Spring naar de content

De wereld is aan het verpeulen

Bob Soeverijn luistert met kromme tenen naar de rubriek De Kritiek van Jan Publiek op NPO Radio 1. “Jezus Christus op een scooter. Dat gemummel. Ik bedoel –  negeer die mensen, geef ze zendtijd, alles is beter dan dit, dit, dit… weeë gezever.”

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Kuitenbrouwer

4 september 2020

“Pap, dat gewauwel, waarom luister je daarnaar?”

-“Ik informeer me, jongen. Ik blijf graag op de hoogte.”

“Pap, serieus. Híermee?”

Ik had NPO Radio 1 op staan. Ik switchte naar BNR.

“Beter?”

“Ook gewauwel.”

“Tja, het is radio.”

“Pap, er zijn zóveel goeie podcasts!”

Ik switchte terug naar NPO Radio 1. Daar begonnen ze net aan De Kritiek van Jan Publiek. Dat is verschrikkelijk, dus ik zette hem wat harder. Dat rubriekje is het antwoord van Radio 1 op de aanhoudende kritiek van Boos Rechts dat de NPO ‘links’ en ‘elitair’ is. Na de moord op Fortuyn zijn ze daarmee begonnen, en het werkt. Oké, zeiden die principiele linkse programmamakers, dan nodigen we wat vaker een kleurrijke fascist uit, we vragen wat vaker een idioot in een winkelcentrum naar zijn mening en we besteden af en toe aandacht aan reacties van gewone kijkers en luisteraars. Wil de politiek bloemkolen dan krijgt de politiek bloemkolen. Stoeptegeltjesniveau nog te hoog? Dan gaan we toch naar de goot.?

‘De Kritiek Van Jan Publiek!’ roept een stem ironisch, met veel galm. Je hoort al direct dat de kritiek van jan publiek ze daar geen ene reet interesseert. Terecht, overigens, het is vrijwel altijd gezeur in de categorie “U zei daarnet Mexico, maar u bedoelde Mexico Stad“, afkomstig van een nog bij z’n moeder wonende vijftiger met een stapel beduimelde Playboys onder zijn bed. Die al driehonderd keer gemaild heeft en vandaag eindelijk in de prijzen is gevallen. “Moeder, moeder!” komt hij de trap af gerend, “ik ben op de radio!”

Maar het allervervelendst is de nuffige, halfgepikeerde toon waarop de presentator van dienst de kritiek beantwoordt. Ze zeggen nooit eens gewoon: “U heeft gelijk, sorry, stom van ons”. Nee, er komt altijd een verongelijkt zeikverhaal van: “Ja nee, maar u moet begrijpen dat we hier onder enorme tijdsdruk werken en dat we ons uiterste best doen om alles te checken en te controleren en te verifiëren, en dat is heel moeilijk en verantwoordelijk werk, dus we vinden het eígenlijk een beetje lullig van u om op elke slak zou te leggen. En ondankbaar ook. Maar ja, wij worden nu eenmaal van uw belastingcenten betaald en dus krijgt u van mij nu dit plichtmatige, langdradige, passief-agressieve non-antwoord.”

De Kritiek van Jan Publiek is een verschrikkelijk rubriek, dus ik zette de radio wat harder.

Deze keer had een zielepoot (1 ‘n’!) de redactie gemaild dat ze die ochtend in het radionieuws wel de laatste landelijke coronacijfers hadden gegeven, maar niet uitgesplitst naar leeftijdsgroepen, terwijl het RIVM die wel vermeld had. Godskolere, je krijgt meteen zin om iemand met een bedorven vis in z’n nek te slaan. En dan moet het antwoord nog komen! “Ja, nee,” zei de presentator, “persoonlijk zou ik die leeftijdscijfers óók wel interessant gevonden hebben, maar ja dat is een persoonlijke vóórkeur, dat hoeft niet voor iedereen hetzélfde te zijn, en ik bedoel, we kunnen natuurlijk niet die hele pérsconferentie gaan uitzenden, we moeten toch een seléctie maken…”

“Jezus Christus op een scooter!”

“Wát?”

-‘Dit, dit, dit … gemummel! Ik bedoel, negéér die mensen, geef ze zendtijd, geef ze een eigen kanaal voor mijn part, maar in godsnaam, hou op met dit, dit, dit … weeë gezever! Ik luister nog liever naar een klapperend raam.’

Daniel keek me aan – geamuseerd onbegrip. 

“Draai een pláát! Desnoods van het Zingende Worstebroodje.”

“Zingende wat?’

“Guus Meeuwis!”

“Wie is dat?”

“Ha, count your blessings!

Het was even stil. We waren gearriveerd bij het zorgcentrum. 

“Pap, ik zeg toch: podcasts.”

“Ik zal er eens een proberen. Erger dan dit kan het niet wezen.”

Ik vroeg hem of hij wist wat ‘pod’ betekent.

Wist ie niet.

‘Pod’ betekent peul. Moet ik altijd aan denken als ik mensen met een koptelefoon op straat zie, zoals ik Daniel nu, koptelefoon op, naar de ingang zag lopen.

De wereld is aan het verpeulen.