Spring naar de content
bron: pierre crom/hh

Tekenaar Willem: ‘Je moet boos blijven, hahaha’

Al meer dan een halve eeuw is Willem (Bernard Holtrop, 78) een van de bekendste cartoonisten van Frankrijk. Onder meer voor Libération en Charlie Hebdo drijft hij de spot met ’s werelds wrede machthebbers. Onlangs verscheen van hem een stripboek waarin hij 130 hedendaagse kunstenaars op de korrel neemt. ‘Ik hoop dat mijn tekeningen wat uithalen, maar ik ben bang van niet.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bert Nijmeijer

Willem is weer even in het land. De tekenaar-cartoonist van de krant Libération, van Charlie Hebdo en bij ons, vroeger, van HP/De Tijd, woonachtig op het eiland Groix voor de kust van Bretagne, heeft een nieuw boek te promoten. Dat gaat gepaard met fotosessies, interviews en af en toe een korte wandeling over de Amsterdamse grachten. Willem, alias van Bernard Holtrop (Ermelo, 1941) heeft er grote, witte sportschoenen voor aangetrokken.

De wandelingen gaan meestal van café naar café. Holtrop en zijn vrouw Medi, met wie hij sinds achter in de jaren zestig het leven deelt, houden van ‘het goede leven’. We zitten in café Hoppe aan het Spui: hij een borreltje, zij prosecco. Later vanmiddag wordt hij geïnterviewd in boekhandel Scheltema. Afgelopen nacht was hij op de radio, in Nooit meer slapen. Niet live, maar gistermiddag opgenomen. “’s Avonds zijn we een beetje moe.”

In het nieuwe boek, De nieuwe avonturen van de Kunst, worden ongeveer, of helemaal, 130 hedendaagse kunstenaars (Van Gogh en later) ‘op de korrel genomen’, in meest één pagina lange ‘avonturen’ in stripvorm. Hebzucht, jaloezie, collaboratie en geilheid, niets menselijks is de kunstelite vreemd. Op de cover is een sportieve uitvoering van de schilder Hitler aan het werk. 

Wat bedoel je met die cover? Heeft de kunst een Hitlerkop? 

“Nee hoor. Het schijnt dat boeken met Hitler op de cover goed verkopen, dus. Ik heb vrouw en kinderen, haha.”

“Ben je je daarvan bewust?” zegt Medi.

“Daarom zetten we Hitler op de cover. Dat verkoopt goed,” zegt Bernard. 

“Sorry Bernard, wat zei je net?”

“Moet ik alles drie keer zeggen?”

“Twee keer.”

“Daarom zetten we Hitler op de cover, dat verkoopt goed.”

Zo heftig als zijn tekeningen zijn (bloed, ingewanden, moord en doodslag), zo gewoon en relativerend zijn Willems antwoorden. Alsof zijn woede (zijn ‘colère froide’ oftewel ‘koude woede’ heet het mooi in een documentaire uit 2007) over alle wangedrag en -toestanden op de wereld helemaal in die tekeningen gaat zitten, waarna een opgeruimde, gelijkmatige persoonlijkheid overblijft. Korte antwoorden zijn het, meestal van één zin. 

‘Ik ben iemand van de twintigste eeuw. Uit de provotijd, eigenlijk nog steeds.’

Wat opvalt is hoevéél hedendaagse kunstenaars hij kent, en hoe hij van elk van hen in een kort stripje de betekenis en belangrijkste wapenfeiten weet weer te geven. Achter in het avonturenboek staan ze netjes op een rij, van Marina Abramović tot Gil Joseph Wolman, met een korte, droge omschrijving (“Weiwei, Ai (1957), Chinese kunstenaar wiens democratische aspiraties niet op bijval van het plaatselijke regime kunnen rekenen.”).

Op de binnenflap wordt zijn kennis met recht ‘encyclopedisch’ genoemd. Hij volgt die mensen allemaal, leest over ze, ook biografieën, en legt met knipsels een klein systeem van documentatie aan. 

Je tekent over, of tegen, allerhande schurken. Waren de kunstenaars aan de beurt?

“Nou, ik deed het in Charlie Hebdo, eerst, later wilde het blad Bozar Magazine het ook wel hebben. Dus toen deed ik het maar voor hen. Ik bezoek veel exposities en zo. Ik interesseer me wel voor al die mensen.”

Ze komen er niet genadig vanaf. 

“Dat hoeft ook niet, nee.”

Zijn het allemaal van die verschrikkelijke mensen? 

“Een beetje pretentieus, soms.”

De meeste mensen in het boek deugen niet.

“Och. Er is niks mis met die mensen. Ze doen gewoon hun werk.”

De barvrouw. “Voor mij hetzelfde. Prosecco,” zegt Medi. “Het is heel lekker in je keel,” zegt ze, terwijl de barvrouw wegloopt. “Dat is echt waar.”

Tekst gaat onder de foto verder.

Cartoonist Willem (Bernard Holtrop) in Parijs met een van zijn nieuwe tekeningen in de krant Liberation.
Foto: Pierre Crom/ANP

Zijn eerste politieke cartoons verschenen in 1965 in het blad Provo. In 1968 verhuisde hij naar Parijs, waar hij op een terras bij toeval eens naast de knappe Noorse tekenares Medi kwam te zitten. Hij tekende voor Hara-Kiri, dat later Charlie Hebdo werd, waar hij nog steeds wekelijks voor tekent. Sinds 1981 levert hij dagelijks een tekening aan Libération (of twee, dan mogen ze kiezen). Op 7 januari 2015 was hij op weg naar de redactie, toen Saïd en Cherif Kouachi er negen van Holtrops collega’s, zijn vrienden in sommige gevallen, twee politieagenten en een conciërge vermoordden. 

Vijf jaar geleden, die dag in januari, was je onderweg naar Charlie Hebdo…

“O, dat heb ik al zo vaak verteld. Moet dat nou weer?”

Nee hoor, niet per se. Hoe kijk je er vijf jaar later naar? 

“Het is een ramp. Al die goeie jongens die wegvielen in een paar minuten.”

Medi: “Mag ik iets zeggen? Toen dat gebeurde, was Bernard eigenlijk de enige die zei: wij moeten tekenen. Wij moeten doorgaan. Zij waren zo aan het huilen. Bernard zei de hele tijd: we moeten doorgaan.”

Je sprak de overlevenden in de dagen erna? 

“De volgende dag, ja.”

Ze waren in totale shock natuurlijk. 

“Natuurlijk. Als je zo’n bloedbad voor je ogen ziet. Ik heb het niet gezien. Zij wel.”

Willems tekeningen tonen hoe ‘de macht’ is gebouwd op bloed, seks en geweld. Dat moet elke werkdag gebeuren, vijf dagen in de week, twee tekeningen per dag. Op vrijdag en zaterdag is hij met pensioen, zegt hij. De leeftijd heeft hij allang. “Over vier weken ben ik, ehm, 78. Of 79.”

Voel jij je zo langzamerhand niet een gezant uit een andere tijd? 

“Ik ben iemand van de twintigste eeuw. Uit de provotijd, eigenlijk nog steeds.” 

Was dat een betere tijd? 

“Dat weet ik niet, maar ik voelde me er wel in thuis.”

Waarom? 

“De oproerige stemming. Nu moeten mensen erg op hun woorden letten, dat ze wel politiek correct zijn. Dit zijn voorzichtiger tijden.”

Voel jij je nog even relevant als vroeger? 

“Dat hoop ik dan maar hè? Er is zoveel te tekenen nog. Over al die potentaten en het Midden-Oosten en overal.”

Halen ze wat uit, die tekeningen? 

“Ik hoop het, maar ik ben bang van niet. Anders zag de wereld er nu wel anders uit.”

Nu moeten mensen erg op hun woorden letten, dat ze wel politiek correct zijn. Dit zijn voorzichtiger tijden.

Het zouden gouden tijden voor politieke cartoons moeten zijn. De slechteriken lijken aan de winnende hand. Regeringsleiders als Trump, Bolsonaro en Orbán oogsten succes met onverholen slechtheid. Hun fans lachen kritiek uit de hoek van de tegenpartij honend weg. De kans dat een tekening ze op andere gedachten brengt is klein, denk ik.

“Ik hoop dat je sommige mensen op andere gedachten krijgt. En dat je laat zien: die is een klootzak en daar moet je niet op stemmen. En waarom, omdat hij dat en dat doet.”

Kun je ook aardige mensen tekenen? 

“Ja, maar daar heb je niks aan. Het gaat juist over de schoften. Je kan ook stillevens tekenen, landschapjes, dat doe ik ook niet.”

“Kijk in mijn ogen,” zegt Medi tegen haar man. 

“Ik heb tegenlicht, Medi.”

Zijn slechte mensen interessanter? 

“Als er een verhaal in zit, ja, dan wel. Een verhaal van twee mensen die verliefd worden, gaan trouwen, kinderen krijgen en zo, wat is daar nou over te maken? Niks.”

Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar. 

“Ja. Er moet iets misgaan. Dan wordt het interessant.”

Aan onderwerpen geen gebrek, met de huidige zegetocht van rancuneus rechts. Tegelijkertijd lijkt de bewegingsruimte voor politiek tekenaars kleiner geworden. 

Zijn het nou goeie of juist slechte tijden voor cartoonisten?

“In Frankrijk word je tegenwoordig aangeklaagd wegens haatzaaien, weer iets nieuws. Tekeningen over het Midden-Oosten. Israël en Palestijnen. Nou, dat is altijd mijn werk geweest, haatzaaien, lijkt het.” 

Ben jij al aangeklaagd? 

“Soms, ja.”

Wat was dan de aanklacht? Wat voor haat zou jij zaaien? 

“Tussen Israëliërs en Palestijnen.”

Het laat ook zien dat men zich nog wel degelijk bekommert om cartoons.

“Nogal. In The New York Times willen ze geen politieke cartoons meer. Er was er eentje, ook over Israël, toevallig. En die werd door een heleboel mensen antisemitisch gevonden. Toen zeiden ze: dan doen we geen cartoons meer. Nog wel illustraties, maar dan zegt de redactie precies wat ze wil hebben. Dat is wat anders. Cartoonisten zijn vrije jongens hè.”

Staat die vrijheid onder druk?

“Ja. Als één krant begint, doen andere het ook.”

Hoe moeten cartoonisten daarmee omgaan?

“We gaan gewoon door. Je moet je niet laten intimideren.”

Cartoon van Willem

‘De politieke cartoon’ sinds de jaren zestig, alle tekeningen van jou en jouw collega’s, wat heeft dat voor effect gehad? 

“Ik hoop dat het de mensen een beetje door elkaar schudt. Dat ze denken: o, op zo’n manier kun je het ook zien.”

En nu, met jouw nieuwe boek, moet de kunst worden aangepakt?

“Nee hoor. De kunst gaat gewoon door. Dat is het leuke met kunst: er worden steeds nieuwe dingen verzonnen. Het staat nooit stil.”

Is de kunst behalve leuk verder ook nog van belang? 

“Nou, dan heb je dus die gekke Rus, die Pavlenski. Die staat ook in het boek. Hij had z’n mond dichtgenaaid, en z’n ballen op het Rode Plein gespijkerd. En nu is hij in Frankrijk bezig. Hij heeft een hele gemene sekstape gepubliceerd van een politicus (een kandidaat voor het burgemeesterschap van Parijs – red.), die zich onmiddellijk heeft moeten terugtrekken uit de politiek, hahaha. Voor hem is dat kunst, ja. Om te protesteren tegen de hypocrisie van, eh…”

De kwaliteit van conceptuele kunst is heel moeilijk te beoordelen, of je nou naar iets geweldigs kijkt of naar de nieuwe kleren van de keizer.

“Er wordt een heleboel onzin gemaakt. Dat mag je zeggen, en laten zien.”

“Mag ik nog een glaasje drinken?” zegt Medi.

Bernard: “Omdat je het zo vriendelijk vraagt.”

Medi: “Of ik nog een glaasje drinken mag?” 

“Tuurlijk,” zegt Hansje Joustra, de promotiebegeleider van uitgever Concerto Books. Hoppe is een rumoerig café. De muziek staat hard, mensen praten hard, de telefoon rinkelt luid.

Jullie houden van wijn hè? 

Bernard: “Ook van jenever hoor.”

Is het leven te verdragen zonder drank? 

“Zolang ik me kan herinneren heb ik altijd een actief caféleven geleid.”

Maar een leven zonder glas…? 

“Als een dokter zegt dat ik niet meer mag drinken, zou dat geen problemen opleveren, denk ik. Het zou wel kunnen, maar het zou niet zo leuk zijn.”

Wat is dat dan? Vind je het prettig, geeft het verzachting, of.. 

“Het is een soort… net zoals mensen een sigaret in de hand moeten hebben. Het is ook gezellig.”

Medi: “Wij drinken heel veel allebei. Bernard drinkt meer dan ik, maar als ik drink, drink ik veel. Bernard drink altijd weinig.”

Bernard: “Wel regelmatig.”

Medi: “Regelmatig, maar de hele tijd. Vanaf twaalf uur, tot eh, de hele tijd. Wij drinken echt veel samen. Heel veel samen. En altijd met vrolijkheid. Wij huilen niet in het glas.”

Je kan ook aardige mensen tekenen, maar daar heb je niks aan. Het gaat juist over de schoften

Maar het leven is toch een mooie klotezooi, al met al.

“Ja, anders was er niks aan te tekenen hè?”

Waar vind jij troost, van al die ellende? 

Medi: “In mijn armen!”

En in de drank natuurlijk. 

Medi: “Nee. Er is geen troost in drank. Er is rust in drank. In de drank is er rust, voor Bernard. Als hij drinkt, dan werkt hij niet, dus het is rustig. En we drinken samen, dus we zijn ook rustig samen. Maar het is geen troost.”

Dat hebben jullie niet nodig? 

Medi: “Nee, ik niet.”

Bernard: “Ik ook niet.”

Medi: “Wij hebben ongelukkige dingen gehad. Wij dronken wel wat, maar niet meer dan altijd.”

Bernard: “Wij staan niet stil bij dingen die gebeurd zijn. Wij gaan door.” 

“Altijd doorgaan,” zegt Medi.

Het leven op het eiland Groix is eenvoudig en goed. Op de post voor meneer en mevrouw Holtrop hoeft geen huisnummer, de postbode weet waar ze wonen. De ellende op de wereld is er ver weg, zou er vrij gemakkelijk genegeerd kunnen worden. 

Jullie kunnen ook van je oude dag genieten, fijn op het strand naar de branding kijken. 

Op Groix heb je weinig strand, zegt Medi. Meest rotsen, waar de golven op stukslaan. “Wij zitten niet op het strand. Wij zitten in het café en drinken bier.”

Behalve dat is er het werk. Tweemaal daags krijgen de gruwelijkheden op het wereldtoneel of een kunstenaar een weergave in een Willem-tekening. Tekenen lijkt een noodzaak als wijn en ademhalen, al zal hij zelf bij een dergelijke, beetje gezwollen constatering vermoedelijk zijn schouders ophalen en iets relativerends zeggen. 

Medi: “Bernard heeft zijn werk. Werk, werk. Altijd het werk. Het is altijd: wat doe ik, wat ga ik doen. Het werk is Bernard. Bernard is ontzettend gedisciplineerd. Half zeven opstaan, nieuws luisteren op de televisie en de radio, krant kopen en aan het werk.”

“Je moet nieuwsgierig blijven, je ogen openhouden,” zegt Bernard.

Het is niet iedereen gegeven om nieuwsgierig te blijven met het klimmen der jaren. 

“Je moet niet terugvallen in tevredenheid. Boos blijven, hahaha.”

Medi: “Ik ben boos, jij niet.”

“In mijn werk wel.” 

“Bernard is heel zachtaardig. Ik ben boos.”

Het is half vier. Over een uur is het interview in de boekhandel. Hier nog één doen, overleggen ze met Hansje Joustra, of komen ze onderweg naar Scheltema nog wat tegen?

Word lid van HP/De Tijd