Spring naar de content

Familiewagentjes en leasebakkies

De Auto van het Jaar-uitverkiezing bestaat alweer sinds 1964. Wie de winnaars op een rijtje zet, ziet meer dan een halve eeuw aan menselijk vernuft en creativiteit. Dit jaar is de Peugeot 208 de terechte kampioen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jo Simons

Het is niet helemaal duidelijk of je nu nog trots rondrijdt met die gele sticker van ‘Auto van het Jaar 1998’ op de achterruit van je Alfa Romeo 156, maar ach, het was in die tijd geen verkeerde auto, zullen we maar zeggen.

Deze prijs zou dit jaar voor de 56ste keer uitgereikt worden. Het was een van oorsprong Nederlands initiatief van de ‘moeder aller autojournalisten’ Fred van der Vlugt. Geheel volgens traditie op de Autosalon van Genève, ware het niet dat die op de valreep niet doorging door het coronavirus. Een beetje lullig voor al die dure gereserveerde Zwitserse hotelkamers en tickets, maar menig journalist was blij dat hij dit jaar thuis op de bank zat. Veel nieuws werd er niet verwacht – behalve die winnaar dus. Het beetje nieuws van dit jaar was al vergeven voor de Autosalon in Brussel.

Voor wie niet weet waar we het over hebben, even in het kort de criteria voor de Auto van het Jaar-verkiezing:

De auto moet zijn geïntroduceerd in de twaalf maanden voorafgaand aan de uitreiking van de prijs. Hij moet te koop zijn in minimaal vijf Europese landen en een minimale verwachte verkoop van vijfduizend stuks hebben.

Kandidaten worden beoordeeld op design, comfort, veiligheid, verbruik, rijeigenschappen, prestaties, functionaliteit, milieubelasting en de prijs.

Uit de longlist van 35 auto’s volgt een shortlist van zeven; daaruit kiezen zestig juryleden uit 23 landen de winnaar. Voor Nederland zitten ANWB-autospecialist Gert Wisse, Jaco Bijlsma van Autovisie en Peter Hilhorst van De Telegraaf in de jury.

Wie de lijst van winnaars doorneemt, maakt een nostalgische tocht langs kleine familiewagentjes en leasebakkies: Escort, Golf, Clio, Mondeo, Bravo, Punto, Omega, Micra, Focus, Uno. Klassiekers en bestsellers, de Golf en de Kadett ook, maar ook complete drama’s.

De eerste Auto van het Jaar was de Rover 2000, een kleine ramp op wielen.

Wat te denken van de eerste Auto van het Jaar in 1964? De Rover 2000, een kleine ramp op wielen die stond voor alles wat de Engelse auto-industrie de kop zou kosten. Het eigenwijze design met de wigvorm was niet overal geliefd, de motoren waren groot en benzineslurpend en de onderdelen waren vooral afkomstig van Engelse bodem, wat de betrouwbaarheid niet ten goede kwam, en de dingen roestten ook nog eens weg onder je kont. Daar kon een corroderende aluminium motorkap niets aan veranderen. Engelse auto’s, het waren dingen – net als de Engelse motorfietsen – waar een sleutelaar een leven lang plezier van kon hebben, maar waar de gewone consument hoofdpijn en een zere beurs van kreeg. 

Het kleine vernuft van de 2000 – die ook geleverd werd als de achtcilinder 3500, waar prinses Gracia van Monaco in verongelukte – zat hem in de carrosserie. De losse onderdelen hiervan waren aan een frame geschroefd en makkelijk vervangbaar. Handig bij al dat geroest. Het reservewiel kon met een kleine aanpassing aan het kofferdeksel erbovenop geschroefd worden: stoer! Er staan er nog heel wat in garages en schuurtjes van liefhebbers te roesten en te wachten op restauratie, die in veel gevallen niet meer zal plaatsvinden.

Geiniger is het om in plaats van naar de ‘verstandige’ winnaars te kijken naar plek twee en drie, waar de verborgen liefdes van de juryleden een plaatsje kregen.

Bij de eerste uitverkiezing in 1964 ging de tweede plek naar de Mercedes-Benz 600, een onbetaalbare limousine die te boek stond als ‘beter dan Rolls Royce’, waar bondskanselier Konrad Adenauer in vervoerd werd en met hem de groten der aarde.

Twee jaar later was het de Rolls Royce Silver Shadow, die voorzien was van heuse schijfremmen rondom en van Citroën in licentie overgenomen hydropneumatische vering.

De verzameling eerste, tweede en derde plaatsen van de Auto’s van het Jaar zou een fantastisch museum opleveren met hoogtepunten van meer dan een halve eeuw menselijk vernuft en creativiteit.

De Peugeot 208 rijdt als de spreekwoordelijke brandweer, met een interieur die zijn weerga niet kent.

Maar we moeten het doen met hier en daar nog die trotse gele sticker op de achterruit van een Fiat Panda of Toyota Prius.

Geen autoshow in Genève dit jaar dus, maar wel de uitverkiezing van de Auto van het Jaar: de Peugeot 208. Zoals het hoort een kleine gezinswagen met een hoge aaibaarheidsfactor en een hoop kleine leuke dingen, in potentie een verkoopsucces. 

Een ‘gewone auto’, misschien wel de laatste der Mohikanen, want de nummers twee en drie zijn de Tesla 3 en de Porsche Taycan, elektrisch aangedreven modellen waarvan iedereen verwacht had dat ze zouden winnen.

Een gewone auto, leverbaar met diesel, benzine en elektromotoren, met een flitsend uiterlijk en een keur aan kleine extra’s die normaal alleen in een paar prijsklassen hoger te vinden zijn. Hij rijdt als de spreekwoordelijke brandweer, met een interieur die zijn weerga niet kent, in een futuristische vormgeving met driedimensionale klokken en beeldschermen.

Een heel bijzondere gewone auto en de terechte Auto van het Jaar 2020.

Vanaf €17.800 voor een gewone benzine-uitvoering.

Word lid van HP/De Tijd