Spring naar de content
bron: illustratie: gabriel kousbroek

Terschellingse quarantaine

Na beschuldigingen van moedwillige verspreiding van Covid-19 en van racisme liet G.H.B. zich van zijn beste kant zien: een eventueel bed op de ic zal hij graag aan een jonger iemand afstaan. Maar door zijn zelfgekozen isolement in een paradijselijke duinvilla zal het waarschijnlijk niet zover komen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door G.H.B. Hiltermann

Lectori benevolo salutem en dat is Latijn voor heil aan de goedgunstige lezer. Goedgunstig schrijf ik met nadruk, want u weet ongetwijfeld dat velen mijn bloed wel kunnen drinken. Mensen mensen, wat een toestand! In de vorige episode van dit feuilleton vertelde ik u over mijn staatsbezoek aan Wuhan en Lombardije eind december vorig jaar. Dat had ik – in al mijn onschuld en benevolentie – beter niet kunnen doen, want Tom Kellerhuis, de aimabele hoofdredacteur van de Haagsche Post (Kelly voor intimi) werd de afgelopen weken letterlijk gebombardeerd met lezerspost. De minst vileine brieven hadden tot strekking dat ik Patiënt Nul was, omdat ik Covid-19 naar Nederland bracht en ook nog eens moedwillig verspreidde op het Boekenbal, waar ik als eregast was uitgenodigd omdat ik er al vanaf de eerste editie in 1947 bij ben. Het is allemaal kinnesinne, broodnijd, na-ijver en jalousie de métier, zou mijn moeder zaliger hebben gezegd. 

Vervolgens kreeg ik een klacht wegens racisme aan de broek van de Anne Frank Stichting, omdat ik in een interview met Harry Mens in zijn prachtige programma Business Class gerept had van het Chinese virus. Dezelfde club – waarvan het mij oprecht verbaast dat die nog geen Aisha Boufoutsiebah Madrassa heet in plaats van Anne Frank Stichting – presteerde het om de onderduik van Joodse mensen tijdens de Tweede Wereldoorlog te vergelijken met de huidige semiquarantaine vanwege de coronapandemie. Smakeloos, want destijds stond er altijd wel een NSB’er op de loer om drie knaken kopgeld te verdienen met het aangeven van een onderduiker, terwijl er nu in het beste geval een stadswacht de inhoud van vuilniszakken inspecteert en sloten van roestige rijwielen doorknipt, zodat ze op transport kunnen naar het gemeentelijk fietsdepot, corona of geen corona. Ordnung muss sein! 

Dood zijn altijd anderen. Bovendien, de stelling dat ik doodga, moet eerst nog bewezen worden.

Wat mijn vermeende racisme betreft en mijn onschuldige opmerking over het Chinese virus: sedert de zestiende en zeventiende eeuw schaamde men zich zo voor lues dat het de gewoonte werd het hardnekkig kwaaltje verhullend te omschrijven als afkomstig van het land waar men om oorlogs- of andere redenen een hekel aan had gekregen. Duitsers en Engelsen noemden het de Franse pokken; de Russen de Poolse ziekte; de Polen de Duitse ziekte; de Fransen de Napolitaanse ziekte; de Nederlanders, Portugezen en Noord-Afrikanen de Spaanse ziekte en de Japanners de Chinese zweer. In een gedicht uit 1530 noemt Girolamo Fracastoro syfilis de Franse ziekte. Hij was de eerste die de term syfilis gebruikte. De gymnasiasten onder ons weten dat hij de naam waarschijnlijk ontleende aan de Griekse naam Su-philos, wat varkensliefhebber betekent. In het gedicht van Fracastoro wordt de herder met die naam voor zijn zoöfilie gestraft en door herdersgod Apollo met een vreselijke ziekte bestraft.

Ik ben ook niet de beroerdste en mede op aanraden van mijn impresario heb ik bij wijze van charmeoffensief aan mijn goede vrind Willem Kool van het Stan Huygens Journaal verklapt dat ik een bed op de intensive care zou afstaan aan een jonger iemand, mocht ik door het Chinese virus gegrepen worden. 

“Ik maak graag plaats voor een ander,” vertelde ik aan de heer Kool. “Ik vind dat een jonger iemand op dit moment wel voorgaat. Heeft het nog wel zin om op mijn gezegende leeftijd naar de ic toe te gaan? Zoals ik begrijp, overleeft zo’n vijftig procent van de mensen die erheen gaat het niet. En nog eens de helft van de overlevers is voor de rest van z’n leven beschadigd, en ik wil natuurlijk wel graag mijn dagelijks glaasje Rémy Martin Louis XIII Le Jeroboam blijven drinken en mijn Romeo Y Julieta No. 2 blijven roken.”

Toen was de spreekwoordelijke beer wederom los en werd mij ijdelheid en narcisme verweten. Ik zou in mijn hoedanigheid van Bekende Nederlander coûte que coûte in het nieuws willen komen met geveinsd altruïsme, net zoals de komediant Freek de Jonge en de omhooggevallen ondergoedboer Cornelis Willem Heuckeroth. 

Tekst gaat onder de illustratie verder.

Illustratie: Gabriel Kousbroek

Ik hoor u denken: maar G.H.B., u heeft nog onder generaal Van Heutsz gevochten en bent toch voor de duivel en zijn oude moer niet bang? U zou toch sowieso een Huib Drionnetje slikken als het moment daar is, in plaats van weg te kwijnen op de ic van het OLVG? Ach, lieve vrienden, de dood moet geen kwaad geacht worden, als hij het einde is van een goed leven. Als mijn leven morgen zou eindigen, dan neem ik daar wel genoegen mee. Dood zal ik alleen voor de levenden zijn, niet voor mezelf. Ik bedoel, ik kan niet eens dood zijn. Dood zijn altijd anderen. Bovendien, de stelling dat ik doodga, moet eerst nog bewezen worden. 

Ik koos echter voor een andere oplossing dan de heldendood, amici: ik ging met mijn interieurverzorgster Agaath in quarantaine op Terschelling. Een wijs man bouwt zijn huis op een rots, staat er in het Goede Boek (Mattheüs 7: 24-29 om precies te zijn) en daarom kocht ik een paar jaar geleden een stuk grond op het wonderschone waddeneiland om mijn droomvilla te laten bouwen. De duinvilla is net een maand geleden opgeleverd en heeft een woonoppervlakte van 138 vierkante meter. Alleen de slaap- en badvertrekken zijn ommuurd. De zon komt binnen via het grote dakraam en schijnt tot in het souterrain. Volgens de architect doet een rondgang in de villa aan als een duinwandeling. 

Daar zit ik nu veilig in lockdown, zoals de Britten het zeggen, en dus niet in het perfide Mokum. Er zijn nul officiële coronabesmettingen op Terschelling en het goede nieuws is dat slijterij en drankenhandel Lutine aan de Boomstraat in West-Terschelling genoeg voor mij en Agaath onder de kurk heeft. Maakt u zich over mij dus geen zorgen, want u weet: viriditas non peribit! 

Word lid van HP/De Tijd