Spring naar de content
bron: anp

Bennie Jolink: ‘Caravaggio was een querulant, net als ik’

Bennie Jolink (73) zou het 45-jarig jubileum van Normaal vieren met een groot concert, maar dat gaat vanwege het coronavirus niet door. Wel verschijnt er tegen het eind van dit jaar een 35-delige cd-box met alle singles en het boek Normale verhalen. Wat leest, luistert en ziet deze boerenrocker in zijn vrije tijd?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nick Muller

Boeken

“Ik lees veel. Ik lees mezelf in slaap en ik ga minstens vier keer per week anderhalf tot twee uur in bad om de longen beter te laten functioneren. Op het badkuiprekje zet ik dan iets lekkers te eten en te drinken en dan ga ik lezen. De laatste weken las ik De meeste mensen deugen van Rutger Bregman en Grote verwachtingen van Geert Mak. Eigenlijk is de boodschap van dat eerste boek heel simpel samen te vatten: de mens is van nature zo slecht nog niet. Bregman onderbouwt die stelling met allerlei klinkende voorbeelden. Ik ben van nature een zwartkijker, maar dit boek heeft mijn kijk op de wereld wel iets lichter gemaakt. Ik weet niet eens of het boek wel zo goed geschreven is, soms neemt hij de lezer iets te veel bij de hand, maar zijn optimisme gaat er bij mij in als Gods woord in een ouderling. Grote verwachtingen vind ik iets moeilijker te verteren. Dat is het vervolg op zijn boek In Europa en beschrijft de Europese geschiedenis in de periode 1999-2019. Mak schrijft heel goed, maar ik mis de verfrissende inzichten die ik wel krijg bij Bregman. Ik heb de door hem beschreven jaren natuurlijk zelf meegemaakt en ik heb tot nu toe niets gelezen wat ik nog niet wist.

“Drie van mijn favoriete schrijvers zijn John Fowles, Roald Dahl en Maarten ’t Hart. Fowles’ bekendste boek is The French Lieutenant’s Woman. Ik ben zelfs nog in Lyme Regis geweest, de Engelse badplaats waar het boek zich afspeelt. Wat hem zo goed maakt, is dat je meteen vanaf de eerste pagina het boek in wordt gezogen. Sommige schrijvers hebben dat. Roald Dahl heeft dat ook. Dahl wordt vaak ten onrechte bestempeld als kinderboekenschrijver, maar hij heeft ook veel voor volwassenen geschreven. Een van mijn favoriete boeken is Oom Oswald. Oom Oswald is een man die alleen maar aan neuken denkt. Overal waar hij is, wil hij neuken. Een zekere mate van herkenning zal waarschijnlijk een rol spelen bij mijn waardering van dit boek. Maarten ’t Hart is een van de weinige schrijvers van wie ik alles heb gelezen. Wie God verlaat heeft niets te vrezen is mijn favoriet. Hij betwist op geestige wijze allerlei onvolkomenheden uit de Bijbel. ‘God is liefde’ is de boodschap van het Nieuwe Testament, maar in het Oude Testament is dat wel anders. ’t Hart rekent uit dat daarin – onder de goedkeurende blik van God – zeshonderdduizend mensen worden vermoord. De Bijbel is een uiterst gewelddadig boek waar je beter maar niet te veel geloof aan kunt hechten.” 

Kunst

“Mijn vrouw en ik gaan een aantal keer per jaar een paar dagen naar Vlaanderen, meestal naar de omgeving van Gent. Een van de redenen om daar naartoe te gaan is het lekkere eten – we hadden de laatste keer op loopafstand van ons hotel drie restaurants uit de Michelingids –, maar we pakken ook altijd een expositie mee. De laatste tentoonstelling die ik heb gezien, is dan ook Van Eyck – Een optische revolutie in MSK Gent. Het was mooi om al die schilderijen bij elkaar te zien hangen, maar er hing niks wat ik nog niet kende. Het was wel verrassend om te zien hoe de portretten uit het begin van de schilderkunst helemaal nergens op leken. Neem de kleine Jezus op het schilderij Madonna bij de fontein, wat een gedrocht is dat! Toch kan ik er met bewondering naar kijken. We moeten niet vergeten dat de Lage Landen in de vijftiende, zestiende en zeventiende eeuw ontzettend veel grote kunstenaars hebben voortgebracht. Rembrandt is daarvan de allergrootste. Ik was enorm vereerd dat mijn eigen getekende portret van Rembrandt te zien was in de tentoonstelling Lang Leve Rembrandt in het Rijksmuseum, maar ik mag natuurlijk met mijn bescheiden talent aan zijn pis nog niet ruiken.

Judith onthoofdt Holofernes 
Caravaggio
1598-99

“Het mooiste museum van het land is het Rijksmuseum. Ik hoop dat ik na de coronacrisis nog de kans krijg om de tentoonstelling Caravaggio-Bernini – Barok in Rome te zien, maar ik vrees er inmiddels voor. Ik heb ooit eens gezegd: Rembrandt is kunst en Caravaggio is kitsch. Dat neem ik graag terug. Caravaggio is ongelooflijk goed en was net als Rembrandt (en ik, zou ik er bijna bij willen zeggen) een querulant. Caravaggio was een dronkelap die altijd aan het knokken was en in de problemen kwam. Hij heeft op een gegeven moment zelfs iemand vermoord. Ik weet niet of het verstandig is om te zeggen, maar toen ik dat hoorde, steeg hij enorm in mijn achting. Ik hoop die tentoonstelling dus nog te kunnen zien, als die godverdomse toeristen dan maar wegblijven. Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeijffer legt de vinger precies op de zere plek. We gooien onze culturele schatten in de uitverkoop voor een paar centen van die Aziaten. Het massatoerisme maakt heel veel kapot.

“Wat ik het mooiste schilderij vind van Rembrandt? Ik denk zijn laatste zelfportret. Daaraan kun je zien dat hij een groot kunstenaar was, want hij bleef zichzelf ontwikkelen. Hoe ouder hij werd, des te beter hij ging schilderen. Ik raak ook niet uitgekeken op Het Joodse bruidje. Als je de jurk van dichtbij bekijkt, zie je dat die uit klodders verf is opgebouwd die met de achterkant van het penseel op het doek zijn aangebracht. Het is net een maanlandschap, maar als je een paar passen afstand neemt, is het opeens waanzinnig realistisch. Vincent van Gogh was zo onder de indruk van dit schilderij dat hij in een brief aan zijn broer Theo schreef dat hij er tien jaar van zijn leven voor over zou hebben om twee weken voor dit schilderij te zitten met enkel een korst droog brood voor voedsel. De brieven van Vincent van Gogh zouden samen met het dagboek van Anne Frank verplicht gesteld moeten worden op middelbare scholen. Elke kunstuiting gaat gepaard met pijn, net als een geboorte. Zijn brieven maken dat perfect duidelijk en laten zien wat het betekent om kunstenaar te zijn.”

Zelfportret
Rembrandt van Rijn
(1669)
Mauritshuis, Den Haag

Theater

“Theater? Ik vind er niks aan. Ik word altijd herkend door de mensen die naast me zitten en voor je het weet zitten ze de hele avond tegen je te lullen. Ik ga daarom ook nooit naar bandjes kijken. Voor mij is daar geen lol aan. De laatste voorstelling die ik heb gezien, is de try-out van Kalm aan en rap een beetje van Herman Finkers in Schouwburg Amphion in Doetinchem. Dat moet al wel twintig jaar geleden zijn. Finkers kan bij mij niet stuk. Ik ben heel erg nieuwsgierig naar zijn film De beentjes van Sint-Hildegard. Ik hoop dat ik nog de kans krijg om hem te zien. Freek de Jonge vind ik ook steengoed. Af en toe zie ik een voorstelling van hem op televisie. Ik doe niet mee aan die manie van mensen die zeggen: Freek is niets meer aan. Daar ben ik het helemaal niet eens. Je hoeft misschien niet meer de hele tijd te bulderen van het lachen, maar zijn programma’s blijven sterk. Youp van ’t Hek vind ik dan weer iets te Amsterdams, maar ik kwam hem een keer tegen en het bleek een hele aardige man zijn, dus dan ga je er ook weer anders over denken. Met die jonge cabaretiers – ik zou niet eens weten hoe ze allemaal heten –
heb ik helemaal niets. Cabaret is volgens mij om te lachen. Ik heb om die knapen nog niet één keer moeten glimlachen.

“Eind jaren zestig heb ik een jaar in Amsterdam gewoond en toen werkte ik bij Toneelgroep Studio. Dat was experimenteel theater, dus met andere woorden: geen zak aan. Misschien dat ik daar die antipathie tegen theater heb ontwikkeld. Er was doordeweeks geen reet te doen in de stad, dus werd ik lid van het COC, zodat ik met die jongens van het toneel naar de homokroegen kon. ‘Is meneer homoseksueel?’ vroeg dan zo’n grote nicht met zo’n roze palfrenierspak aan de deur. ‘Ja hoor,’ antwoordde ik dan, en dan mocht ik naar binnen. Ha! Oeh, ik moet niet te hard lachen, want dan ligt m’n gebit op tafel. Ik was dit weekend jagen in Duitsland en daar is m’n gebit doormidden gebroken. Godverrrdomme. Sorry, ik kan heel hartstochtelijk vloeken, maar dat zal je al wel opgevallen zijn. Dat vloeken doe ik omdat de mensen die zich daaraan storen ook de mensen zijn die tegen het vaccineren van kinderen zijn en vaak niet met de poten van hun dochter af kunnen blijven. Daar vloek ik godverrrdomme nog een keer extra voor! Als je met timmeren op je duim slaat dan moet je heel hard godverdegloeiendegeilekrommekutjezusmoederneukenindehel roepen. Daarna is de pijn meteen over.”

Muziek

“Voor muziek geldt hetzelfde als voor beeldende kunst: als het te abstract is, dan haak ik af. Een ADHD’er met een mengpaneel doet me zeer aan de oren. Nee, geef mij dan maar iemand als Sister Rosetta Tharpe. Een vriend van me, timmerman en muziekliefhebber, kwam onlangs met een plaat van haar aan. Ik was meteen verkocht. Ze zingt geweldige jarenzestig-gospel blues en speelt zelf mee op haar elektrische Gibson-gitaar. De meeste muziek die ik luister is van voor 1970. Amy Winehouse is de enige zangeres van na de jaren zeventig die ik echt goed vind. Ik weet nog dat ik thuiskwam van een optreden en een documentaire over haar zag op televisie. Ik hoorde die avond voor het eerst Rehab en Back to Black. Wat heeft die vrouw toen een indruk op me gemaakt! Het is jammer dat ze zo jong is gestorven. Datzelfde geldt voor Hank Williams, die haalde de dertig ook niet. Op 1 januari 1953 werd hij dood in zijn Cadillac gevonden met in zijn hand een lege bus pillen. Hij had – zoals veel lange mensen – last van zijn rug en gebruikte daarvoor pijnstillers. Als je daaraan verslaafd raakt en je gaat er ook flink bij drinken, dan hou je het niet lang vol. Een van de laatste nummers die hij heeft opgenomen is I’ll Never Get Out of This World Alive. Dat nummer krijgt natuurlijk een extra lading als je zijn biografie hebt gelezen.

Hank Williams

“Mijn favoriete muzikanten? Ik zou niet weten waar ik moest beginnen. Laat ik er gewoon eens een paar noemen. Als je het hebt over country, dan luister ik graag naar mensen als Hank Williams, Carl Perkins en Johnny Cash. Walk the Line – over het leven van Johnny Cash – vond ik trouwens een slechte film. Cash werd gespeeld door een nicht met een piepstem. Nee, neem dan Ray, met Jamie Foxx als Ray Charles. Die was goed! Robert Williams, B.B. King en Muddy Waters zijn mijn favoriete bluesmuzikanten. Als je country en blues samenvoegt, dan krijg je rock-’n-roll. Over het algemeen wordt beweerd dat Bill Haley de eerste was, met Rock Around the Clock, maar dat is niet waar. In de jaren veertig maakten zwarte jongens al muziek die ze ‘rocking and rolling’ noemden. Neem Louis Jordan, Lionel Hampton en Wynonie Harris. Fantastische muzikanten. Later kwamen natuurlijk Chuck Berry, Fats Domino en Little Richard. Zelf zing ik in het Achterhoeks, maar het Engels is eigenlijk veel mooier om in te zingen. Ik vind zelf dat ik wel een redelijk goede Johnny Cash in huis heb: ‘When I was just a baby, my mama told me: son, always be a good boy, don’t ever play with…’ Godverrrdomme, m’n gebit.”

Film

“Ik heb niet zoveel met film. Geef mij maar een boek, dan kun je zelf je fantasie gebruiken. The Hobbit en The Lord of the Rings hoef ik bijvoorbeeld niet te zien, omdat ik in de jaren zeventig de boeken al heb gelezen. Een film zou die zelf bedachte beelden alleen maar verpesten. Ik herinner me dat ik in diezelfde periode een keer zo stoned was als een Maleier en dat ik in de hoek van mijn atelier een klein mannetje zag staan. Hij kon zo ontsnapt zijn uit een boek van J.R.R. Tolkien. Het was geen kabouter, hij had geen puntmuts op, maar hij had wel een lange baard. Ik weet zeker dat hij niet echt was, maar op dat moment was ik helemaal verbaasd. Maar dat geheel terzijde. De naam van de roos van Umberto Eco is wat mij betreft het enige boek waarvan de verfilming – The Name of the Rose – het aanzien waard is. Sean Connery speelt een prachtrol als franciscaanse monnik.

Deliverance is de laatste film die ik in de bioscoop heb gezien. Ik woonde toen nog in Enschede, dus dat moet minimaal vijfenveertig jaar geleden zijn. De film gaat over vier mannen die samen gaan kanoën. Ik herinner me een wilde rivier, allemaal vreemde figuren die ze onderweg tegenkomen en Dueling Banjos van Eric Weissberg – de soundtrack van de film. Ennio Morricone maakt ook fantastische filmmuziek. Ik was in diezelfde tijd gek van films als The Good, the Bad and the Ugly, For a Few Dollars More en A Fistful of Dollars. Niet alleen vanwege Clint Eastwood, maar zeker ook vanwege de muziek van Morricone. A Fistful of Dollars zag ik in de jaren zestig in de bioscoop. Ik herinner me dat er jongens met van die vetkuiven voor me zaten, met de hakken op de stoel die voor hen stond. Ze hadden de film al een paar keer gezien, dus ze spraken de tekst letterlijk mee. Ik hoor het ze nog zeggen: ‘When a man with a .45 meets a man with a rifle, you said, the man with a pistol’s a dead man.’

The Good, The Bad and The Ugly (1966)

Word lid van HP/De Tijd