Spring naar de content
bron: corbino

Gerald Roethof: ‘Zwijgen is meestal belangrijker dan praten’

Als strafadvocaat in geruchtmakende zaken – waaronder die tegen Jos B. – staat Gerald Roethof (47) veelvuldig in de belangstelling. Hoe gaat hij om met de weerstand die hij oproept? Hoe kijkt hij aan tegen de Black Lives Matter-beweging? ‘Focus je niet alleen op politiegeweld tegen zwarten, of tegen de slavernij in verleden, maar kijk naar wat beter moet in de toekomst.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Ad Fransen

Het heeft enige voeten in aarde om toegang te krijgen tot meester Gerald Roethof. Eerst is er als antwoord op mijn herhaalde interviewverzoeken een ritsje sms’jes: “Kunt u om 17.00 uur bellen?”; “Ik ben om 18u weer bereikbaar.” In die trant, maar na telkens bellen: geen gehoor. Druk en gedreven man die Roethof, geeft hij later zelf grif toe: “Ik moet, moet, moet. Sinds mijn jeugd bezit ik een gigantische energie. Stilzitten is onmogelijk.” 

Dan valt er – onder voorbehoud – eindelijk een datum te prikken tussen de maître en mij. Edoch, op de afgesproken zaterdag luisteren we ’s ochtends onze voicemail af en horen we het typische stemgeluid van Roethof galmen alsof hij ergens met rubberen laarzen aan in een natte kelder staat: “Helaas ben ik op dit moment bij een cliënt in een politiecel. Kan het interview alstublieft verplaatst worden naar morgen?” 

Allang goed, geen probleem. ’s Zondags geef ik op de afgesproken tijd acte de présence aan de Amsterdamse Ceintuurbaan: een pand met een gitzwarte winkelpui waarop in gouden hoofdletters trots ROETHOF ADVOCATEN prijkt. 

Het eerste halfuur mag ik plaatsnemen in een piepklein wachtkamertje met drie stoelen en kan ik achter een halfglazen deur de advocaat in gesprek zien met een tweetal cliënten. Alsof ik in een thriller van John Grisham ben beland en geheimzinnige dingen waarneem, die helemaal niet voor mijn ogen bestemd zijn. 

Voordat ’t me de kop kan kosten, beloof ik de strafadvocaat heilig dat ik discreet zal blijven. 

Vervolgens neemt de meester in de rechten – die à charge en decharge doorgaat voor korzelig, bot en weerbarstig – genereus en vriendelijk alle tijd voor het interview. Gelukkig maar. Want het gesprek zal nog enkele keren langdurig worden onderbroken door onder meer een telefoongesprek met de politie van Roosendaal en een honger-aanval op de na een rotongeluk operatief verkleinde maag – we hebben het er later nog over – van de strafpleiter. Opgeslokt door zijn werk is hij vandaag weer eens helemaal vergeten te eten en trekt hij zich een dik kwartier terug om in alle rust zoete aardbeien en zoute crackers tot zich te nemen. 

En dan knipt hij tijdens ons drie uur lange gesprek ook nog eens geregeld met zijn vingers, roept hij: “Focus, focus, focus… bap… bap… bap… terwijl ik met u praat denk ik alweer aan een zaak die na het weekend gaat spelen.”

Tegen de muren van het vertrek waar hij kantoor houdt, staan donkerhouten, klassieke boekenkasten, vol geperst met rijen ordners, dossiers. Eén vitrinekast heeft een messing reling waar eigenlijk zijn toga aan behoort te hangen. 

“Maar die is laatst gestolen,” zegt hij, “op de rechtbank nog wel. Nu hangt die toga, met over de hele breedte mijn naam in de kraag, bij iemand anders in de kast. Als trofee! Of misschien heeft de dief ’m ook wel ritueel verbrand. Uit wraak!” Aan de smakelijke lach op Roethofs mond te zien – en die kan van oor tot oor gaan – zal hij, denk ik, de meeste lol beleven aan de laatste optie. 

In de ordners die ons omgeven, zitten zaken waarom het in zijn praktijk draait of draaide; opmerkelijke processen waarmee Roethof zich in de kijker speelde en waaraan hij zijn regelmatige verschijning bij talkshows en actualiteitenrubrieken dankt. Zoals het lot van de ongelukkige Arubaan Mitch Henriquez, die bij zijn arrestatie overleed aan een nekklem van de politie. Of de razende Maikel R., die na op de A2 te hebben getankt zonder te betalen keihard in een filefuik van de politie reed en daarmee een dodelijk ongeluk veroorzaakte. Allemaal mensen die Roethof graag en met verve heeft verdedigd. En natuurlijk Jos B., de man die wordt verdacht van de moord op het elfjarige jongetje Nicky Verstappen in 1998. Ook hij behoort sinds anderhalf jaar tot de illustere klantenkring van de 47-jarige strafpleiter van Surinaamse afkomst, boven wiens bureau een ovale klok van het prestigieuze merk Riverdale hangt. Alleen, wat jammer: het luxe uurwerk staat stil op kwart voor acht. 

U heeft het zo druk dat u niet eens tijd heeft om de klok gelijk te zetten.

“Dat klinkt mij een beetje te negatief. U zou het ook van de positieve kant kunnen bekijken: dat als je hier op kantoor komt, de tijd niet geldt; dat we alle aandacht nemen. En ook: nu u hier zelf eenmaal zit, dat de tijd stilstaat en ik alle ruimte neem voor ons gesprek.”

Staat er in geval van overwerk ook een bed voor u klaar op dit kantoor? 

“Het hele pand is van mij. Ik woon ergens anders, maar ik heb hierboven inderdaad een appartement waar ik kan slapen.”

Slapen boven je werk, is dat wel handig en verstandig?

“Het heeft voor- en nadelen, maar ik woon twintig minuten buiten de stad en dan scheelt het soms reistijd.” 

U woont in Vinkeveen. Wat vinden uw kinderen ervan als papa vaak weg is en na werktijd ook nog eens regelmatig aanschuift bij talkshows?

“Ik heb u van tevoren gezegd: ik praat niet over relaties en privézaken.”

Mijn toga is laatst gestolen. Misschien heeft de dief ’m wel ritueel verbrand. Uit wraak!

Gerald Roethof

Vindt u zichzelf een goeie huisvader?

“Absoluut niet. Als ik dan toch kort mijn werk- en gezinssituatie met elkaar mag vergelijken: mijn leven zou pas helemaal naar wens zijn wanneer werk en privé in perfecte balans zijn.”

U bent veeleisend in uw beroep, maar thuis? Klaagt u daar weleens als er slecht is gekookt? 

“Alweer privé, maar laat ik het dan zo zeggen: ik vind mezelf een hele makkelijke man en wanneer de intentie goed is: I don’t care. Wanneer het koken is mislukt, gaan we toch kopen. Eenvoudig zat.”

Gaat u niet te gehaast door het leven? Ik las dat u vijftien jaar geleden bijna gestikt was, nadat u na een juridische klus in Suriname vlak voor de terugvlucht naar Nederland te snel een roti naar binnenwerkte… met een scherp kippenbotje erin.

“Ik ga juist hartstikke zen door het leven. Mijn basis is rust en geduld, anders lever je alleen maar slordig werk af. Maar ik heb ook een andere kant: ik houd van snel rijden, van vlot werken. En het ironische is: de mens werkt om te eten, maar als ik werk, vergeet ik meestal te eten.”

Kunt u goed werk uit handen geven?

“Dat hoort wel zo te zijn, maar het lukt niet altijd. Ik heb vier advocaten bij mij werken en als je het hun vraagt, zouden ze vermoedelijk zeggen: ‘Gerald was vroeger een echte controlfreak, maar gelukkig is dat de laatste tijd iets minder.’ Ik moet mijn mensen vaker het vertrouwen geven, daar werk ik aan. Ze vragen nog steeds weleens: ‘Gerald, wanneer mag ik nou ook eens zo’n belangrijke zaak doen?’”

Laat u dat dan toe?

“Ja hoor, dat gebeurt steeds vaker en als het goed gaat, ben ik heel blij. Maar als het niet goed gaat, vind ik dat verschrikkelijk… heel, heel erg. Soms is dat nog te veel de angst, de barrière.”

Scheldt u uw collega’s weleens uit nadat het fout is gegaan?

“Ahum… laat ik zeggen: wijsheid komt met de jaren, en ik probeer dat niet te doen. Omdat ik er zelf ook niet tegen kan wanneer ik word uitgescholden. Er zijn wel een paar stagiairs geweest die het moeilijk hebben gevonden om op mijn kantoor te werken. De werkdruk is hier heel hoog en ik laat voortdurend merken: het mag voor mij nooit een onvoldoende zijn.”

U vindt uitgescholden worden vervelend. Dan heeft u een lastig leven; u wordt regelmatig vervloekt en verdoemd.

“Klopt, maar nooit recht in mijn gezicht.”

Op de sociale media gaat u door voor hypocriet en zelfingenomen; televisierecensent Angela de Jong noemde u in een AD-column ‘een weerzinwekkende advocaat’. Alsof dat niet rechtstreeks genoeg is.

“Ik heb geen Facebook, Twitter, Instagram, noem maar op, dus zulk soort schelden zie ik nooit voorbijkomen. En ach… Angela de Jong… zij schrijft scherpe columns… het is haar eigen prikkelende mening.”

U doet nu net of het u amper raakt.

“Af en toe krijg ik iets doorgestuurd en dan is het enige wat ik doe lachen. Trouwens, Angela de Jong zegt aan het eind van 

diezelfde column dat ze wel weet wie ze moet inschakelen in een lastige juridische situatie. Dus dat is voor mij nog een extra reden om me niet aangesproken te voelen.”

Heeft u nooit de neiging om als advocaat werk te maken van al die bakken stront die op de sociale media over u heen komen, om een procedure te starten wegens smaad of laster?

“En dan? Dan laat je toch zien hoe zielig je bent, dat je geraakt bent, dan geef je de ander precies zijn zin.

“En kijk, als het mijn advocatenpraktijk zou schaden, als ik door al dat gehekel minder werk zou krijgen, meer tijd zou overhebben om na te denken hoe ik zulke kwetsende rotzakken zou kunnen aanpakken, dan zou ik serieus kunnen nadenken over een procedure. Maar het tegendeel is het geval: hoe meer er op mij wordt gescholden, hoe meer klanten ik krijg. Dus ik zou zeggen: laat iedereen lekker schelden.”

bron: corbino

Dat heet crying to the bank.

“Precies, maar het is ook zo: ik heb een kring om mij heen die me steunt en toch kritisch is; het gaat bepaald niet om hielenlikkers. Hun mening kan voor mij heel belangrijk zijn. En daarnaast heb ik een hele sterke eigen visie: zolang ik vind dat ik het goed doe, ga ik niet luisteren naar anderen. Als ik continu naar anderen moet luisteren, dan kan ik beter binnen blijven; dan bestaat er geen Gerald meer en helemaal geen Roethof, maar alleen een of andere grijze muis, ga ik op in de grijze massa. En dat lijkt me heel erg.”

Waar komt dat verbluffende zelfvertrouwen van u vandaan?

“Ten eerste heb ik het geluk gehad dat ik een vader heb met ook een grote mate van zelfvertrouwen. Hij heeft mij opgevoed met het idee: als je hard werkt en je gedraagt kun je alles. Van hem heb ik ook mijn vechtlust. Hij heeft me ingeprent dat je als donker iemand altijd twee keer zo hard moet werken, je best moet doen. Ten tweede: vanwege dat bijna fatale kippenbotje in mijn keel heb ik de dood in de ogen gezien. Ik was zo goed als afgeschreven en nu ervaar ik heel intens het geluk om nog onder ons te zijn. Ik heb elke dag zin om er iets van te maken en dan deert het me vrij weinig wat anderen over mij zeggen. Eerder daag ik ze uit: kom maar op, hier is Gerald; zeg ’t me maar recht in mijn gezicht.”

Dat klinkt heel stoer, maar het komt ook weleens voor dat als iemand u iets recht in het gezicht wil zeggen, dat u dan niet komt opdagen.

“Ik weet niet waar u het over heeft.”

Over Peter R. de Vries. U durfde met hem de confrontatie niet aan op televisie over uw cliënt Jos B., die verdacht wordt van de dood en verkrachting van Nicky Verstappen.

“Zoals u dat formuleert is dat onjuist. U moet zich realiseren dat ik niet alleen op televisie verschijn voor mezelf, maar altijd in het belang van een zaak of cliënt. Voor een cliënt moet mijn optreden in een talkshow een positieve bijdrage betekenen. In het geval van de zaak rond Jos B. en Nicky Verstappen had ik sterke twijfels over die positieve factor. Dus waarom zou ik dan gaan? Met alle respect voor Peter R. de Vries – hij is een topjournalist – maar hij is ook een super-partijbehartiger. Dus als hij voor de familie van Nicky Verstappen staat, strijdt hij in een talkshow met alle wapens die hij heeft, van rationeel tot emotioneel. Het is Peter, hè, een doorzetter.”

En dan kunt u hem niet aan?

“Jazeker wel, ik kan heel veel aan, maar discussies over strafzaken waarbij emoties de boventoon voeren, die doen mijn belang en met name het belang van mijn cliënt totaal geen goed. Weet je, als het erom gaat wie de grootste heeft, zeg ik: kom, laten we kijken, maar niet ten koste van een cliënt.”

U zei net dat u respect heeft voor Peter R. de Vries. Maar heeft hij dat ook voor u? Hij zei letterlijk: “Advocaat Gerald Roethof vertelt altijd de halve waarheid.”

“Juist! Zo’n ongefundeerde opmerking tekent zijn manier van discussiëren. Kijk, als zo’n opmerking zou komen van iemand die een neutrale rol in een zaak speelt, dan zou ik nog kunnen denken dat iemand een punt heeft. Maar bij Peter R. de Vries heb ik dat in het geval van Jos B. niet.”

Bent u niet ook een beetje masochistisch aangelegd? Misschien vindt u al die kritiek stiekem wel lekker.

“Pijn? Nee joh, daar ben ik niet van, ik houd van strelingen, gestreeld worden vind ik het lekkerst.”

Dan is het misschien ijdelheid, een zucht naar aandacht?

“Aandacht is leuk hoor, maar het liefst krijg ik aandacht van de vrouw om wie ik geef. En ik ga heus niet in op elke uitnodiging, maar als ik met mijn optreden in de media een bepaald maatschappelijk probleem kan aankaarten, of voor een underdog kan opkomen, dan doe ik dat graag, met alle liefde.”

Het verbaasde iedereen dat u de zaak Jos B. aannam, aangezien u ooit gezworen had geen zedenzaken te doen waar kinderen bij betrokken zijn.

“Gezworen niet, maar ik heb inderdaad wel gezegd dat ik pas voor zaken die me persoonlijk kunnen raken – waar bijvoorbeeld onschuldige kinderen in het spel zijn. Maar de zaak van Jos B. is meer dan een zedenzaak. Wat vaststaat is dat een kind is overleden, maar het is nog maar de vraag of het een zedenzaak is, en of er sprake is van seksueel misbruik.”

U maakte dat onder meer duidelijk door te zeggen dat u ook weleens uw onderbroek verkeerd om aandoet. Het ontzielde lichaam van Nicky Verstappen is gevonden met zijn onderbroek verkeerd om aan. Vind u uzelf achteraf niet ongelooflijk bot?

“Nee, niet als de bewijslast op zo’n flinterdun element berust als een omgekeerde onderbroek. Ik zal binnen en buiten de rechtbank blijven zeggen: met wat er nu tegen Jos B. ligt, dient er in mijn visie alleen maar een vrijspraak te volgen.”

Bent u zich ervan bewust dat u weleens bot en weerbarstig overkomt, weinig empathisch?

“Ik vind dat iedereen zichzelf moet blijven en ik ben altijd mezelf. Als ik me serieus met een zaak bezighoud, ben ik iets strakker en harder in mijn formuleringen dan als het om dagelijkse onderwerpen gaat. Maar dat betekent niet dat ik een bot of gevoelloos persoon ben. Mensen die me kennen, zeggen: Gerald is een lieve, aardige man.” 

U vertelde dat u van uw vader heeft meegekregen dat mensen met een kleur twee keer zo hard hun best moeten doen. Is dat misschien wat we af en toe terugzien als u aan een overwegend witte talkshowtafel zit en uw territorium afbakent?

“Nee, als ik aan een zwarte tafel zou zitten, zou ik hetzelfde doen. Wat ik wel altijd in mijn achterhoofd houd, is: er kan hier iemand aan tafel zitten die mij probeert pootje te lichten. Daarom heb ik van tevoren alle valkuilen en valstrikken goed berekend. Wat u daarnet bot of weerbarstig noemde, betekent eerder dat ik goed ben voorbereid, getraind ben. Het is net sport, een bokswedstrijd, het gaat erom dat de persoon die tegenover je zit…”

…knock-out moet?

“Nee, knock-out hoeft niet per se, maar die persoon moet wel voelen of het zin heeft om tegen mij te vechten.”

Hoe meer er op mij wordt gescholden, hoe meer klanten ik krijg. Dus laat iedereen lekker schelden

Gerald Roethof

Op de redacties in Hilversum schreeuwen ze om diversiteit. Heeft u nooit het idee dat u louter aan tafel gevraagd wordt omdat u zwart bent?

“Ik hoop het niet; ik heb een hekel aan inclusiviteit als excuus. Ik ga ervan uit dat ze me willen hebben omdat het een zaak betreft waar ze niet omheen kunnen. Dan maakt mijn kleur niets uit; ik ben ervan overtuigd dat ze mijn kwaliteiten het belangrijkst vinden.” 

Moeten we u in de media een beetje als de opvolger van Gerard Spong zien, ook een succesadvocaat van Surinaamse komaf? Was Spong een rolmodel voor u?

“Ik had vroeger meerdere rolmodellen, Spong was er eentje van, maar vader Max en zoon Bram Moszkowicz waren ook rolmodellen voor me. Ik weet dat veel mensen tegenwoordig de naam Bram Moszkowicz liever uitspugen, maar ik doe daar niet aan mee. Ik heb hem als jonge, beginnende advocaat in de rechtszaal bezig gezien en veel van hem geleerd; vooral van zijn onovertroffen manier van argumenteren. Hij deed strafrecht op topniveau…” 

… en is op topniveau keihard naar beneden gekukeld; de glamouradvocaat die zijn praktijk ging verwaarlozen en uiteindelijk werd geschrapt van het tableau. In die zin is Bram Moszkowicz misschien ook een leerzaam rolmodel.

“Glamour zegt me weinig. Een glamour-advocaat word je pas als je de basis vergeet, in een roes gaat leven: duur eten, zuipen, gokken, wijven – ik zeg niet dat Bram Moszkowicz het daarnaar heeft gemaakt, maar ik heb daar zelf helemaal geen talent voor. Ik vergeet mijn basis nooit, die bestaat uit strafrecht, daar investeer ik in.”

Hoe bouwt u uw klantenkring op?

“Die vraag krijg ik vaak. Ik heb geen website – ik loop achter, moet ik eens iets aan doen – maar zonder gaat nog steeds goed, de reclame gaat van mond tot mond. Ik heb meerdere cliënten binnen grote families die vaker met justitie in aanraking zijn geweest. Als ik dan in zo’n familie iemand succesvol heb bijgestaan, dan gonst dat door.”

Gaat het overwegend om gekleurde mensen?

“Uhmm… ja en nee. Ik vind het heel fijn om een volledig gemengde praktijk te hebben, maar soms is het ook zo dat ik denk dat ik vanwege mijn kleur een verdachte, een slachtoffer met een etnische afkomst beter kan begrijpen, de zaak beter kan invoelen. Juist vanwege mijn eigen kleur en min of meer gedeelde ervaringen.”

Hebben mensen van Surinaamse afkomst dan het liefst een advocaat met Surinaamse roots?

“Dat is echt een misverstand. Er bestaan genoeg Surinamers die onder elkaar zeggen: Wit man i moes fit nanga wit man. Wat zoveel betekent als: de witte man moet je bevechten met de witte man. Met andere woorden: de rechterlijke macht is wit, de officieren zijn overwegend wit, dus zou je dan niet beter een pleiter moeten vinden die uit witte kringen afkomstig is om de rechtbank te overtuigen? Zelf vind ik dat allemaal onzin, het gaat om connectie, communicatie. Kleur, afkomst is volkomen ondergeschikt.”

Vlak na de moorddadige arrestatie van George Floyd in Amerika en de oplaaiende protesten van de Black Lives Matter-beweging trad u prominent in het strijdperk als advocaat van het donkere meisje, Gail Charmaine, dat in een Rotterdams park hardhandig tegen de grond was gewerkt door vier agenten. Het leek er ineens op alsof u zich graag wilde profileren met een Nederlands slachtoffer à la George Floyd.

“Nee, nee, nee. Ten eerste: meestal sta ik verdachten bij en nauwelijks slachtoffers van geweldsdelicten. Als ik veel slachtoffers zou bijstaan, zou dat voor mijn gevoel als strafadvocaat te veel wrijving opleveren met mijn bestaande klandizie, die regelmatig bestaat uit verdachten, juist van geweldsdelicten.”

En slachtoffers leveren ook weinig op voor een strafadvocaat.

“Zo zou ik dat zelf nooit zeggen. Maar ik zou mijn tijd duurder kunnen verkopen en heb een kantoor met een flink aantal medewerkers, wier salaris ik elke maand moet overmaken. Het is een feit, slachtofferzaken betekenen niet meteen bijster hoge inkomsten. Maar ik ben niet alleen een zakenman, een bedrijfsleider, maar ook een mens; ik denk niet alleen aan wat er op mijn bankrekening wordt bij- of afgeschreven, ik krijg er ook voldoening van als ik een bijdrage kan leveren aan een mooier Nederland, aan het verhinderen van onrecht, als ik voor de toekomst iets kan verbeteren. In dit geval – en daar hamer ik wel vaker op – vond ik het politiegeweld weer eens buitenproportioneel: vier agenten die op één meisje springen, dat voorafgaand aan haar staandehouding niets had gedaan.”

Dat de Nederlandse premier tot twee keer toe zei dat er daadwerkelijk sprake is van racisme in dit land, die erkenning heeft mij diep beroerd

Gerald Roethof

Achteraf blijken er videobeelden te zijn waarop te zien is dat dit meisje de helm van een agent kapotslaat.

“Het is maar net hoe je zulke beelden interpreteert. Maar afgezien daarvan: ze had niets gedaan, ze werd louter staande gehouden op haar etnische kenmerken, omdat ergens anders in dat park een aantal andere donkere meisjes iets zouden hebben uitgevreten. En wat ik veel belangrijker vind: ik kan zaken hebben gemist, maar vanaf 2016 is mij geen zaak bekend van buitenproportioneel politiegeweld waarbij aangifte is gedaan door het slachtoffer en waarbij de officier van justitie uit zichzelf zei: ik ga vervolgen. In alle zaken waarbij agenten uiteindelijk wel vervolgd werden, moest er eerst een advocaat aan te pas komen die een klacht indiende bij het gerechtshof.”

Fred Westerbeke, hoofdcommissaris van de Rotterdamse politie, gaf publiekelijk toe dat de politie weleens fouten maakt, maar hij vindt ook dat de racismekaart veel te snel wordt getrokken.

“Zelf trek ik die racismekaart vrijwel nooit, maar laten we onze ogen niet sluiten voor de realiteit. Een populaire politie-opsporingsmethode – en nu zeg ik het
toch – draait helemaal om etnisch profileren. Het gaat om de zogenaamde ‘patser-aanpak’, waarbij de politie bestuurders van dure auto’s aanhoudt. Ik kan u vertellen – ook uit eigen ervaring – dat ‘de patser’ niet zomaar iemand is met een dure auto, maar in veel gevallen een persoon van kleur. Dus als meneer Westerbeke vindt dat de racismekaart te snel wordt getrokken, dan moet de politie er eerst eens voor zorgen dat zulke dingen niet meer voorkomen.”

Misschien is de politie wel beïnvloed door het achterliggende feit dat zestig procent van de delinquenten in Nederlandse gevangenissen een kleur of etnische achtergrond heeft. 

“Maar dan is de vraag: hoe komt dat? Als je als politie tien dure auto’s ziet rijden en daarvan alleen de donkere chauffeurs eruit pikt om in hun kofferbak te kijken, dan is er sprake van selffulfilling prophecy. Als de politie makkelijker en sneller donkere personen aanhoudt, dan komen zulke personen ook sneller in de bak.”

Vroeger had je klassenjustitie, is er tegenwoordig sprake van rassenjustitie? Zijn er überhaupt gekleurde rechters of officieren in Nederland?

“Toen ik bijna vijfentwintig jaar geleden als advocaat begon, kon ik – als ik mijn pleitnota schreef – bijna altijd standaard beginnen met ‘Meneer de rechter’. Nu zou ik de mist ingaan, want er is een gigantische inhaalslag gemaakt wat betreft vrouwen, op LHBT-gebied ook. Maar ondanks dat veel jongeren van – je mag ze tegenwoordig niet meer zo noemen, maar ik doe het voor het gemak nu even toch – allochtone afkomst afstuderen in de rechtswetenschappen, zie ik dat niet terug in de rechtbank. Donkere rechters of officieren, ik zie ze zelden. Ik vind dat een gemiste kans. Het zou de rechtspraak ten goede komen als binnen het college van rechters vaker een donker iemand zit, die kan zeggen: ‘Jij, als donkere meneer of mevrouw, hebt het fout gedaan.’ Daardoor zal de beschuldigde meer het gevoel hebben dat er daadwerkelijk recht is gesproken zonder aanzien des persoons.”

Hebt u in uw loopbaan zelf hinder ondervonden van onderscheid of discriminatie? Hoe ging dat na uw afstuderen met solliciteren, kon u makkelijk aan werk komen?

“Ik had het geluk dat mijn vader advocaat was in Arnhem en ik bij hem terechtkon. De eerste vier jaar heb ik in zijn praktijk gewerkt; daarna dacht ik dat ik het beter wist en wilde ik voor mezelf beginnen. Op een gegeven moment wou ik het pand waarin we nu zitten graag kopen. Dan praten we over 2003. Ik heb toen vier banken aangeschreven met een degelijk bedrijfsplan om de executiewaarde van dit pand te kunnen financieren. De rest – de verbouwing, de inrichting – kon ik zelf betalen. Ik heb geen islamitisch klinkende naam, heet bijvoorbeeld geen Achmed Abasi, ik ben geboren in Zwolle, heb een Nederlandse voor- en achternaam en alle banken waren aanvankelijk laaiend enthousiast; papieren, omzetcijfers, toekomstperspectieven, ze vonden mijn voorstel er fantastisch uitzien. Er was zelfs één bank bij wie ik door de telefoon te horen kreeg: ‘We hebben er alle vertrouwen in, meneer Roethof, we hoeven alleen nog maar even kennis te maken, puur een formaliteit.’ Kom ik daar op ’n middag bij die bank binnen, zegt de betreffende hypotheekverstrekker tegen mij: ‘Waar komt u voor?’ Ik antwoord: ‘Ik kom voor een afspraak over een hypotheek.’ Die man zegt: ‘Nee dat kan niet, om vier uur heb ik een andere afspraak, met meneer Roethof.’ Ik zeg: ‘Dat ben ik.’ Hij schrikt: ‘Oh, oh, oh, gaat u zitten.’

Martelen, fusilleren; ik gebruik zelf liever de neutrale term ‘omgekomen’. De Decembermoorden waren een vreselijke gebeurtenis

Gerald Roethof

“Nou, door de telefoon was het allemaal nog koek en ei, waren mijn bedrijfscijfers helemaal in orde, maar uiteindelijk werd mijn hypotheekaanvraag toch afgewezen, kreeg ik eindeloos vragen over waar ik het geld en mijn klandizie vandaan wilde halen. Bij de andere banken hetzelfde verhaal, totdat ik bij de Rabobank terechtkwam; die hadden er na één gesprek wél vertrouwen in. Ik was daar zo blij mee dat ik nu nog weleens tegen mensen zeg: ‘Je moet bankieren bij de Rabobank.’

“Ik ben trots dat ik nu volledig zelfstandig opereer. Ik zie het wel bij anderen: onderscheid, racisme, het is er nog steeds – in het onderwijs, in het uitgaansleven, bij het aannamebeleid van het bedrijfsleven –
maar zelf ben ik daar als mens met een kleurtje minder vatbaar voor omdat ik een eigen bedrijf heb. Ik hoef in principe nooit meer te solliciteren.”

Sterker nog, u kunt nu witte mensen afwijzen. Heeft u weleens zin in wraak? 

“Nooit, met wraak kom je nergens, daar heb je alleen jezelf mee. Ik weet: er bestaan genoeg mensen die zo denken en de ander later terug willen pakken. Maar als je bekijkt wat ze ermee bereiken: alleen maar negativiteit. Ik heb niets met negativiteit; negatieve mensen houd ik ver van mij vandaan.”

Hoe staat u tegenover de Black Lives Matter-beweging? Daar hoor je ook geluiden als: nu gaan we als zwarten alles terugpakken wat ons door de blanken is afgenomen, nu zijn wij aan de beurt met het verbieden en uitsluiten.

“Ik ken die geluiden niet, maar voor zover dat gedacht wordt door enkele aanhangers van Black Lives Matter, zou ik willen zeggen: als de ander het in het verleden slecht gedaan heeft, geef dan liever het goeie voorbeeld hoe het wel moet. Ik zou het protest ook breder willen trekken: focus je niet alleen op politiegeweld tegen zwarten, of tegen de slavernij in het verleden, maar kijk naar wat beter moet in de toekomst. Zoals ik daarnet al zei: kijk naar onderwijs, naar carrièrekansen; op dat gebied valt veel meer eer en winst te halen. Neem een voorbeeld aan de sport, aan voetbal: het Nederlands elftal heeft met Ronald Koeman een top… top… topcoach. Hij kijkt alleen naar kwaliteit, waardoor we een heel gekleurd elftal hebben. Maar kijk je naar de clubbesturen, de voetbalbonden, de bobo’s, dan is daar iedereen wit en nog eens wit. Om daar iets aan te veranderen heeft de KNVB nu de commissie-Mijnals opgezet, met onder meer Humberto Tan, Ruud Gullit en Ahmed Marcouch. Dat vind ik een geweldig teken. Zulke commissies zou je ook voor andere regionen kunnen oprichten: het onderwijs, de wetensschappelijke wereld, het bedrijfsleven en natuurlijk ook de rechtelijke macht.”

Zo te horen bent u optimistisch. 

“Ik denk positief. Wat zei Mark Rutte ook alweer een tijdje geleden? ‘Racisme in Nederland bestaat daadwerkelijk.’ Nou, in zijn algemeenheid ben ik niet zo snel emotioneel, mijn gevoelens heb ik volledig onder controle, er zijn zelfs mensen die denken dat ik helemaal geen emoties heb – wat niet waar is, hoor – maar het feit dat de Nederlandse premier in het openbaar tot twee keer toe aangaf dat er daadwerkelijk sprake is van racisme in dit land, die erkenning heeft mij diep beroerd, raakte me persoonlijk. Daardoor ben ik ook optimistischer gestemd dat dit probleem daadwerkelijk wordt aangepakt.”

Uw moeder is Nederlandse, uw vader van Surinaamse komaf, u komt uit een gezin met zes kinderen. Hoe ging dat thuis, werd er meegebogen, werd er tegen de kinderen weleens gezegd: ‘Je bent donker, hou je maar liever rustig, anders krijg je het moeilijk’?

“Als dat door mijn ouders al eens is geprobeerd erin te krijgen, dan is dat bij mij in ieder geval niet gelukt. Bescheiden-heid vind ik een groot goed, maar je rustig houden omdat je anders bent, nee, dat nooit.”

Als klein kind zag u uw vader een keer gedwee meezingen met ‘Dag Sinterklaasje, dag Zwarte Piet’. Dacht u toen: dat gaat mij later nooit gebeuren?

“Zo bewust ging dat niet. Ik werd naar school gebracht door mijn vader en we waren te laat. De andere kinderen stonden te wachten op Sinterklaas, die die dag aan zou aankomen. Mijn vader is heel zwart, stapt uit zijn auto en de kinderen begonnen spontaan te zingen: ‘Dag Sinterklaasje, dag Zwarte Piet’. Waarop mijn vader begon te lachen en van die rare Zwarte Piet-sprongen ging maken. Ik vond dat vreselijk.”

Wat vond u precies vreselijk?

“Dat liedje, maar ook mijn vaders reactie. Maar als ik er nu aan terugdenk, denk ik: wat had hij dan moeten doen, boos worden?”

Hij had tegen zijn zoon kunnen zeggen: Gerald, dit is niet leuk, we gaan terug naar huis.

“En wat dan? Dan zou hij voor altijd worden aangewezen als degene die een kinderfeest had verpest en zijn zoon zou het alleen maar moeilijker hebben gekregen op school.”

Moest u vaak knokken op het schoolplein?

“Ja, en gelukkig was ik altijd de sterkste. Je moet eerst een paar keer winnen, dan word je vanzelf niet meer gepest. Onbegrijpelijk, ze scholden me uit voor vieze vuile poepchinees. Dat was in Zwolle – ik was een van de weinige gekleurde kinderen, donkere mensen hadden ze daar destijds nog nauwelijks gezien.” 

Uw jeugd is in twee delen opgesplitst: geboren en getogen tot uw achtste in Zwolle, en dan besluit uw vader in 1981 met het hele gezin naar Suriname te vertrekken, om het land mee op te bouwen. Op uw achttiende gaat u weer terug naar Nederland, naar Amsterdam. Welke invloed hebben die verhuizingen op uw leven gehad?

“Suriname was al bekend terrein, aangezien we er elk jaar lekker lang op vakantie gingen. Ik vond het heel leuk om daar als jongetje te wonen, veel avontuur, bijna altijd buiten, heerlijk. Het verblijf daar heeft mij tot de persoon gemaakt die ik nu ben. Dat ik al vroeg op totaal verschillende plekken in de wereld heb gewoond, maakt mijn blik ruimer, maakt dat ik weet dat het leven op meerdere manieren geleid kan worden. Kijk, hier in Nederland is alles in overdaad aanwezig; in Suriname leefden de mensen in de jaren tachtig van dag tot dag, was het bestaan erg karig, maar dat had ook zijn charme.”

Hoe werd u in Suriname als kind behandeld?

“Heel grappig, in Nederland was ik een vreemde eend in de bijt en in Suriname was ik dan wel een bruin kindje, maar ook weer anders: ik had andere kleren, een ander accent en zoals u weet: kinderen kunnen best gemeen zijn onderling, dus ook daar heb ik weer behoorlijk moeten vechten. Ik heb aan mijn jeugd veel street credibility overgehouden die mij nu goed van pas komt, mij als strafadvocaat helpt sommige cliënten beter te kunnen begrijpen.”

Heeft u uw vader ooit aangesproken op het feit dat hij met zijn gezin een dictatoriaal regime ging helpen? Toen jullie in Suriname aankwamen, had Bouterse net de macht gegrepen.

“Dictatoriaal… dictatuur… ik hou van nuance… er zijn grijstinten en het was een proces: mijn ouders hadden sinds de onafhankelijkheid in 1975 al langer het idee om zich te vestigen in Suriname. Toen de beslissing gevallen was, de verhuizing eenmaal was voorbereid, vond net ook de staatsgreep plaats en dachten ze: laten we maar gewoon gaan. Bovendien hoorde je toen nog iedereen roepen – grappig, dat hoor je nu met de nieuwe regering ook weer in Suriname – ‘weg met de oude machthebbers, weg met die corrupte bende’. Er was geen bloed gevloeid bij de staatsgreep van Bouterse, er heerste overwegend een optimistische, revolutionaire sfeer, die ook bij mijn vader leefde.”

Maar een jaar later, in 1982, vloeide er wel bloed, hadden de beruchte December-moorden plaats, zijn er zestien prominente Surinamers die het Bouterse-regime openlijk bekritiseerden gemarteld en gefusilleerd. Voor uw vader misschien alle reden om weer gauw te vertrekken uit Suriname, daar niet aan mee te doen.

“Ten eerste: martelen, fusilleren; ik gebruik zelf liever de neutrale term ‘omgekomen’. Het was een vreselijke gebeurtenis, maar wat moet je doen als je in de schoenen van mijn ouders staat? Ze hadden in Nederland al hun schepen achter zich verbrand. Ik vind het logisch dat ze hebben aangezien hoe de toestand zich verder ontwikkelde. En doe je soms mee aan een dictatuur als je erin woont? ‘Meedoen’ vind ik een verkeerd woord.”

Welke functie bekleedde uw vader in Suriname?

“Hij was adviseur van de korpschef van de politie in Paramaribo, en directeur van de Kamer van Koophandel. Daarnaast gaf hij politieagenten lessen strafrecht en strafvordering. Mijn vader was destijds wat je noemt een echte BS’er. Als hij in zijn auto door de straten van Paramaribo reed, sprongen alle politieagenten in de houding, omdat ze ooit les van hem hadden gehad.”

Het Surinaamse politiekorps was toch rechtstreeks verbonden met het militaire regime? Hebt u dan nooit aan uw vader gevraagd of hij blij was met Bouterse, hoever zijn connecties gingen met het regime?

“Daar werd thuis later nooit meer over gesproken, en ik heb mijn vader ook nooit de vraag gesteld: ‘Pa, wat had jij met Bouterse?’ Natuurlijk begrijp ik dat u wilt weten hoe mijn vader daarin stond, hoe hij tegen dat regime aankeek, maar daar ga ik niet op in.”

Oké, oké, zwijgen is uw goed recht, meneer de advocaat.

“Als u dat maar weet. Zwijgen is meestal belangrijker dan praten. Dat probeer ik mijn cliënten vaak als eerste aan het verstand te brengen.”

bron: corbino