Spring naar de content
bron: hh

De gelukkige trans

Steeds meer mensen willen van geslacht veranderen. De genderkliniek stoomt vol. Verrassing? Nou, nee. Al in 1959 kwam Nederlands eerste transman van de operatietafel. Reconstructie van een verborgen geschiedenis: van zonde naar ziekte naar status. ‘Transseksualiteit is gewoner geworden. De cliënten zijn ook meer bourgeois dan vroeger.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Willem Pekelder

Het was niet het hipste restaurant van Rotterdam. Om niet te zeggen een nogal oubollige tent: het Zalmhuis aan de Nieuwe Maas, precies op de grens met Capelle aan den IJssel. Maar na een fikse verbouwing deed ook hier de moderniteit haar intrede: sekseneutrale toiletten en achter de garderobe een theatrale dragqueen. Wat hebben we gemist, mompelde deze gast, dat nu zelfs het Zalmhuis geheel transgendergereed is? Nou, veel. Heel veel. 

Bijvoorbeeld dat trans-rolmodel Nikkie de Jager inmiddels 13,3 miljoen abonnees heeft op haar YouTube-kanaal. En dat ons land bezaaid is met vele tientallen transgenderclubs. Van Hoorn tot Woerden en van Almere tot Venlo, overal kan de transgender-mens koffiedrinken, babbelen of buddyborrelen met lotgenoten. De verzuiling groeit en bloeit in transenland. Zwembeluste transen slaan hun slag in Haarlem, autistische in Utrecht, en moslimtransen in Amsterdam. In Rotterdam voerde Theater Babel dit voorjaar een bejubeld toneelstuk op met transseksueel Jessica in de hoofdrol. Prinses Laurentien zat vooraan en toonde zich na afloop diep onder indruk. 

De trans koninklijk goedgekeurd. Wie had dát gedacht toen in 1959, voorzover bekend, Nederlands eerste transman van de operatietafel kwam? Heel het land was in rep en roer, de medische wereld stond op zijn kop (‘bizarre operaties, psychische aberraties’) en de minister van Justitie werd bestookt met vragen. Wie was die eerste transseksueel? Wel, hij heette Gert, een Duitser, die om en nabij 1925 als vrouw ter wereld kwam. Gert leefde al enkele jaren als man op het moment dat hij, voorafgaand aan zijn transitie, vier maanden ter observatie kwam bij de Amsterdamse psychiater Coen van Emde Boas. Vervolgens kreeg hij een geslachtsoperatie in Gelderland. Het is een verborgen geschiedenis die historicus én transgender Alex Bakker onthult in zijn boek Transgender in Nederland (2018). 

In het boek, dat de Nederlandse transemancipatie van de afgelopen decennia schetst, zegt Margreet Groot, assistente van Van Emde Boas: “Gert was de eerste vrouw-naar-man-transseksueel die ik meemaakte. Een zachtaardige jongen, met stoppeltjeshaar, klein van stuk. Hij vond het vreselijk dat hij niet staand kon plassen en was heel bang dat tijdens het sporten opviel dat er niets in zijn broek zat.”

Aan dat malheur kwam op 7 april 1959 een einde toen het Gemeenteziekenhuis Arnhem de 34-jarige instrumentenmaker een penis aanmat. Plastisch chirurg Siebren Woudstra verwijderde tevens Gerts baarmoeder. Eerder waren zijn borsten al verdwenen in Zuid-Afrika.

Een liberaal landje, dat Nederland van eind jaren vijftig? “Nou, nee,” zegt Bakker (51). “Het ging om een individueel geval, er zat geen beleid achter. Transgenders moesten vaak meerdere artsen af in verschillende landen om hun operaties voor elkaar te krijgen. In veel landen was niets mogelijk. Of ze sloten de grenzen voor buitenlandse transseksuelen, zoals Denemarken, waar in 1952 een Amerikaanse ex-militair was geopereerd. De hele wereld sprak erover: ‘blonde beauty Christine Jorgensen’ kopte de New York Daily News. Toen Denemarken op slot ging, kwam Nederland in beeld.”

En zo arriveerde Gert dus in Arnhem. Zijn operatie zorgde voor grote consternatie in politiek Den Haag. Waarna de regering de Gezondheidsraad om advies vroeg. Dat kwam uiteindelijk in 1966 op papier, zonder dat overigens één transseksueel was geconsulteerd. Bakker: “De Raad baseerde zich, zoals gebruikelijk in die tijd, op medische literatuur en concludeerde dat transseksualiteit een geestesziekte was. Het advies aan artsen luidde niet op hulpvragen in te gaan. Alleen psychotherapie mocht.”

Ten minste één arts trok zich van dat advies niets aan: de Amsterdamse hormoonspecialist Otto de Vaal. Hij was er zelfs woedend over en besloot transseksuelen gratis te helpen. Bakker: “De Vaal dacht progressief en onorthodox. Bovendien, vergeet niet, het was ondertussen wel eind jaren zestig. Oude regels golden niet meer. De Vaal was de eerste arts in Nederland die in zijn praktijk systematisch ruimte maakte voor transseksuelen. Hij geloofde er niets van dat ze leden aan een psychische ziekte.”

Pas in 1995 kwam dat onomstotelijk vast te staan, toen neurobioloog Dick Swaab de transgender-hersenen ontdekte. Maar twee decennia daarvoor gebeurde er iets anders wat cruciaal was. Rond 1975 zag aan de VU Nederlands eerste genderkliniek het levenslicht. Nu, 45 jaar later, rijst het aantal operaties daar de pan uit. Ondanks een verdubbeling van het zorgpersoneel worden de wachtlijsten langer en langer, blijkt uit het laatste jaarbericht van 2018. In dat jaar vonden 22.000 gender-consulten plaats en werden er 700 transseksuelen geopereerd. Een verviervoudiging in tien jaar tijd. Afgelopen maart werd in Nijmegen een speciale jongerenkliniek geopend om de ergste behandelnood te lenigen.

“Tja, waardoor komt die toename?” mijmert Louis Gooren (76), gepensioneerd hormoonspecialist en destijds oprichter van die VU-genderkliniek. “Het heeft, denk ik, te maken met een inhaaleffect bij transen. De medische kennis is een stuk verbeterd, de maatschappelijke acceptatie vergroot en de kwaliteit van leven van transseksuelen gestegen, vooral dankzij zelfhulpgroepen. Dat alles bij elkaar maakt dat steeds meer transgenders uit de kast durven komen.”

Eenzelfde ontwikkeling als bij homo’s? Eerst was niemand het, nu circa een op de twintig? Gooren: “Inderdaad. Van zonde naar ziekte naar status. Dat zie je nú bij transgenders.” De Rutgersstichting schreef in 2018 dat rond de 0,6 tot 0,7 procent van de Nederlandse volwassenen en middelbare scholieren transgendergevoelens zou hebben.

Wat een verschil met 1975, toen transseksualiteit nog nauwelijks bestond. In dat jaar begon Louis Gooren als arts-assistent in opleiding bij de afdeling hormoonziekten van de VU, en hij herinnert zich: “Van een echte genderkliniek kon je toen eigenlijk nog niet spreken. Ik was stagiair van hormoonarts Gerhardus Hellinga, die op dinsdagmiddag spreekuur hield voor mannen met vruchtbaarheidsproblemen. Vanaf 1975 druppelden de eerste transseksuelen binnen, en zo ontstond geleidelijk aan een kliniek.”

Gooren, die dat jaar de leiding kreeg over de genderpoli, weet nog goed hoezeer hij onder de indruk was van die eerste cliënten. “Ik zag mensen met een grote lijdensdruk. Er zat geen transseksueel bij mij aan het bureau, maar een mens met een genderprobleem. De meesten leidden een marginaal bestaan. Ze hadden een vak, maar konden daar vaak niet goed in vooruit. Hun leven was gevuld met piekeren en tobben, eenzaamheid en afwijzing. Aan dat lijden moet je iets doen, want het gaat niet vanzelf over.”

Bakker: “De eerste transgenders waren outcasts. Ze moesten zich uitkleden voor de politie en werden uitgelachen en bespot. Je had transvrouwen die hormonen kochten op de zwarte markt en ’s nachts optraden in theaters op de Wallen. Toen de medische zorg eenmaal op gang kwam, meldden ze zich dáár, zodat ze op een veilige manier aan hormonen konden komen. Vanaf de jaren zeventig kwam de behandeling bovendien in het ziekenfonds. Nederland was daarmee een koploper in de wereld. Er hoefde geen smak eigen geld op tafel, en doordat iedereen die dat wilde zich kon laten behandelen, werd in korte tijd veel expertise opgebouwd.”

En zo werd uitgerekend de gereformeerde VU toevluchtsoord voor de transseksuele schepselen Gods. Gooren: “In de hal van het ziekenhuis hing een kunstwerk met de tekst: ‘Medicina ministra misericordiae est.’ Dat betekent: geneeskunde is de dienares van de deernis. Buitenstaanders kijken er misschien vreemd van op, maar in protestants-christelijke kring bestond compassie met transgenders. Ik denk bijvoorbeeld aan mijn collega Freek Bouman, een gereformeerd plastisch chirurg die de operaties deed. En we waren natuurlijk een academische instelling. Daardoor kwam er langzamerhand erkenning van de legitimiteit van genderproblematiek.”

Maar er was ook weerstand: moet ons geld naar die transen? “Dat verzet kwam van artsen en verpleegkundigen die van hun leven natuurlijk nog geen transseksueel hadden gezien,” vertelt Gooren, vanuit Thailand, waar hij sinds zijn pensioen woont. “Om ons daartegen te weren stippelden mijn rechterhand van het eerste uur, Jos Megens, en ik een strategie uit: zorg voor voldoende wetenschappelijk onderzoek en zorg voor publicatie in toonaangevende wetenschappelijke tijdschriften. Zodat wij tegen onze ‘tegenstanders’ konden zeggen: sla dat en dat artikel er maar eens op na.”

Alles was nieuw in die begintijd. Ook voor Gooren zelf. “Ik had echt niet meteen het inzicht dat er sprake was van een ‘vergissing van de natuur’ bij het zelfidentificatieproces als man of vrouw. Het besef dat transseksualiteit behalve een seksueel ook een identiteitsprobleem was – geboren zijn in het verkeerde lichaam – is pas in de loop der jaren tot mij doorgedrongen. Er is nu veel meer kennis over de biologie van de seksuele differentiatie. Professor Swaab heeft daarin een baanbrekende rol gespeeld.”

Na Swaabs onderzoek stond definitief vast: transseksualiteit had een biologische basis in de hersenen. Het was echt.

Louis Gooren, oprichter VU-genderkliniek 

Swaab, neurobioloog te Amsterdam, ontdekte in 1995 dat transseksualiteit in de hersenstructuur aanwijsbaar was. Een omkering van het geslachtsverschil, zo schreef hij in 2010 in zijn boek Wij zijn ons brein: mannelijke structuren in vrouwelijke hersenen en vrouwelijke structuren in mannelijke. Een proces dat zich in de baarmoeder voltrekt. Een doorslaggevende ontdekking, want nu was wetenschappelijk bewezen dat transseksualiteit geen keuze was, of ingebeeld, of modegril, laat staan een psychische stoornis. Nee, het was aangeboren.

Swaab (75): “Het zijn ontwikkelingsprocessen van vóór de geboorte, die de rest van je leven bepalen. In 1985 hebben we de verschillen tussen mannen- en vrouwenbreinen beschreven, in 1990 die tussen hetero- en homoseksuele hersenen en weer vijf jaar later tussen transgender- en niet-transgenderbreinen. Die verschillen liggen allemaal vanaf de baarmoeder vast in de structuur van de hersenen. Met aandoeningen heeft dat alles niets van doen. Tenzij je ook het man- of vrouw-zijn een aandoening zou willen noemen.”

In april zei neurowetenschapper Sarah Burke in het NTR-programma De kennis van nu dat een puur transgenderbrein niet zou bestaan, maar dat transgenders meestal in het midden zouden zitten tussen jongens en meisjes. Swaab: “Burke heeft met scantechnieken levende personen onderzocht. En daaruit bleek inderdaad dat de hersengebieden van transgenders tussen die van jongen en meisjes in lagen. Ons onderzoek betrof post-mortemmateriaal. Daardoor was het mogelijk om onder de microscoop kleine structuren te onderzoeken. Die lieten bij transseksuelen een echte omkering zien. Mannelijke structuren in vrouwelijke hersenen en omgekeerd.”

Het eerste levende teken van transseksualiteit kreeg Swaab in 1968. “Ik was coassistent verloskunde in het Wilhelmina Gasthuis toen professor Van Emde Boas, die ik goed kende als vriend van mijn ouders, binnenkwam met een man met baard. Ik dacht nog: wat moet deze man in een verloskundige kliniek? Maar het bleek een genetische vrouw te zijn die van geslacht was veranderd. De eerste gedachte die bij mij opkwam was: die verandering moet te maken hebben met seksuele differentiatie van de hersenen.”

De eerste reactie was dus meteen wetenschappelijk? Swaab: “Ja, ik zou niet weten hoe je het anders zou moeten benaderen. Maar het heeft dus nog een aardig tijdje geduurd voor ik mijn ontdekking uit 1995 deed.”

Want eerst ontdekte Swaab iets anders, iets dat onontbeerlijk was voor zijn doorbaak van 1995. Rond 1990 vond hij, bij toeval, dat homoseksualiteit in de hersenen aanwijsbaar was: het hersendeel hypothalamus was bij homo’s gemiddeld groter dan bij hetero’s. De ‘homokwab’ zag het levenslicht, en Swaab kwam voor het COC-vuurpeloton. “Homo’s waren woedend omdat ze meenden dat homoseksualiteit niet aangeboren was maar een keuze, een politieke keuze zelfs. Een na-ijl-effect van de jaren zestig, toen het idee heerste dat alles maakbaar was, inclusief seksuele oriëntatie. Ja, het is als een religie, men wil niet wijken voor wetenschappelijke feiten.”

Zo razend als in 1990, zo juichend waren de reacties in 1995, toen Swaab de ‘transgenderhersenen’ wereldkundig maakte. “Met die ontdekking kón men iets, namelijk pleiten voor geslachtsverandering in de papieren.”

Louis Gooren: “Swaabs onderzoek werd gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Nature. Nu stond definitief vast: transseksualiteit had een biologische basis in de hersenen. Het was echt. Niemand in de wereld kon daar nu nog omheen.”

Toch duurde het nog tot 2014 voor de wet in Nederland veranderde. Transseksuelen hoeven sindsdien niet meer naar de rechter voor een geslachtsaanpassing in de papieren. Dat kan voortaan gewoon aan het loket. En daarvoor is een geslachtsverandering of zelfs maar een medische behandeling niet meer nodig. Iedereen kan voortaan zelf bepalen wat hij/zij wil zijn: man of vrouw. Er volgde na de transwet een run op de genderkliniek. Maar pas in 2018 schrapte de Wereldgezondheidsorganisatie transseksualiteit officieel als psychische ziekte, ruim twintig jaar na Swaabs ontdekking.

Swaab: “Ach ja, dat zie je altijd. Het is een lange weg van wetenschap naar wetgeving. En voordat de samenleving een nieuw idee accepteert, ben je nog weer een heel stuk verder.”

Alex Bakker kan daarover meepraten. “Toen ik ruim twintig jaar geleden vertelde dat ik van vrouw man wilde worden, had vrijwel niemand in mijn omgeving dat eerder meegemaakt. Ze wisten zo ongeveer wat het inhield, maar meer ook niet. Sommigen reageerden met verbazing, anderen met schrik. Nu is dat heel anders. Bijna iedereen kent wel een transgender. Het wordt meer en meer een identiteit. Op sociale media stellen mensen zich met trots voor als transseksueel. Vroeger gingen transgenders anoniem door het leven. Ze wilden niet meer aan hun pijnlijke verleden worden herinnerd, en hielden hun operatie zoveel mogelijk geheim. Die mensen heb je natuurlijk nog altijd. Maar aan de andere kant bestaan nu ook de rolmodellen op internet. Dat is een geheel nieuwe ontwikkeling.”

Ook geheel nieuw zijn, in het kielzog van de transdiscussie, de non-binaire kinderen – die opduiken in ingezonden brieven van moeders in Trouw –, de genderfluïden en de genderqueers. In tegenstelling tot transseksualiteit hebben deze begrippen, volgens Swaab, weinig met wetenschap te maken. “Ze zijn vooral bedoeld om, net als in 1990, een geloof te verbreiden, in dit geval dat het geslacht een construct is. Op sociale faculteiten zijn ze er nogal druk mee. Men wil
volledige controle over het eigen leven, niet alleen over geslachtsidentiteit, maar ook over seksuele geaardheid. Seksualiteit zou in elke gewenste richting zijn te plooien. Nou, dat is onzin. Er is niks fluïdes aan.”

Maar ondertussen hebben we, onder druk van dat microscopisch kleine deel van de populatie, wel genderneutrale toiletten gekregen. Swaab: “Daartegen kan ik niet in verweer komen. Er zijn nu eenmaal mensen die zich noch in het ene noch in het andere toilet thuis voelen. Daar mag je rekening mee houden.” 

Een ander succesnummer van de genderfluïde-lobby is dat de NS niet meer in dames en heren gelooft, alleen nog in reizigers, terwijl de meeste transen, mogen we aannemen, na hun operatie toch heel graag als man of vrouw willen worden aangesproken. Gooren: “Zeker willen ze dat. Dat ‘beste reizigers’ is daarom wel een beetje cosmetisch, ja, maar aan de andere kant kan het, denk ik, weinig kwaad.”

Gelukkige transen? Over het algemeen wel ja, ofschoon ze meer problemen hebben met werk en eenzaamheid.

Volgens de cijfers zou gemiddeld slechts 0,4 procent van de transgenders spijt hebben van een transitie, die in driekwart van alle gevallen volledig is. Gelukkige transen? Bakker: “Over het algemeen wel ja, ofschoon ze meer problemen hebben met werk en eenzaamheid. Maar tot de jaren negentig was het veel erger. Toen belandde een transgender bijna per definitie in een sociale catastrofe: gezin kwijt, baan kwijt. Die vorm van uitsluiting en ongemak is gelukkig voorbij. Mensen beginnen vaak ook al heel vroeg aan een behandeling, nog voor ze een relatie hebben. Dat is heel verstandig. Hoe jonger, hoe beter, denk ik.”

Gooren: “Het is belangrijk dat transmensen een reële verwachting hebben van de behandeling. De lijdensdruk van gevangen zitten in het verkeerde lichaam wordt verlicht, maar een garantie op een gelukkig leven kan niemand geven. Zoals voor geen van ons allen het leven één groot feest is. Wel is transseksualiteit gewoner, salonfähiger geworden. Ieder fatsoenlijk persoon kan ermee tobben. De cliënten zijn ook meer bourgeois dan vroeger. Hier zie je weer die parallel met homoseksualiteit. Eerst hadden we alleen Albert Mol, maar later ook Herman Tjeenk Willink van de Raad van State, en nu Kim Putters van het Sociaal Cultureel Planbureau.”

Zoals er al jaren homoseksuele beroemdheden zijn, zullen die straks ook in transseksuele kring opduiken. Swaab: “Transseksuele staatsecretarissen en ministers? Natuurlijk. Waarom niet? Of transseksuelen met kinderen. Ook dat zal je steeds meer gaan zien. En daar zal verzet tegen zijn, zeker, net als aanvankelijk bij adoptie door homoparen. Maar zodra men ziet dat de kinderen met liefde worden opgevoed, zal de tegenstand verstommen.”

Word lid van HP/De Tijd