Spring naar de content
bron: Malou van Breevoort/Lumen

Paulien Cornelisse over Japan: ‘Uniek in zijn uniciteit’

In Japan in honderd kleine stukjes duidt Paulien Cornelisse de fascinerende eigenaardigheden van het land van de rijzende zon, waar ze al meer dan twintig jaar komt. Daarbij ontkracht ze enkele hardnekkige clichés: zo leven Japanners bepaald niet in lege Marie Kondo-achtige huizen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Thomas van den Bergh

Dat cabaretière en Volkskrant-columnist Paulien Cornelisse idolaat is van Japan wisten we al. Vorig jaar bekende ze haar liefde in de zesdelige tv-serie Tokidoki, die ze voor de VPRO maakte. Nu is er een boek, waarin ze haar niet geringe kennis van Japan en de Japanners in honderd kleine stukjes heeft samengebracht.

Het begon allemaal met Bobby en Kate, ‘een soort B-keuze Hello Kitty’. Paulien was nog klein en ze kreeg een potlood en een gummetje van deze ‘überschattige’ diertjes, een hond en een poes. De gum verspreidde een mysterieuze geur, het rook naar iets dat niet bestond, ‘een droomgeur’.

Als Cornelisse jaren later als uitwisselingsstudent aan de Universiteit van Hiroshima voor het eerst Japan bezoekt, passeert ze een struik die exact naar haar oude Bobby en Kate-gum blijkt te ruiken. “Zo is het wel vaker in Japan: wat op andere plekken nep lijkt, is daar echt.”

Japan als sprookjesland vol ongerijmdheden. Cornelisse staat graag stil bij de curiositeiten die dit land zo’n exotische aanblik geven. Een school waarvan kinderen verwijderd worden als hun haren niet donkerzwart zijn. Automaten met verwarmde dranken op de helling van de berg Fuji. Een club voor mosliefhebbers. Een bedrijf dat familieleden verhuurt.

Wie de eerste tv-serie gevolgd heeft, zal een aantal van deze rariteiten bekend voorkomen. Deze zomer komt er overigens een tweede reeks op televisie.

Soms blijft het bij de vaststelling dat Japanners maar een gek volk zijn. Maar meestal gaat Cornelisse een stap verder, en poogt ze deze excentrieke Japanse trekjes te verklaren. Natuurlijk is het isolationisme er voor een belangrijk deel debet aan. Van de vroege zeventiende tot laat in de negentiende eeuw kon vrijwel niemand het land binnenkomen of verlaten. Daar word je vanzelf een beetje zonderling van.

Maar voor een deel is het ook de mentaliteit die wel meer eilandbewoners kenmerkt: het koesteren van de eigen vreemdheid. Japanners hangen sterk aan de eigen uniciteit, schrijft Cornelisse. “Veel Japanners geloven dat Japan niet alleen uniek is, maar ook unieker dan andere landen — en daarmee dus uniek in zijn uniciteit.”

De tekst gaat onder de foto verder.

Paulien Cornelisse
Fotografie: Malou van Breevoort/Lumen
bron: Malou van Breevoort/Lumen

Het gevolg hiervan is dat Japan erg nationalistisch is. “Met het Japanse geloof in uniciteit komt de nadruk op uniformiteit: wij zijn helemaal anders dan de rest, en wie daaraan morrelt is geen goede Japanner.” Het zijn dit soort antropologische observaties die deze bundel optillen boven het gemiddelde ‘wat is Japan toch een vreemd land’-boek.

Met als gevolg dat sommige Japanse clichébeelden ook keihard worden ontkracht. Wie Japanners ziet als zenmeesters die allemaal in Marie Kondo-lege huizen wonen, vergist zich, schrijft Cornelisse. “Ik zie in Japanse huizen veel meer troep dan in Nederlandse. Ook tref ik er ontstellend veel troepige hoekjes aan, vol met plastic shit. Alle spullen die Made in Japan zijn, moeten natuurlijk ook ergens blijven, en de meeste van die spullen zijn verspreid over miljoenen Japanse appartementjes.”

Omdat taal zeg maar echt haar ding is, schrijft Paulien Cornelisse in dit boek ook veelvuldig over het Japans. Al sinds haar eerste bezoek aan Japan in 1998 doet ze verwoede pogingen de taal onder de knie te krijgen. Wat niet helpt is het feit dat het gesproken Japans in iedere situatie weer anders is, afhankelijk van de status van de gesprekspartner. En dat het geschreven Japans eigenlijk drie verschillende schriften kent, waarvan het kanji, met duizenden verschillende karakters, twee verschillende uitspraken heeft. “Met kanji heb je levenslang,” zei haar leraar Japans ooit.

Niettemin leveren haar taalkundige strubbelingen vaak mooie inzichten op over de manier waarop Japanners naar het leven kijken. Zo is het Japanse woord voor ‘veilig’ ‘anzen’. Het karakter voor ‘an’ bestaat uit het symbool voor ‘vrouw’, geplaatst onder een afdakje. Veiligheid wordt dus geassocieerd met de vrouw in huis. Zoiets verraadt de traditionele man-vrouwverhoudingen in Japan.

De kanji ‘hon’ toont hoe belangrijk geschreven taal wordt geacht in Japan. Niet alleen staat ‘hon’ voor ‘boek’, het kan ook ‘echt’ of ‘oorsprong’ betekenen. “Hoe dichter bij de bron, hoe dichter bij de waarheid,” schrijft Cornelisse.

Paulien Cornelisse kan zich op een grappige manier verwonderen, door met een uitgestreken smoel de eigenaardigheden van het Japans te registeren. Zo stelt ze droogjes vast dat de kanji voor ‘mooi’ een combinatie is van de karakters van ‘groot’ en ‘schaap’. “Blijkbaar vonden de Chinezen van vijfduizend jaar geleden dat een groot schaap het toppunt van schoonheid was.”

Soms is het Japans ook bijzonder poëtisch. Het karakter voor ‘weer’ bestaat uit de tekens voor ‘hemel’ (‘ten’) en ‘stemming’ (‘ki’). Het weer is dus ‘de stemming van de hemel’. En ‘emoji’ is simpelweg ‘plaatjes schrijven’.

De informatiedichtheid van haar boek is hoog; soms zou je willen dat de schrijfster wat langer stilstond bij bepaalde zaken. Zoals bij het feodale systeem van het oude Japan, dat in 1871 werd afgeschaft maar tot op de dag van vandaag doorwerkt in de moderne maatschappij. Of bij de gokverslaving van veel Japanners. Cornelisse stipt het aan, maar schiet onmiddellijk door naar roken in openbare gelegenheden, dan naar stoere mannen en vervolgens naar de samoerai.

Zelf vergelijkt Cornelisse haar boek met het elfde-eeuwse Hoofdkussenboek van Sei Shōnagon. Het stond aan de basis, schrijft ze, van een literair genre dat nog steeds populair is in Japan: ‘zuihitsu’, te vertalen als ‘aantekeningen’ of ‘observaties’. Zo doen ook de fraaie zwart-wittekeningetjes die Cornelisse ruimschoots door de teksten heeft gestrooid Japans aan.

In feite moet je een nieuw mens worden om in Japan te kunnen leven.

Tussen de regels doet Cornelisse een poging haar eigen fascinatie voor dit land en haar bewoners te verklaren. Ze beschrijft dat naar Japan gaan eigenlijk een soort wedergeboorte is. Je krijgt er een nieuwe naam, een nieuw geboortejaar, je moet er een compleet nieuwe taal leren. In feite moet je een nieuw mens worden om in Japan te kunnen leven. Daarin schuilt vermoedelijk een groot deel van de bekoring die van dit land uitgaat.

Ook heeft Cornelisse sympathie voor het stoïcijnse karakter dat de Japanners cultiveren. Ter illustratie vertelt ze het verhaal van Anton Geesink, de grote judoka, die in 1964 in Tokyo olympisch kampioen judo in de koningsklasse werd door in de finale de gedoodverfde favoriet, de Japanner Akio Kaminaga, te verslaan. Toen de beslissing gevallen was, wilden de Nederlandse trainers van Geesink de kersverse kampioen om de hals vliegen. Maar Geesink gebaarde meteen dat zij de tatami niet mochten betreden tot hij zijn tegenstander had ‘afgegroet’, zoals de Japanse traditie wil. Dat de Hollander zijn emoties in bedwang hield en de eeuwenoude judoregels respecteerde, gaf hem meer aanzien in Japan dan die olympische zege zelf.

Haar hardnekkige streven Japan en de Japanners te doorgronden heeft ook een tragisch tintje, stelt Cornelisse aan het slot vast. “Soms zie ik iets in iemands blik, een soort ironie, of een lichte verwarring over wat er aan de hand is. Ik denk dat ik dat herken, ik weet dat natuurlijk niet zeker. Die herkenning ontroert me, maar ik word er ook een beetje droevig van, want ik kan dat allemaal wel voelen en denken, maar omgekeerd herkennen Japanners waarschijnlijk niets in mij. Dat maakt mijn liefde voor Japan eenzijdig.”

Zo is dit vermakelijke en informatieve boek ook te lezen als één lange poging tot verbinding met een volk dat schijnbaar ver van ons af staat. Dat is een impliciete boodschap die in deze tijd niet vaak genoeg verkondigd kan worden.

Word lid van HP/De Tijd

Onderwerpen