Spring naar de content
bron: anp

Bont in de stront

De nertsensector is al jaren ten dode opgeschreven, maar de nertsenhouders willen van geen stoppen weten, althans niet zonder voldoende financiële compensatie. En dus blijven ze investeren in een business die niet alleen voor de miljoenen dieren, maar ook voor de fokkers uitzichtloos is. Zeker nu het coronavirus rondwaart in de stallen en een totale ruiming van de sector onontkoombaar lijkt. 

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Oswin Schneeweisz

Het zijn een beetje de goudzoekers onder de boeren: die nertsenfokkers. Ga je voor het snelle geld, dan ga je immers geen koeien of varkens houden. Nog maar acht jaar geleden leek voor de nertsenfokkers the sky the limit. Pelsdierhouder Jos van Deurzen bereikte er met een geschat vermogen van 98 miljoen euro in 2018 zelfs een plaats mee in de Quote 500. In 2012 lag de prijs van een nertsenpels dan ook tussen de 60 en 80 euro, met uitschieters naar 100 euro per pels. “We zijn nog zo’n beetje de enige sector die heel goed draait in Nederland, met een jaaromzet van honderden miljoenen,” zei nertsenhouder Rob Martens destijds tegen dagblad De Limburger. En dat was dus in 2012, het jaar van de wereldwijde bankencrisis! Martens leverde in die tijd jaarlijks zo’n zeventigduizend huiden en had een jaaromzet van circa acht miljoen euro. Nu acht jaar later, terwijl ik deze woorden schrijf, worden de veertigduizend nertsen op zijn farm allemaal vergast. Corona. En Martens is de enige niet. De ene na de andere nertsenfarm wordt geruimd vanwege de uitbraken van het coronavirus, dat niet alleen van nerts naar nerts gaat, maar ook van nerts naar mens en vice versa. De teller staat op het moment van schrijven op 25 geruimde bedrijven en naar schatting een miljoen geruimde nertsen, maar dat aantal zal nog hoger zijn wanneer dit artikel verschijnt, want er komen bijna dagelijks bedrijven bij. Je vraagt je af hoeveel van die bedrijven we in Nederland eigenlijk hebben? In de hoogtijdagen telde ons land 160 nertsenfokkerijen, nu zijn er nog ongeveer 130 over. Bijna allemaal zijn ze gevestigd in het oosten van Brabant en in Noord-Limburg. De handelswaarde van de pelzen is – volgens de site van de Nederlandse Vereniging van Pelsdierhouders – ongeveer 200 miljoen euro. Er werken 1200 medewerkers fulltime in de sector, en 425 parttime.

Bontproductie is zo oud als de weg naar Rome, maar pas aan het begin van de twintigste eeuw ontstond er in Noordwest-Europa een industrie rond de beestjes met hun mooie vacht. Pas vanaf de jaren vijftig verschenen in ons land steeds meer pelsdierhouderijen: niet alleen nertsen, maar ook vossen en chinchilla’s. In 1955 werden er zo’n 21.000 nertsvellen geproduceerd; in 1985 steeg dat aantal tot 1,35 miljoen. 

De grote boom kwam met de toegenomen economische welvaart in China. Daar, en in andere buitenlanden, zit nog steeds de grootste afzetmarkt. Nertsenbont wordt weliswaar hier geproduceerd, maar de vellen verdwijnen linea recta naar het buitenland en komen hier hooguit terug als bontkraag of muts. Op wereldschaal zijn de cijfers duizelingwekkend. In 2010 werden wereldwijd 53 miljoen nertsen gefokt en Nederland staat hoog op de ranglijst van bontproducerende landen. Alleen in Denemarken (14 miljoen nertsen) en China (10 miljoen nertsen) worden per jaar nog meer nertsen gefokt. In Engeland, Kroatië, Zwitserland en Oostenrijk is de pelsdierfokkerij al langere tijd verboden. 

De grootschalige nertsenfokkerij is dus een relatief jonge business. Hooguit een paar generaties oud, maar aan familietraditie ontbreekt het niet. Niet zelden gaan de bedrijven over van vader op zoon of dochter. Of beter gezegd: vaak begint de zoon een nieuw bedrijf in de buurt van het ouderlijk huis, dat dan niet zelden praktisch fungeert als een soort satellietbedrijf. Zoonlief neemt een flink aantal nertsen over van pa, die zijn hokken dan weer kan vullen met nieuwe bontjasjes in spe. Een win-winsituatie waardoor men kan blijven doorgroeien, ondanks het gestelde maximumaantal dieren per bedrijf. Dat verklaart ook waarom zoveel bedrijven in dezelfde regio zijn gevestigd. Naast de (kleinere) familiebedrijven zijn er een aantal grote spelers: zeven nertsenfokkers bezitten – aldus de site van Animals Today – zo’n veertig nertsenfokkerijen.

Ze hebben geprobeerd de sector op argumenten van dierenwelzijn de nek om te draaien; dat is ze niet gelukt. Nu gooit men het over een andere boeg: de ethiek

Wim Meijer, nertsenhouder

Het imago van de sector is niet al te best. Niet alleen vanwege de voortdurende stroom van kritiek op dierenwelzijn, maar ook vanwege enkele grootschalige belastingfraudes. Zo kwam de FIOD in 2019 een belastingfraude van meer dan vijftig miljoen euro op het spoor. De fraude zou door een groep van negen verdachten mogelijk zijn gemaakt. Zij adviseerden de fokkers het geld uit het zicht van de Belastingdienst te houden door buitenlandse winsten heimelijk op Luxemburgse bankrekeningen te stallen. Elf invallen volgden in Appeltern, Malden, Houten, Putten, Zeewolde en Gemert. 

Het onderzoek concentreerde zich rondom een bedrijf in Gemert dat fungeerde als een soort tussenpersoon in de internationale handel van pelsdiervachten. “Wij adviseren de pelsdierhouders hier met hun accountant goed naar te kijken en indien nodig het geld dat onterecht is geïnd alsnog netjes over te maken,” reageerde Wim Verhagen, de voorzitter van de Nederlandse Federatie van Edelpelsdierhouders, destijds in het vakblad Nieuwe Oogst. Hij sprak het vermoeden uit ‘dat pelsdierhouders het advies van hun tussenpersoon hebben gevolgd en niet bewust fraude wilde plegen’. Voormalig pelsdierhouder Lyon Hutten reageert geprikkeld als het onderwerp ter sprake komt. Hutten: “Daar weet ik niets van. Daar spreek ik niet over. In elke sector heb je rotte appels. Dat kun je toch niet een hele beroepsgroep aanrekenen?”

Terug naar het dier. Er zijn eigenlijk twee soorten nertsen. De Europese nerts is een van de meest bedreigde diersoorten van Europa. Voor de fok wordt de Amerikaanse variant gebruikt. Het beestje wordt niet veel groter dan veertig centimeter, en dat is gemeten zonder staart. Er zijn dus een hoop beestjes nodig voor één bontjas. De nerts is familie van de hermelijn en de marter, heeft een chocoladebruine tot zwarte vacht en een witte vlek onder zijn kin. 

Als fabrieksnerts heb je pech. Je levenscyclus duurt niet lang. De diertjes leven hooguit een jaar. In maart vindt de paring plaats. Na de paring worden de reuen gedood en van hun vacht ontdaan. De jonge nertsen – gemiddeld vier of zes jongen per worp – worden van eind april tot eind mei geboren. De beestjes worden gehouden in open stallen (zogenaamde sheds), gesloten stallen en kassen. In de stallen groeien ze op in aaneengesloten hokken van gaas. De loopren is circa 85 cm lang, 30 cm breed en 45 cm hoog. De nestkist is 20 × 20 cm en gevuld met stro. In de zomer verblijven de moederdieren samen met hun jongen in een of meerdere kooien. In de winter zijn volwassen nertsen solitair gehuisvest. De fokkers vinden het allemaal reuze diervriendelijk, de dierenactivisten zijn van mening dat zo’n roofdier niet thuishoort in een kooi, maar in de natuur. 

In de natuur leven nertsen aan de oevers van beken en meren en worden ze zo’n drie tot vijf jaar oud. In de dichte plantengroei langs het water vinden ze schuilplaatsen onder stenen en boomwortels. Ze jagen op land en in het water, meestal in de schemering en ’s nachts. Op het menu staan vooral knaagdieren, zoals (muskus)ratten, woelratten en muizen, maar ook vissen, mollen, insecten zoals regenwormen, rivierkreeften, kikkers en soms een konijn. Fabrieksnertsen worden gevoed met restproducten uit de vis- en pluimvee-industrie. In de maanden november en december worden de dieren gedood. Ze zijn dan zeven tot acht maanden oud. Rustige nertsen uit grote nesten met een goede kwaliteit worden echter gehouden om verder mee te fokken. Een moederdier kan zo een leeftijd van ongeveer vier jaar bereiken. De pelsdierhouder doodt de dieren door middel van vergassing, verwijdert vervolgens de pels van de nerts en droogt deze op zijn bedrijf of brengt ze naar een pelzerij. De pelzen worden eerst ontdaan van vet en daarna ‘opgeplankt’ om in speciale droogkamers te drogen. Dan kunnen ze op transport naar de veilinghuizen.

Met name vanaf de jaren tachtig hebben activisten het gemunt op de pelsdierhouders. Regelmatig wordt er bij nertsenfarms ingebroken en worden de dieren bevrijd. Een behoorlijk dieronvriendelijke actie, want de meeste dieren komen onder een auto terecht of kunnen buiten de kooi niet overleven. Zelfs nu veel nertsen met het coronavirus blijken besmet, lijken activisten niet te stoppen en dreigen ze meer inbraken te plegen. De laatst bekende bedreiging dateert van 8 juni jongstleden. Nertsenhouder Wim Meijer en zijn zoons hebben geen goed woord over voor die activisten. In hun ogen heeft de Tweede Kamer te lang achter hen aan gelopen. Meer dan dertig jaar geleden begon Wim Meijer in Vriezenveen – samen met een collega die te weinig grond had om zijn veeteeltbedrijf uit te breiden – een nertsenfarm. De laatste jaren runt hij de farm samen met zijn zoons Rik en Tim. 

Meijer zit ver weg van de corona-brandhaarden Brabant en Limburg. Het virus ging vooralsnog aan zijn bedrijf voorbij. Meijer: “We hebben hier wel recent controle gehad, maar alles was in orde. Geen corona. Niks aan de hand. Hoe het kan dat het virus hier in het noorden niet opduikt en in het zuiden wel? Ik weet het niet. Misschien ligt het aan het feit dat de besmettingsgraad in het zuiden van Nederland sowieso groter is. Misschien zijn er in die regio’s meer grotere bedrijven waarbij personeel het virus meeneemt van het ene bedrijf naar het andere.”

Dat lijkt ook de voorlopige lezing van het RIVM. “Bij de eerste zeventien bedrijven had het virus telkens een andere genetische code, waarmee is uitgesloten dat een dier van het ene getroffen bedrijf rechtstreeks een nerts van een ander bedrijf heeft besmet,” zei Arjan Stegeman, epidemioloog en hoogleraar gezondheidszorg landbouwdieren aan de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht, en vicevoorzitter van het Outbreak Management Team Zoönosen onlangs in Trouw. Stegeman: “Wel zagen we verbanden. Dat komt doordat bedrijven soms meerdere locaties hebben en personeel met elkaar in contact staat.”

Net als zijn collega’s nertsenfokkers is Meijer woedend op de wijze waarop de overheid de afgelopen jaren met de beroepsgroep is omgesprongen. Meijer: “Schofterig noem ik het. Ik heb er geen ander woord voor. Ik heb in al die jaren netjes mijn belastingen betaald. Ik heb in 2013 maar liefst een miljoen in het bedrijf geïnvesteerd om te voldoen aan alle nieuwe wet- en regelgeving. Er kwamen onder meer grotere kooien voor de dieren. Het hele bedrijf werd vernieuwd en gemoderniseerd. Korte tijd later werd bekend dat de hele sector per 2024 wordt verboden. Ik had een goed lopend bedrijf, nu heb ik zelfs geen pensioen meer.

“En wat denkt men hier mee te bereiken? De fokkerij zal zich verplaatsen naar andere landen. In het buitenland heeft men de afgelopen jaren zitten kijken hoe goed wij het doen. Hoe wij hij op verantwoorde wijze met de dieren omgaan. Die landen gaan er straks met de winst vandoor. Hoe ik mijn toekomst zie? Ik weet het niet. Ik laat het allemaal maar op me afkomen.”

Net zoals veel andere nertsenhouders is Meijer van plan het zo lang mogelijk uit te zingen en hoopt hij ondertussen op een betere financiële compensatie. Zijn zoons zijn al wel bezig met de omschakeling naar een hoveniersbedrijf. “Je moet toch wat,” zegt Meijer. “Mijn zoons hebben nog een heel leven voor zich. Ze hebben een gezin te onderhouden. Die moeten zich voorbereiden op een overstap, want vanaf 2024 is er voor onze beroepsgroep in dit land geen toekomst meer.” Voorlopig levert hij nog pelsen aan afnemers in landen als Griekenland, Turkije, China en Korea. Landen die volgens hem in de startblokken staan om de productie over te nemen. Meijer: “Zo’n verbod haalt dus helemaal niets uit.”

Toch kun je ook stellen dat de nertsenhouders de laatste jaren de kop in het zand hebben gestoken en tegen beter weten hun bedrijven hebben uitgebouwd. Meijer: “Ik heb dit bedrijf gedurende tientallen jaren opgebouwd. Het is mijn pensioen en het was de toekomst voor mijn kinderen. Ze hebben geprobeerd de sector op argumenten van dierenwelzijn de nek om te draaien; dat is ze niet gelukt. Nu gooit men het over een andere boeg: de ethiek. Men wil ons gewoon niet.

“En die verhalen dat we zo veel geld verdienen zijn ook zwaar overdreven. Natuurlijk waren er jaren dat we wel 100 euro per pels verdienden, maar dat was voorbij toen de dollar ging zakken. Elke boer weet dat je goede en slechte jaren hebt. Wij hebben ook slechte jaren gehad, maar we zijn het altijd weer te boven gekomen.”

Doorgaan lijkt voor menig pelshouder nu de beste optie. Stug doorgaan en hopen op een ruimere compensatie bij gedwongen sluiting. 

De tekst gaat onder de foto verder.

De politieke ellende voor de nertsenfokkers begon in 1989, toen de PPR een amendement indiende waarin ze de regering vroeg het fokken van pelsdieren in Nederland te verbieden. De PPR vond bont geen noodzakelijk levensonderhoud, maar een ‘overbodige luxe’. Bovendien bleek uit cijfers van het ministerie van Landbouw dat de fokkerij op dat moment een verliesgevende activiteit was. Dat amendement haalde het niet.

De nertsenhouders waren door het oog van de naald gekropen, maar de rust in de sector keerde nooit weer. Om de haverklap dook er wel weer een verbod op. Zo liet CDA-staatssecretaris Gabor van natuurbeheer in 1993 onderzoeken of het welzijn van nertsen in de fokkerij grond was voor een verbod. De Universiteit Wageningen concludeerde dat dat niet het geval was. 

In 1995, ten tijde van het eerste kabinet-Kok, diende de PvdA een motie in om de vestiging van nieuwe nertsenfarms te verbieden, maar die werd verworpen. In 2002 diende minister van Landbouw Brinkhorst een wetsvoorstel voor een verbod op het houden van nertsen, maar voordat er gestemd kon worden, viel het kabinet-Kok II. De opvolger van Brinkhorst, Cees Veerman (Balkenende I), haalde vervolgens een streep door het wetsvoorstel. Dit kabinet werd mede gevormd door de LPF, en van Pim Fortuyn en zijn politieke erfgenamen hadden de nertsenhouders niets te vrezen. 

Maar toen werd het 2006 en diende Tweede Kamer-lid Krista van Velzen (SP) een initiatiefwetsvoorstel in voor een wettelijk verbod. Het werd gevierd als een historische doorbraak. Onder het motto ‘No licence to kill’ belaagden James Bont en zijn Bontgirls voorbijgangers op de Stadhuisbrug in Utrecht en werden vele honderden handtekeningen verzameld. Uiteindelijk werd op 15 januari 2013 een wet van kracht die bepaalt dat de pelsdierhouderij in Nederland vanaf 1 januari 2024 verboden is. De sector vocht de plannen nog aan bij de rechter, maar haalde bakzeil. 

“Als er na half augustus nog steeds nieuwe coronabesmettingen zijn op nertsenfokkerijen, zullen alle bedrijven in Nederland preventief worden geruimd.” Dat lieten de ministers De Jonge (Volksgezondheid) en Schouten (Landbouw) onlangs weten aan de Tweede Kamer. Het kabinet volgt daarmee een advies van het Outbreak Management Team Zoönosen. Met het preventief ruimen moet voorkomen worden dat de nertsenhouderij als ‘virusreservoir’ gaat functioneren, zeggen de wetenschappers. Verder adviseerden ze om de fokkerij versneld uit Nederland te laten verdwijnen. Ook verschillende partijen in de Tweede Kamer drongen onlangs bij Carola Schouten vergeefs daarop aan. De minister gaf echter te kennen daarvoor op korte termijn geen mogelijkheden te zien. 

Lyon Hutten nam in 2013 het bedrijf van zijn vader over. Tot voor kort hield hij in Witharen (gemeente Ommen) en Nieuw Heeten (Raalte) in totaal bijna tienduizend nertsen. Vanwege het aangekondigde fokverbod heeft hij een bedrijf stilgelegd. “Het was voor ons niet meer te doen. Eén bedrijf is gesloopt, een houden we in sluimerstand.” Met één bedrijf wilde hij nog doorgaan, maar toen kwamen de coronacrisis en het vervoersverbod. 

Hutten: “Nu wacht ik op de gelegenheid om een doorstart te maken, zodat ik in de laatste jaren die we nog hebben als sector misschien nog wat kan verdienen en er wellicht een betere regeling komt. Nu is er alleen een volkomen ontoereikende sloop- en ombouwregeling. Veel fokkers zitten zwaar in de financiële problemen. We hebben vanaf 2013 tien jaar de tijd gekregen om nog alles uit ons bedrijf te halen voordat het verbod van kracht wordt. Doordat de wereldmarkt inzakte, lukte dat veel boeren niet. Als we nu ook nog eerder moeten stoppen, zal de overheid met meer geld over de brug moeten komen om de schade te vergoeden.”

Dat is waar veel nertsenhouders op hopen. Wrang genoeg heeft de coronacrisis hun dus niet alleen duizenden dode dieren, maar ook nieuwe hoop op een betere financiële compensatie gegeven. Niet stoppen lijkt vooralsnog dan ook de beste optie. 

Het was voor ons niet meer te doen. Eén bedrijf is gesloopt, een houden we in sluimerstand

Lyon Hutten, voormalig pelsdierhouder

Hutten komt uit een familie van nertsenhouders. Hij zegt: “Mijn opa was slager en begon met een paar nertsen voor het slachtafval. Zo is het begonnen. Het is een mooi vak. Het is fantastisch om met de dieren bezig te zijn. Ik ga zeven dagen per week met plezier naar mijn werk en ik voel dezelfde band met de nertsen als een boer met zijn koeien. Ik ben hartstikke gek op die diertjes en ik zie er ook geen kwaad in: of je nu kippen houdt of varkens, ze gaan allemaal uiteindelijk naar de slacht. Wat is het verschil? Natuurlijk leverde het in de goede jaren ook goed geld op, maar wat is daar fout aan? Je verwijt andere beroepsgroepen toch ook niet dat ze geld verdienen? Maar om nu net te doen alsof de hele sector in de Quote 500 staat is onzin. Zo iemand als Van Deurzen heeft het ook niet alleen maar met de nertsen verdiend.” 

De Brabantse fokker begon in 1980 met honderd nertsen en heeft inmiddels niet alleen minstens tien nertsenfokkerijen in binnen- en buitenland, maar ook eigen fabrieken die nertsenvoer, nertsenkooien en andere bedrijfsmiddelen maken. Hutten is vastbesloten om tot het gaatje te gaan. Hutten: “Ik zal blijven doorvechten tot het einde. Mensen die denken dat je zomaar even de stekker uit je eigen onderneming trekt, snappen niet wat het betekent om ondernemer te zijn. Mijn opa zou zich omdraaien in zijn graf.” 

Dat er ook nog zoiets als (een gebrek aan) maatschappelijk draagvlak bestaat en dat het zwaard van Damocles al enkele jaren boven de sector hangt, ontkent hij niet, maar “ik wil als ondernemer fatsoenlijk behandeld worden. De regeling die er nu is klopt van geen kanten.” Voor de zekerheid is hij alvast bezig met een nieuw bedrijf. Voor na 2024. Een bedrijf in horeca-inrichting, met de veelzeggende en symbolische naam ‘Handel in Geluk’.

Onderwerpen