Spring naar de content
bron: Gabriël Kousbroek

Culinaire quarantaine

Omdat G.H.B. enkele dagen op zijn hotelkamer in Reykjavik moest doorbrengen, besloot hij van de nood een deugd te maken en dagelijks een feestmaal aan te richten. Zo liet hij onder meer rauwe kabeljauwtong, gefermenteerde haai en schapenkop aanrukken.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door G.H.B. Hiltermann

Ho ho ho! Gleðileg jól! De polyglotten onder u weten meteen waar ik vertoef, want gleðileg jól betekent immers ‘zalig kerstfeest’ in het IJslands. De onversaagde Vikingen wensen elkaar dat reeds toe vanaf de eerste adventzondag, die dit jaar op 29 november valt. 

‘Ho ho ho’ is overigens geen IJslands, maar een internationaal onomatopee die verwijst naar het permanente gerommel in de bolle bast van de Kerstman, zo heeft een geleerde taalkundige mij uitgelegd. 

Over de woonplaats van de kerstman zijn de meningen verdeeld, vrienden; ik heb vandaag namelijk het enige echte huis én de werkplaats van good old Santa bezocht, in Akureyri in het noorden van dit schitterende eiland, en dus niet Rovaniemi in Finland, want dat zijn volgens de IJslanders notoire flessentrekkers. 

Ik had net zes dagen in quarantaine doorgebracht in de niet onaardige Apartment Suite van designhotel 101 en was blij dat ik eindelijk weer mocht luchten. Bovendien moest ik toch nog wat Kerstmis-gerelateerde snuisterijen kopen voor mijn huishoudster Agaath. De oude Santa was niet thuis, maar zijn dertien Jólasveinar, oftewel kerstjongens – met uiterst merkwaardige namen als Schaapshoksluiper, Kloofsukkel, Worstensnaaier, Snuier en Ramengluurder –
waren er gelukkig wel. Ik zal u de al die folkloristische flauwekul besparen, want u wilt natuurlijk vooral weten hoe ik de quarantaine heb overleefd en of het wel verstandig van mij was om op mijn gezegende edoch hoge leeftijd nog zo’n levensgevaarlijke expeditie te ondernemen. 

De tekst gaat onder de illustratie verder.

bron: Gabriël Kousbroek

Welnu, mijn reis was al begin januari op poten gezet door de Nederlandse Kamer van Koophandel in Reykjavik en het Bobby Fischer Genootschap in Laugardælir en ik vond het flauw om dat af te zeggen. 

Ik wist wat mij te wachten stond: alle reizigers hebben bij aankomst in IJsland de keuze tussen veertien dagen in quarantaine gaan of een dubbele Covid-testprocedure van vijf à zes dagen. Na mijn verblijf in IJsland moet ik in Nederland tien dagen in thuisquarantaine, maar een knappe boa die mij betrapt wanneer ik mijn dagelijkse ommetje ga maken door het Vondelpark. 

Ik koos vanzelfsprekend voor de dubbele testprocedure en verschanste mij in de suite met de verzamelde werken van Halldór Laxness, die in 1955 de Nobelprijs voor de Literatuur won. Elke dag liet ik maaltijden bezorgen door het met één Michelin-ster gedoteerde restaurant Dill, waar de net uit New York teruggekeerde Gunnar Karl Gíslason (hij kookte bij Agern aan 89 East 42ND Street) nu de pollepel zwaait. Het moge algemeen bekend zijn dat Claus Meyer en René Redzepi van Noma in Kopenhagen het concept van Dill een-op-een hebben gekopieerd, maar laat ik wijselijk geen partij kiezen in deze gastronomische ‘fittie’. 

Het is altijd afwachten wat er in zo’n voedselpakket van Dill zit. Ik kan u verzekeren dat het ook deze keer weer een culinaire achtbaan was, al zullen sommige lezers het een rit door een spookhuis noemen. 

Tijdens mijn quarantaine at ik onder andere gellur (rauwe kabeljauwtong), kútmagar (gekookte, met vislever gevulde vissenmaag), hákarl (gefermenteerde haai), súrir hrútspungar (bokkenballen in het zuur), lundar (carpaccio van papegaaiduiker), slátur (de IJslandse variant van het Schotse haggis) en svið, het nationale gerecht. Svið bestaat uit een doormidden gehakte schapekop die gekookt is met de hersens erbij en daarna in het zuur gelegd. Vroeger at ik die lekkernij voor een schijntje bij de Fljótt og Gott (Vlot en Goed), een Febo-achtige snackbar bij het busstation van Reykjavik. Fljótt og Gott verkocht minstens 10.000 schapekoppen per jaar, zo vertelde de wat morsige eigenaar mij eens, maar de hut is helaas op de fles gegaan. 

Svið bestaat uit een doormidden gehakte schapekop die gekookt is met de hersens erbij en daarna in het zuur gelegd

Mijn suite in de 101 begon na vijf dagen bezorgmaaltijden van de Dill kwalijk te rieken, maar volgens het personeel rook het er juist erg lekker. Overigens kreeg de 101 internationale bekendheid omdat Kim Kardashian en Kanye West hier enige tijd bivakkeerden. Ik kende deze snuiters niet, maar dankzij bellboy Ingmar ben ik nu helemaal op de hoogte van het wel en wee van deze Amerikaanse televisiepersoonlijkheden. Ik vroeg aan Ingmar of hij weleens gebruikmaakte van de IJslandse anti-incest app. Volgens de Íslendingabók, een online database voor genealogie, stammen alle 320.000 IJslanders af van ene Jón Arason, die in 1550 stierf, ‘and it shows’.

Indachtig de aloude volkswijsheid ‘neef en nicht geeft scheef gezicht’ is daarom de ÍslendingaApp ontwikkeld. Tijdens een first date kunnen potentiële geliefden die zich bovendien willen voortplanten de app activeren. Als de plons in de ondiepe genenpoel te gevaarlijk blijkt, gaat het incestpreventie-alarm rinkelen. De bedenker, Arnar Freyr Aðalsteinsson, wil de app nu ook introduceren in Turkije en Noord-Afrika, zo las ik in Morgunblaðið, de gezond-verstand-krant van IJsland. 

Mijn bellboy gebruikt de app overigens niet, want hij heeft al een app: Grindr, volgens hem een soort Uber. 

Mijn praatje voor een select groepje uitverkoren leden van de Nederlandse Kamer voor Koophandel ging over schaker Bobby Fischer, die mij goed gekend heeft. Fischer kreeg de rocksterstatus toen hij in 1972 Boris Spasski versloeg tijdens het wereldkampioen schaken in 1972 in Reykjavik.

Ik was bij die Match of the Century en verrichtte wat lichte pr-activiteiten voor Fischer. In 2008 overleed hij en werd begraven in het gehucht Selfoss, 60 kilometer bezuiden de hoofdstad.

De crucifix op het graf van Bobby Fischer is op mijn instigatie verdwenen. De beste man was zo joods als Max Tailleur, al deed hij daar zelf heel panisch over, en ik vond het niet kies om de beste man postuum te ‘sjmadden’. Een sjmad is de pejoratieve term voor een lid van het oude volk dat zich tot de Heere Jezus heeft bekeerd. 

De boog kan niet altijd gespannen zijn, en ik heb zojuist ingecheckt bij de geo-thermische baden van Laugarvatn Fontana, alwaar ik al badderend de aurora borealis ga bewonderen. Niets menselijks is mij vreemd, vrienden. Ik wens u gezegende feestdagen en hoop dat het nieuwe jaar ons meer te bieden heeft dan annus horribilis 2020. Vertu blessaður! 

Onderwerpen