Spring naar de content
bron: anp

Vriend & vijand over Jaap van Dissel: ‘Doortastende solist’

Ineens werd hij de belangrijkste stem van Nederland: Jaap Tamino van Dissel (1957). Vriend & vijand over de directeur van het Centrum Infectieziekten van het RIVM en de voorzitter van het Outbreak Management Team. 

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Astrid Theunissen
Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is dt728x90f.jpg

Na een infectieziektencongres in Ame-rika gingen Jaap en ik met een bevriende collega naar Death Valley, waar we een stuk de woestijn in liepen. Weer teruggekomen bij de auto bleek dat onze collega zijn autosleutels was verloren. Wij schoten in de stress. Jaap niet. Die pakte zijn camera, bekeek zijn foto’s en zei heel rustig: ‘Volgens mij weet ik waar jij je sleutels bent verloren. Kijk, hier buk je.’ Even later reden we weg. 

“Jaap is een rationele, nuchtere man. Hij raakt nooit in paniek. Dat heeft met intelligentie te maken, denk ik. Het is een ontzettend slimme jongen die weet dat hij altijd een oplossing zal vinden. Daarom is hij de goede man voor deze job.”

Jan van ’t Wout, gepensioneerd internist en infectioloog

Jaap is zonder meer stabiel en heel slim, maar of hij de slimste thuis is? We zijn alle vier redelijk slim. Drie van de vier kinderen zijn gepromoveerd en op de universiteit blijven hangen. Dirk is de oudste, ik ben een jaar jonger, Jaap is weer een jaar jonger dan ik en drie jaar na Jaap komt Anita.

“We woonden tijdens onze jeugd in Bakkum en waren een hecht en liefdevol gezin. Onze vader werkte als econoom bij de bank, onze moeder gaf biologieles aan het gymnasium – dat was in de jaren zestig vrij ongebruikelijk. Ook onze kampeer-vakanties naar Scandinavië waren indertijd ongebruikelijk. Daar ging je niet heen voor het mooie weer, maar voor de natuur en de ruimte. Ik zie ons nog in opblaas-boten over al die riviertjes peddelen daar.” 

Han van Dissel, decaan faculteit Economie en Bedrijfskunde UvA, broer

Achteraf beschouwd ontwikkelde Jaap al vroeg een wetenschappelijke instelling. De vensterbank op zijn kamer stond vol met plantenpotten waarin hij groenten probeerde te kweken. Hij gaf de planten verschillende voedingsstoffen – water, koffie, ketchup – om te kijken welke plant het snelst groeide met de stevigste bladeren en de meeste vruchten.

“Jaap was twaalf toen de eerste maanlanding plaatsvond en dat zal ongetwijfeld zijn interesse voor de sterrenkunde hebben gewekt. Het begon met een kleine sterrenkijker op zijn veertiende en inmiddels heeft hij er een stuk of zeven. Bijzondere hemelverschijnselen, zoals een totale zonsverduistering, volgt hij op de voet.”

Anita van Dissel, universitair docent maritieme geschiedenis Universiteit Leiden, zus

Ik was aardrijkskundeleraar aan het Murmellius Gymnasium in Alkmaar en heb alle kinderen Van Dissel in de klas gehad. Jaap trok als twaalfjarig jongetje de aandacht door zijn opvallende, wat ouwelijke manier van praten. Hij sprak rustig en bedachtzaam, zoals hij nu tijdens de persconferenties spreekt, en had zijn lessen altijd goed voorbereid – hij stelde heel inhoudelijke vragen. Jaap was ongetwijfeld een van de besten van de klas. Hij heeft, net als zijn twee broers en zus, zonder zittenblijven de school doorlopen en met goede cijfers zijn eindexamen gehaald. Later ben ik nog in Leiden bij zijn promotie geweest. Mijn echtgenote en ik waren bevriend met de Van Dissels. Jaaps moeder gaf les aan dezelfde school. Ze was een heel goede docente en aimabele vrouw. Zijn vader had een vooraanstaande functie bij de ABN Bank en organiseerde het ABN-tennistoernooi. Jaap heeft van beide ouders geestelijk veel meegekregen.”

Arjen Brouwer, docent aardrijkskunde aan het Murmellius Gymnasium in Alkmaar

Onze ouders waren sterk gericht op zelfstandigheid en zelfontplooiing en ze voedden onze wetenschappelijke nieuwsgierigheid. Rond de keukentafel vonden continu discussies plaats en die verliepen gezellig scherp. Er werd veelvuldig gegrapt over andermans argumenten – en dat doen we nog steeds. Ik app Jaap weleens met commentaar op zijn optredens, hoor. Dat is de sfeer onder ons.

“Jaap heeft veel gevoel voor humor, maar is geen feestbeest. Hij dronk als student weleens een biertje op donderdag, de uitgaansavond in Leiden, maar hij had er geen behoefte aan om lid te worden bij het corps, zoals ik. Het is een rustige, serieuze jongen met een intrinsieke motivatie voor de medische wetenschap en later met name voor infectieziekten. 

“Hij raakte gefascineerd door Mary Mallon, een historisch goed gedocumenteerde casus van een kokkin die – zonder zelf ziek te zijn – tientallen mensen besmette met buiktyfus, van wie er enkele stierven. Jaap bezocht zelfs haar graf in The Bronx in New York. Hij heeft ook geregeld onderzoek gedaan in Suriname. Zijn vrouw Susanne Osanto (hoogleraar oncologie – red.) komt daarvandaan.”

Jaap is zonder meer stabiel en heel slim, maar of hij de slimste thuis is? We zijn alle vier redelijk slim.

Han van Dissel, decaan faculteit Economie en Bedrijfskunde UvA, broer

Han van Dissel

Hij had grote interesse voor de negentiende-eeuwse leprakolonie Batavia in Suriname. Jaap bezocht de koloniale archieven in het Nationaal Archief in Den Haag en reisde naar Paramaribo, waar hij een van de wetenschappers was die met verlof van de plaatselijke bisschop de tombe van de in 1887 overleden en later zalig verklaarde missionaris Peerke Donders in de kathedraal mochten openen, om hem te onderzoeken op lepra. In het DNA -materiaal van een stukje bot van Donders werd geen aanwezigheid van de leprabacil aangetoond. Maar volgens Jaap is afwezigheid van bewijs geen bewijs van afwezigheid.” 

Anita van Dissel 

“Hij liet in Suriname ook een groepje oude kolonisten opgraven dat in 1845 plots aan een infectie was overleden. Jaap wilde onderzoeken wat de fatale infectie was geweest. Dat ontdekte hij niet, maar het bleek in elk geval geen tyfus, zoals werd aangenomen. Dat onderzoek had geen groot wetenschappelijk nuttigheidgehalte, maar Jaap vond het uitdagend. Het nut van nutteloos onderzoek, dat is de lol van de wetenschap. 

“Ik heb hem zien opgroeien bij de afdeling Infectieziekten van het Leids Universitair Medisch Centrum. Daar had wijlen professor Ralph van Furth, bij wie ik tien jaar eerder was gepromoveerd, hem naartoe gehaald als assistent. Jaap kwam van de afdeling Fysiologie, waar hij bezig was om te onderzoeken hoeveel stroom er op een afweercel staat als je hem aanprikt. Dat bleek achteraf geen tak van de wetenschap waarvan we denken: jongen, jongen, dat moeten we weten. Later sloeg Jaap met zijn prachtige proefschrift een ander spoor in. Toen toonde hij heel mooi de afweer-mechanismen tegen intracellulair groeiende bacteriën zoals salmonella en listeria. Hij is bij Van Furth cum laude gepromoveerd. 

“Jaap is een origineel denker, heel precies, en stelt de goede wetenschappelijke vragen. Hij is ook niet te beroerd om vuile handen te maken. Ik heb foto’s waarop Jaap in Jakarta met de poten in de modder staat te spitten. Hij zocht naar sporen van paratyfus en tyfus in het kader van mijn samonella-onderzoek. Jaap ontdekte dat paratyfus bij overstromingen voorkwam in de watervoorziening. Jaap vertelde naderhand dat Amerikaanse onderzoekers tot eenzelfde conclusie waren gekomen. Maar – voegde hij er met een zekere triomf aan toe – die Amerikanen hadden tien keer zoveel geld aan dat onderzoek uitgegeven.”

Jos van der Meer, internist, hoogleraar algemeen interne geneeskunde met emeritaat, RIVM-toezichthouder

Jaap was van 1999 tot 2013 hoofd van de afdeling Infectieziekten in Leiden. Ik werkte daar in die periode één dag in de week, maar ik kende Jaap al uit de tijd dat hij er nog in opleiding was. We hadden meteen een klik. We houden van dezelfde films en van dezelfde boeken. John le Carré is een van onze favoriete auteurs, vanwege de dialogen, de vileine humor. Monty Python kijken we ook graag en we moeten erg lachen om de bizarre toevalligheden in Fargo. Jaap kent hele citaten van die film uit zijn hoofd. 

“Samenwerken was dolle pret en als afdelingshoofd wist hij ook altijd onderzoeksgeld binnen te harken. Voor de afdeling was het erg jammer dat hij wegging. Ik heb geprobeerd om hem over te halen niet naar het RIVM te gaan, maar dat is niet gelukt. Waarom hij weg wilde, is me nooit helemaal duidelijk geworden. Er speelden wel dingen die ik niet kan benoemen, maar er was geen conflict.”

Premier Mark Rutte en Jaap van Dissel RIVM op het ministerie van Veiligheid en Justitie na een overleg van het crisisteam.
Foto: ANP/Robin Utrecht

Jan van ’t Wout

Toen hij ik als RIVM-toezichthouder Jaap interviewde voor de functie van directeur van het Centrum Infectieziekte-bestrijding bij het RIVM, vroeg ik: ‘Waarom wil je dit?’ Ik kende hem als enthousiast onderzoeker. Dit was een managersfunctie. Ik zei: ‘Als er een uitbraak komt, moet jij adviseren en krijg jij alle shit over je heen.’ Ik zei ook: ‘Je bent wat schamper, sarcastisch en sceptisch.’ ‘Daar moet ik aan werken,’ zei Jaap.”

Jos van der Meer

Ik was de rechterhand van zijn voorganger Roel Coutinho en heb na zijn vertrek tweeënhalf jaar voor Jaap gewerkt. Het zijn twee heel verschillende mannen. Roel is veel directer in zijn communicatie en koersvast. Jaap kan ineens een bocht maken. Dan heb je als medewerker maandenlang het pad rechtdoor voorbereid en dan heeft Jaap iets gelezen en wil hij ineens naar rechts. 

“Bij het RIVM kon Jaap niet meer op persoonlijke titel spreken. Daar moest hij aan wennen. Jaap was net aangetreden toen een collega en ik een beleidsstrategie voor tbc afrondden. Die lag al bij de drukker toen Jaap tijdens een vergadering met alle betrokkenen bij die strategie zei dat hij een andere visie had. We hadden er maanden aan gewerkt! Die strategie moest er komen. Het is een van de weinige keren geweest dat Jaap zich van iets liet overtuigen.

“Hij vroeg afgelopen maart of ik in deze coronacrisis zijn adviseur wilde worden. Daar hoefde ik niet over na te denken. Of hij luistert naar mijn adviezen? Nee. Haha. Daar kan ik kort over zijn. Het leek mij bijvoorbeeld een goed plan om tijdens deze crisis de deskundigen binnen het RIVM uit hun hok te halen om daarmee een interdisciplinair team samen te stellen. Jaap reageert dan met: ‘Nou, ja, misschien morgen.’ Ik kreeg hem in het verleden ook niet opgewarmd om iets aan een conflict tussen medewerkers te doen of om eens te kijken naar een paar minder goed lopende afdelingen binnen het RIVM. 

“Jaap leidt een afdeling waar 450 mensen werken, maar hij is niet met managerdingen bezig en hij maakt er geen geheim van dat hij niet gelukkig wordt van vergaderen. Hij is vooral dokter en wetenschapper. Ik heb hem weleens een duaal voorzitterschap voorgesteld, maar daar wil hij niks van weten. Hij wil niet dat iemand hem in de weg zit. Hij is gesteld op autonomie.” 

Rob Riesmeijer, hoofd Dienst Vaccin-voorziening en Preventieprogramma’s RIVM, adviseur Van Dissel 

Hij is wat solistisch. Hij laat zich binnen het OMT goed informeren, luistert naar de inbreng van alle deskundigen en formuleert op basis van de discussie en zijn eigen visie de inhoudelijke adviezen. Ik ben het meestal wel – maar natuurlijk niet altijd –
met hem eens, al heb ik vertrouwen in zijn afwegingen en bewondering voor wat hij doet. Het is een zeer gedreven man die wars is van formaliteiten. Er moet gewoon een klus geklaard worden.

“Natuurlijk heb ik hem op foutjes betrapt. Ik zou de zaken soms ook iets anders hebben gesteld. Groepsimmuniteit als doel, als vorm van bescherming, is binnen het OMT niet besproken. Ik weet niet of Jaap het toch zo bedoelde of dat Rutte hem verkeerd heeft begrepen. Er is nog vaak naar gevraagd, maar hij komt er niet op terug. Hij heeft weinig op met gedoe. Het zou me verbazen als hij daar wakker van ligt. Hij kan goed relativeren.”

Marion Koopmans, hoogleraar virologie Erasmus Universiteit, OMT-lid 

Het heeft tot begin juni geduurd voordat Van Dissel het idee van groeps-immuniteit echt heeft losgelaten. Toen pas kreeg hij voor het eerst over zijn lippen dat ‘we streven naar zo min mogelijk besmet-
tingen’.

“Groepsimmuniteit impliceert drie jaar lang 10.000 besmettingen per dag – anders bereik je het niet – en heeft 100.000 doden en onnodig veel lijden tot gevolg. In andere landen wordt het streven naar groeps-immuniteit als inhumaan beschouwd.”

Bert Slagter, wiskundige en expert ‘complexe systemen

Pas op, dat deed men in de middeleeuwen ook. Toen kon men niets anders.”

Marc Van Ranst, hoogleraar virologie, epidemiologie en bio-informatica aan de KU Leuven, over groepsimmuniteit als strategie, tv-programma De afspraak

Jaap wordt aangekondigd als viroloog, maar hij is natuurlijk geen viroloog. Jaap is een internist die alles van virussen weet. Hij is ook geen epidemioloog en modelleringen zijn ingewikkeld, maar toch is Jaap in staat de betreffende zaken glashelder uit de doeken te doen. Dat vind ik knap.”

Jan van ’t Wout 

Petje af. Ik vind dat Jaap het goed doet. Hij is rechtlijnig en consequent. Hij gebruikt soms wel wat moeilijke woorden, maar de Tweede Kamer slikt het voor zoete koek. Kamerleden durven niet te vragen naar de betekenis, om niet dom te lijken, en omdat Jaap een beetje korzelig kan worden als hij iets nogmaals moet uitleggen. Dan zegt hij: ‘Ik dacht dat ik het al had uitgelegd.’ Jaap verliest zelden zijn geduld, maar heeft dédain voor domme vragen. Hij kan trouwens ook korzelig zijn als hij geen gelijk krijgt. Hij is natuurlijk een beetje eigenwijs.”

Jos van der Meer

Jaap deed wel even uit de doeken hoe Hugo de Jonge in zijn speech een aantijging tegen het ministerie over beademingsapparatuur moest weerleggen. ‘Je moet gewoon zeggen dat die aantijging pertinente onzin is,’ zei hij tegen de minister. Haha. Dat was politiek gezien een heel slecht advies. Ik meende aan de minister te kunnen zien dat hij ook dacht: schoenmaker, blijf bij je leest. Maar dat zei hij niet.”

Rob Riesmeijer

Jaap van Dissel is ons kompas in de strijd tegen het coronavirus. Vanaf het eerste begin is hij met zijn collega’s bezig geweest om het kabinet zo goed mogelijk te adviseren over de aanpak van de bestrijding van deze pandemie. Dat doet hij nuchter, opgewekt en onverschrokken. Al maanden staat Jaap dag in, dag uit paraat. Schijnbaar onvermoeibaar. Zijn rust en doortastendheid is een zegen, niet alleen voor ons als kabinet, maar voor heel Nederland.”

Hugo de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 

De minister en Jaap van Dissel zouden samen te gast zijn in een grote talkshow. Al een week was daar intensief contact over. Totdat Jaap zich één dag van tevoren opeens iets belangrijks realiseerde: ‘O wacht, ik kan dan helemaal niet. Ik ben morgen jarig.’ Daar moesten wij wel om lachen. Want hoe kun je nou je eigen verjaardag vergeten? Zijn hoofd zat blijkbaar te vol met het bestrijden van de pandemie. Van Dissel is een man met een groot plichtsbesef.”

Daphne Kerremans, woordvoerder van minister De Jonge

De druk op zijn schouders is gigantisch. Vooral op maandag. Dan is er de OMT-vergadering en is het een tour de force om uit de drie uur durende discussie met veertig deskundigen een advies voor het kabinet te destilleren, dat ’s avonds naar Den Haag moet. We werken de OMT-adviezen, zo’n kantje of acht, uit. Jaap gaat er met de vlooienkam doorheen om zeker te weten dat er geen fouten worden gemaakt. Het OMT-advies – is zeker in de begintijd – heilig voor het kabinet. Vervolgens maakt Jaap de dia’s met de grafieken voor de toelichting in de Tweede Kamer. Ik weet dat hij daar tot middernacht mee bezig is, maar hij staat niet toe dat ik hem help. Hij doet het liever zelf, want dan is het goed en het gaat sneller dan wanneer ik instructies van hem vraag.”

Hij heeft een moeilijke humor en schept er een bijna duivels genoegen in om mensen in verwarring achter te laten.

Rob Riesmeijer, hoofd Dienst Vaccinvoorziening en Preventieprogramma’s RIVM, adviseur Van Dissel 

Rob Riesmeijer

Oh? Echt? Maakt Van Dissel die grafieken zelf? Er zitten regelmatig fouten in die presentaties. Op Twitter wordt steeds gegrapt dat een stagiair weer een steekje heeft laten vallen. Maar hij maakt ze dus zelf. Dat vind ik saillant. Zijn het dan wel onschuldige foutjes? Het zijn namelijk steeds fouten waardoor het lijkt alsof Nederland het beter doet dan daadwerkelijk het geval is. Nederland doet het helemaal niet zo goed. Ten opzichte van andere Europese landen heeft Nederland veel doden per 100.000 inwoners, hebben we lang geworsteld met bescherming van zorg-
personeel en heel lang te weinig capaciteit gehad om voldoende te testen. Waarom loopt niemand zijn werk na? Op basis van die grafieken wordt beleid gemaakt.

“Ik zou ook meer transparantie van Van Dissel willen. Toen de NRC om een wetenschappelijke onderbouwing van zijn beleid vroeg, verwees Van Dissel kribbig naar PubMed. ‘Dat hoeven wij niet op een presenteerblaadje aan te leveren,’ zei hij. PubMed is een medisch-wetenschappelijke website. Door daarnaar te verwijzen richt Van Dissel zich tot vakgenoten en niet tot de burgers – die worden daar niet wijs uit. Terwijl het beleid, gebaseerd op die databankgegevens, directe gevolgen heeft voor de gezondheid en de economische situatie van zeventien miljoen Nederlandse burgers.”

Bert Slagter 

Ik zou als ik voorzitter was pleiten voor meer openheid over de informatie waarop het OMT haar beslissingen baseert. En ik sta daarin niet alleen; veel collega’s zijn het daarover eens. We weten dat de kennis beperkt is, maar juist daarom moet je wetenschap zo veel mogelijk met openheid bedrijven, zoals ze bijvoorbeeld in Engeland doen. Sommige zaken lenen zich niet voor een publiek debat, maar het OMT is een te zeer gesloten club. 

“Mondneusmaskers is ook iets waar veel andere landen en ikzelf ook anders tegenaan kijken dan het OMT. Ik werk in Duits-land, waar – net als in bijna alle Europese landen – mondkapjes verplicht zijn op plaatsen waar veel mensen samenkomen en afstand houden moeilijk is. Ik ben daar, net als de WHO, voorstander van. Het is wetenschappelijk nog niet helemaal duidelijk wat deze maskers bijdragen, maar in bijvoorbeeld Aziatische landen lijken ze effect te hebben.”

Ab Osterhaus, viroloog en influenza-
deskundige

Maar Jaap van Dissel, de man die in januari nog beweerde dat het virus ‘niet zo heel besmettelijk’ zou zijn en dat er dus geen reden was om carnaval te verbieden, hield al die maanden en tot op de dag van vandaag vol dat mondkapjes eigenlijk overbodig zijn – met als gevolg dat Nederland veel te laat op grote schaal mondkapjes begon aan te schaffen en te produceren.”

Thijs Broer, Vrij Nederland, 15 mei 2020

Zo’n Jaap van Dissel van het RIVM mag nooit meer op tv komen, als ik die man hoor vertellen dat mondkapjes niet belangrijk zijn. (–) Waarom denk je dat heel China met mondkapjes loopt? Waarom denk je dat delen van Duitsland, Tsjechië en andere landen ze nu verplicht stellen?”

Arie Haan, in Spanje wonend oud Oranje-international, De Telegraaf, 4 april

Toen Van Dissel in het nieuws kwam, herkende ik meteen zijn naam van het verschrikkelijke gebeuren bij een hiv-patiënt. Deze man is ernstig verminkt geraakt nadat hij zeer riskante medicatie toegediend had gekregen van interniste M. van der Ende. In 2014 heeft de stichting SIN-NL (Slachtoffers Iatrogene Nalatigheid Neder-land) Jaap van Dissel op de zwarte lijst van artsen geplaatst, omdat hij als lid van het tuchtcollege deze interniste op alle punten had vrijgesproken, terwijl ze heeft gehandeld in strijd met de richtlijnen voor hiv-behandelingen. De interniste had bekend moeten zijn met de schadelijke bijwerkingen van de voorgeschreven medicijnen, zoals zenuwbeschadiging. Toch koos ze voor deze medicatie, terwijl er ook medicijnen zonder risico voorhanden waren, en ze verzaakte om de patiënt vooraf te informeren over mogelijke ernstige bijwerkingen. Dat is in strijd met de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Het uitgangspunt van SIN-NL is dat in tuchtcolleges de individuele verantwoordelijkheid geldt. Artsen zijn hoogopgeleid en hebben een ethische, professionele en wettelijk zorgplicht, ook als lid en zelfs met name als lid van een medisch tuchtcollege. Op grond van feiten en documenten is er derhalve reden voor gegronde twijfel aan de integriteit van Van Dissel.”

mr. Sophie Hankes, expert medisch recht en Rechten van de Mens, rolstoelafhankelijk door experimentele neurochirurgie zonder informatie en toestemming verricht, voorzitter van de stichting SIN-NL. De site zwartelijstartsen.com is eigendom van de stichting. Vrijwel alle namen zijn afkomstig van het overzicht van het BIG-register van zorgverleners aan wie een maatregel is opgelegd door tuchtcolleges, het College van Medisch Toezicht, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd of buitenlandse instanties.

Van Dissel is bekend met de medicatie en de bijwerkingen. Op geen enkel punt wordt de interniste (door Van Dissel – red.) ondervraagd. Waarom ze, tegen de richtlijnen in, zo laat startte met de behandeling? Ook niet waarom de patiënt niet gewaarschuwd was voor de stavudine (hiv-medicijnen – red.), wat toch ook in de richtlijnen staat. (–) Ik heb een second opinion gevraagd bij prof. Kees Brinkman, een autoriteit op het gebied van hiv en aids. Nadat hij het dossier had doorgenomen, concludeerde hij dat de uitspraak van het Regionaal Medisch Tuchtcollege bevooroordeeld was, zeker door Van Dissel.”

rapport patiënt L., website Sin-NL, 23 juni 2014

Ik had als een van de eersten artsen in 1999 het inzicht verworven dat die – inmiddels verboden – pillen ernstige bijwerkingen gaven, maar toen de betreffende patiënt deze pillen in 2001 voorgeschreven kreeg, waren niet alle collega’s daarvan overtuigd. De interniste werd door de tuchtzaak vrijgesproken van onzorgvuldig gedrag. De patiënt suggereert dat Van Dissel haar de hand boven het hoofd heeft gehouden. Dat geloof ik niet. Ik ken Jaap van Dissel als een origineel denker en ik waardeer hem als collega. Bovendien bestaat het tuchtcollege uit meerdere mensen.”

prof. dr. Kees Brinkman, internist, hiv-deskundige OLVG

Volgens Van Dissel mankeerde ik niets, maar omdat mijn klachten aanhielden, ben ik via Prescan in Duitsland beland. Daar bleken mijn hartzakje en longvlies ontstoken. Ook bleek ik veel infecties te hebben. Die waren dusdanig heftig dat me werd verteld dat er mensen zijn overleden aan slechts een van mijn infecties… (–) Ik heb Van Dissel gebeld, hem uitgelegd dat hij ernaast zat en ik wel degelijk van alles mankeerde. Volgens hem kon ik echter niet in Nederland behandeld worden. Hij nam daarbij een zeer arrogante houding aan. Zo van: je laat je maar lekker in Duitsland behandelen.

“Jaap van Dissel vind ik echt een zak. Hij is te arrogant is om een mening of foutieve diagnose bij te stellen en daarop terug te komen.”

Jaap van Dissel, directeur van het Centrum Infectieziektebestrijding van het RIVM, tijdens een technische briefing in de Tweede Kamer over de stand van zaken in de strijd tegen het coronavirus. Foto: ANP/Remko de Waal

Ex-patiënt in Story 21, 2020

Artsen moeten tig beslissingen per dag nemen. Er is niemand die geen fouten maakt, en van Jaap ken ik er persoonlijk géén. Het is vervelend om als arts op een zwarte lijst te staan, want daarmee wordt je integriteit in twijfel getrokken. Jaap is een aimabele man en heeft een zeer goede naam als arts. Ik ben ervan overtuigd dat hij volstrekt integer is.”

Ab Osterhaus

Hij trekt zich niets aan van wat er over hem wordt beweerd. Hij wordt nooit boos. Ik heb hem überhaupt nog nooit boos gezien. Ik vermoed dat hij daar te slim voor is, dat hij denkt: boos worden heeft toch geen zin.”

Jan van ’t Wout

Jaap wil na een overleg nog wel eens zijn gal spuwen. Dan moet hij even zijn frustratie kwijt, maar hij wordt nooit persoonlijk. Jaap is een heel toegankelijke en vriendelijke man, wel gereserveerd. Hij is een poos ziek geweest, maar daar praat hij niet over. Hij heeft het ook nooit over zijn gezin. Hij hangt aan zijn privacy, houdt er niet van om in de kijker te staan. Hij vindt het vervelend dat hij wordt herkend op straat, en hij voelde zich echt pootje gehaakt toen hij na een oratie van anderhalf uur in de Tweede Kamer gefotografeerd werd terwijl hij zijn neus afveegde.”

Rob Riesmeijer

Ik heb Van Dissel nog niet echt goed zien reflecteren. Ik heb er moeite mee dat hij blijft volhouden dat het ‘prima’ gaat.”

Bert Slagter

Het OMT heeft enigszins de boot gemist toen mensen terugkwamen van wintersport en carnaval gingen vieren. Achteraf lijkt alles makkelijk natuurlijk, maar daar zal bij de evaluatie van de crisis wel naar gekeken worden.”

Ab Osterhaus

Elke vrijdag hebben we rond lunchtijd een reflectieoverleg met de voeten op tafel. Dan eten we een patatje en wil Jaap zeker weten dat er ook kroketten worden gebracht. Hij vindt het heerlijk om grappen te maken over wat hij die week heeft meegemaakt. Als Jaap behoefte heeft aan
luchtigheid, kan hij niet meer normaal doen. Dan blijft hij melig en kan hij heel hard lachen, zeker om zijn eigen grappen. 

“Hij heeft een moeilijke humor en schept er een bijna duivels genoegen in om
mensen in verwarring achter te laten.
Toen hij in een Haags overleg zei dat de binnenzwembaden open mochten omdat chloor het virus doodt, wist niemand of hij dat serieus bedoelde of niet. Ik kreeg er mails over. Maar als het over de inhoud gaat, is hij altijd serieus.”

Jaap wordt aangekondigd als viroloog, maar hij is natuurlijk geen viroloog. Jaap is een internist die alles van virussen weet.

Jan van ’t Wout, gepensioneerd internist en infectioloog

Rob Riesmeijer

We hebben samen gortdroge dingen moeten doen, zoals protocollen
schrijven, en dan werd er wel een grapje gemaakt, ja. Jaap heeft humor nodig om de dag door te komen. Over corona? Nee. Nee, echt niet. Dit is het ergste wat Nederland is overkomen na de Tweede Wereldoorlog. Daar maakt de baas van het RIVM beslist geen grap over.”

Jan van ’t Wout

We spraken in het OMT over de verspreiding van het virus, en het ging over zangkoren. Het was een inkoppertje, maar Jaap maakte de grap toch: ‘Ze kunnen beter voor het zingen de kerk uitgaan,’ zei hij. 

“Hij is zeer serieus bezig met de materie, maar misschien neemt hij als clinicus het virus minder serieus dan ik als viroloog. Jaap heeft natuurlijk wel meer aan ellende langs zien komen en hij heeft ervaring met het beslissen over onzekerheid, omdat afwachten niet altijd kan. Dat beslissen in onzekerheid lijkt Jaap goed af te gaan. Hij zegt gewoon: ‘We gaan in de evaluatie van de crisis wel zien wie er gelijk krijgt.’”

Marion Koopmans

Jaap vertrouwt er altijd op dat het goed komt. Tekenend is Jaaps verslag van zijn tocht in een sportvliegtuigje in Amerika, waarbij piloot en hij in zwaar weer terechtkwamen. Nergens in dat verhaal kwam naar voren dat hij bang was. Integendeel. Jaap had zelfs gevraagd of hij mocht vliegen want god ja, hij had immers ervaring met een flight simulator.”

Jan van ’t Wout 

Word lid van HP/De Tijd