Spring naar de content
bron: anp

Frans in quarantaine: tuin van bewaring

HP-medewerker Frans van Deijl zit, net als de rest van het land, in quarantaine. Op deze plaats komt hij drie keer per week met berichten van het corona-front. Vandaag: tuin van bewaring.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frans van Deijl

Dit weekend werd het leven verder teruggesnoeid tot de tuin. Meer dan ooit prijs ik mezelf gelukkig dat we er überhaupt een hebben. De tuin als luchtplaats. Elf stappen
van west naar oost. Vijf, op z’n breedst, van noord naar zuid. Onderweg telde ik 32
tegels. Op het deel waar kasseien als broodjes in het schap gerangschikt liggen, zag ik plukken gras waarvan ik ineens vond dat die hevig detoneerden en eerdaags weggehaald moesten worden. Moeders zei zenuwachtig te worden van mijn ijsberen, van de luid gezongen liedjes van vroeger uit de kerk die kwamen bovendrijven. “Ik wandel in het licht van Jezus, ik wandel in het licht met Hem”. Kleine jongen van Hazes, keerde trouwens ook vaak terug in het repertoire.

De struiken hoefden nog niet te worden geknipt, aangezien er geen takken overhangen bij de buurman, die ook thuiszit en voor zover bekend geen hobby’s heeft. Overigens is een andere buurman de godganse dag in de weer met een bladblazer, hogedrukspuit of enig ander apparaat dat een teringherrie maakt. Het is dezelfde figuur die ik er ooit op betrapte het voorste deel van zijn tegeltuin te stofzuigen.

Dit is natuurlijk wel de ideale gelegenheid om mijn eigen tuin om te bouwen tot natuurtuin. Beter voor de bloemetjes en bijtjes, voor het riool dat minder regenwater krijgt te verwerken. Maar ja, waar te beginnen? Ik mis de groene vingers en mij ontbreekt het bovenal aan doorzettingsvermogen. Die eerste schep in de grond gaat nog wel, maar daarna daalt al gauw een besef in van de volstrekte nutteloosheid der dingen. Maar met het oog op de onvermijdelijke lock down, deze of volgende week, zal het de enige ruimte buitenshuis zijn waar ik en mijn gebroed zich mogen ophouden.

Moeders zei zenuwachtig te worden van mijn ijsberen, van de luid gezongen liedjes van vroeger uit de kerk die kwamen bovendrijven.

Ik zou een strook kunnen inrichten als moestuin. Zijn we meteen af van de supermarkten en die irritante hamsteraars. Op internet lees ik dat zaad van spinazie er vier tot zes weken over doet om tot wasdom te komen en eetbaar te zijn. Dan zijn we allang dood en begraven.

Achterin, tegen de schutting, zouden de bomen weg kunnen die dan ruimte vrijmaken voor zo’n tiny house. Dat wordt dan mijn plek. Bureautje, stoeltje, hoogslaper, misschien nog een keukentje erin. Zijn we in een klap af van het ruimtegebrek, want behalve mijn vrouw bivakkeert nu ook de Jongste Zoon vaker dan ons allemaal lief is in en om het huis vanwege nieuwe schoolactiviteiten en een allengs luider wordende roep om niet meer naar de voetbalvelden te gaan. De Oudste Zoon heeft een tussenjaar. Geen idee wat hij allemaal uitspookt op zijn kamer, maar hij is een stoïcijn van nature en die hebben nooit ergens last van.

Dan hebben wij nog een tuinbank van steigerhout, die wij naar de Haarlemse maker ervan altijd de Van Abbevé-bank noemen. Met kussens erop is het daar, na tweeën ongeveer, als de zon vrij baan heeft, uitstekend toeven. Konden we die bank niet overspannen en inpakken met glazen puien, of zo? Aldus overleefde ik het weekend in mijn tuin van bewaring, eigenlijk nog best rimpelloos, maar iets in mij zegt dat ik me nog niet rijk moet rekenen.

Lees hier de vorige afleveringen terug.