gegoten. Sartoriaal gezien ben ik een Brit. Ja, sartoriaal, zo heet dat, zoek maar op. Het pyknische, endomorfe lichaamstype. Zoek dat ook maar op, ik klets niet.

“Een leuke spijkerbroek!”, zei Francien. 

Jaren geleden heb ik bij toeval een voortreffelijke spijkerbroek gekocht, in een winkel die niet meer bestaat. Die man keek naar mij, draaide zich om, trok die broek tevoorschijn, overhandigde hem en knikte zonder iets te zeggen richting het pashokje. En inderdaad: perfect. Vakman. Ik had hem toevallig aan. 

“Nou ja, deze dus”. zei ik.

“Ga eens staan.” Ze las de achterkant. “Welke maat is het?”

“Weet ik veel.”

“Trek hem even uit.”

Het is een spijkerbroek van, hou je vast, Pierre Cardin. Cardin, de grote iconoclast van de sixties, de couturier van de toekomst, gedegradeerd tot jeansfabrikant. Niettemin, voortreffelijke broek. Het model heet ‘Le Mans’. 

“Bestaat niet meer”, zei Francien, turend naar het scherm.

Ja, natuurlijk! Als ik denk, ‘goed product, ik koop er nog een’, dan kun je er vergif op nemen dat het net uit de handel is. Zelfs met supermarktwijn. Twee dagen na de eerste fles ga je terug. ‘Ja nee, meneer, die was inderdaad héél lekker, maar die is op en hij komt ook niet meer, heb ik begrepen van het hoofdkantoor. Ja nee, hij hing ook zo mooi aan het glas!’ 

“No worries”, zei Francien, “broeken genoeg.”

Ze navigeerde naar Zalando. 

“Oké, dus geen bandplooi, flatfront, cargo, chino, jogger, maar een … fivepocket?”

Ik telde de zakken in mijn favoriete broek en kwam op vier.

“Liever four.”

“Fourpocket bestaat niet.”

Nee, dat zal wel weer! Uit de handel genomen natuurlijk!

“Nee, kijk, pocket vijf is dat kleine condoomzakje, rechts, boven de gewone zak.”

“Wat ik nooit gebruik.”

“Dus vijf ís in feite vier. Welke cut?”

“Kat?”

“Snit!”

“Jezus! Twee pijpen en een gulp graag.”

“Geestig. Relaxed, bootcut? Baggy, straight leg?”

“Dat laatste, denk ik. Ik heb normale benen, toch?”

“High rise, low rise? Slim, skinny?”

Niet goed? Te baggy? Is de cut kut? Terugsturen!

Godskolere. Vroeger hoefde je dat allemaal niet te weten. Ging je naar een winkel en kwam het goed. Nu hebben we de webshop. Leve de vooruitgang, éventjes een bachelor in de broekologie halen en bestellen maar! O ja, en een cursusje Zalandonesich.

We zijn eruit gekomen. Ergens werd beweerd dat de Le Mans nu Deauville heet. Ik ben benieuwd.

In een distributiecentrum aan de andere kant van de wereld gaan nu twee broeken de pijplijn in. Die hier eindigt, morgen of overmorgen, in deze postcode, op dit huisnummer, met een schriel, niet-westers ventje in een oranje jek, die bang is voor Mona en de pakketjes liefst van achter het hek richting de voordeur smijt.

Niet goed? Te baggy? Is de cut kut? Terugsturen! Dan begint de wereldreis van voren af aan, in omgekeerde richting.

Enfin.

Daar zat ik weer, in m’n onderbroek.

Tijd voor die wandeling.

Bob Soeverijn Zonder Filter – dagboek van een oude witte man is elke dinsdag te lezen op onze website, en nu ook maandelijks als huisgemaakte podcast. Beluister de tweede aflevering via o.a. SoundcloudSpotify of iTunes!