Spring naar de content
bron: anp

Eten van hiernaast: de revival van de voedselcoöperatie

Voedselcoöperaties, oftewel: mensen die gezamenlijk hun eten kopen bij lokale boeren. In de Randstad (Lekkernassûh, Voko Mokum), in de periferie (de Autark, Ús Iten): overal duiken ze op. Hoe werkt het? En wat drijft de deelnemers? ‘Waarom vlees uit Argentinië, peultjes uit Peru en aardappels uit Polen als je alles naast de deur kunt kopen?’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Smit

Salland, zaterdagochtend eind januari. Natascha Kloosterman, woonachtig aan de rand van Broekland, meandert in haar antracietgrijze Volvo V70 over een van smalle weggetjes rondom dit pittoreske Overijsselse kerkdorp. Ze gaat boodschappen doen. Niet alleen voor haar eigen gezin, niet bij de Albert Heijn, Jumbo of Boni, nee, voor zo’n vijftien huishoudens, bij boeren en tuinders in de buurt.

Kloosterman, chemicus van beroep, is lid van de Autark, de voedselcoöperatie van Broekland, een club met zo’n 25 deelnemers die gezamenlijk lokaal eten kopen. Zij kunnen via de website wekelijks hun bestellingen doorgeven. Bij toerbeurt haalt een van de leden (de ‘opmakers’) die op zaterdag op bij de – in totaal – negen aangesloten leveranciers (de ‘makers’). Vandaag is het de beurt aan Kloosterman.

Fruitbedrijf Van Vilsteren in het zo’n vier kilometer verderop gelegen Boerhaar is haar eerste bestemming. In de boerderijwinkel, waar naast zomerfruit uit de eigen boomgaard tal van andere streekproducten te koop zijn, staan de jute boodschappentassen al klaar. Gevuld en al. “Een behoorlijke vracht,” concludeert Kloosterman. Dat is niets te veel gezegd. De tassen passen maar net in de auto.

Een korte stop bij Zorgboerderij De Horsthoeve voor eigengemaakte aardbeiensaus en hup, door naar het op een steenworp afstand gelegen biologische pluimveebedrijf van Evert Tuïnk voor dertien dozen eieren. En dan uitladen bij een van de schuren op het erf van Henk en Diny Korterink die de Autark mag gebruiken als verdeel- en zenuwcentrum. Genereus? Mwah, gewoon ‘hartstikke leuk’, lacht Korterink, die de deur opent en de gaskachel en het koffieapparaat aanzwengelt, terwijl Kloosterman de grijze kratten op de tafels zet waarin ze vervolgens de bestellingen per deelnemer sorteert.

Ik vind het niet nodig om mijn peultjes uit Kenia te halen. In de omgeving is keuze genoeg.

Een mooi initiatief, de voedselcoöperatie, vinden beide dames. Kloosterman: “Ik zeg altijd: waarom moet je rundvlees uit Argentinië, peultjes uit Peru en aardappels uit Polen op tafel zetten als je alles ook naast de deur kunt kopen? Dan weet je waar het vandaan komt, dat het eerlijk gemaakt is tegen een eerlijke prijs. Dat voelt gewoon beter.”

“En het is nog gezellig ook,” vult Korterink aan. “Bij de koffie ontstaan spontaan allemaal nieuwe initiatieven. Prachtig toch?”

Zo’n drie jaar is de voedselcoöperatie inmiddels actief. Met succes. Begonnen met zijn tienen telt Autark inmiddels zo’n kleine 25 leden van wie de meesten wonen in of rond Broekland. De ‘oogst’, naast de voedselcoöperatie: onder meer een energiecoöperatie-in-spe, Broekland bloeit, een initiatief om, ter bevordering van de biodiversiteit, op alle ‘verloren’ plekken in het dorp kleine bloemenweiden aan te leggen, en een eigen moestuin. Een rijke oogst, al is dat laatste nu ook weer niet zo verwonderlijk.

Want Broekland bruist. Er zijn niet alleen tal van verenigingen actief, jaarlijks organiseren de ruim 1100 inwoners onder meer twee meerdaagse feesten (de Kôle Kermse, Broeklanderfeest), een popfestival (Broekrock) en een boscross voor paarden (Broekelo) die honderden bezoekers trekken. Een groot deel van de opbrengsten van die evenementen vloeit terug naar de lokale gemeenschap. Onder meer het dorps- annex clubhuis met sportzaal en de grond waarop de feesten plaatsvinden zijn ermee gefinancierd. De Autark – letterlijk: zelfvoorzienend – past in dit plaatje.

Voedselcoöperaties en -collectieven, buurderijen, groenteclubs, voko’s of, zoals de Vlamingen zeggen, voedselteams. In onder meer de Randstad (Voko Mokum, Food Coop Amsterdam Oud-West en Noord, Voko Utrecht, Lekkernassûh in Den Haag, Biobulkbende in Rotterdam), Enschede, Amersfoort, Nijmegen, Maastricht, in de periferie (Broekland, Sijbrandaburen, Brummen, Susteren, De Rijp) schieten ze als paddestoelen uit de grond. Ze bestaan uit tien tot enkele honderden deelnemers die gezamenlijk besluiten om bij lokale boeren en tuinders voedsel en andere producten te kopen. Groente, fruit, aardappels, zuivel, eieren, vlees, maar soms ook vis, honing, asperges, appelsap en bloemen. Vaak louter biologisch (al dan niet gecertificeerd), soms vegetarisch of veganistisch, maar steeds met de nadruk op lokaal.

Voedselcooperatie ‘de Autark’ in Broekland haalt zelf eten op bij boeren en verdeelt dit onder de leden om lokale en milieuvriendelijke voedselproductie te stimuleren. De ophaler van dienst is deze zaterdag Ralph Mulders.

Foto: ANP/Bram Petraeus

Bestellingen, logistiek en distributie regelen de deelnemers onderling. Een keer per week kunnen ze hun boodschappen doorgeven, een van hen haalt die op en op een centrale plek worden de producten verdeeld, soms gecombineerd met een gezamenlijke maaltijd en/of de verkoop van droogwaren (bonen, muesli, pasta, noten), oliën en andere producten.

Hoeveel van deze voedselcoöperaties Nederland inmiddels telt, is onbekend. Maar wie een kleine inventarisatie doet en zijn oor te luisteren legt bij (ervarings)deskundigen en andere ‘experts’, komt al snel op een kleine honderd. Vooral in Zuid-Holland, Friesland en Overijssel, waar de provincies (al dan niet met lokale afdelingen van Natuur & Milieu en andere organisaties) nieuwe initiateven stimuleren en begeleiden, neemt het aantal collectieven de laatste jaren zienderogen toe.

Hoe die populariteit zich laat verklaren? “Precies weten we het niet, om de eenvoudige reden dat er eigenlijk nog nooit echt goed onderzoek naar is gedaan, maar het houdt ongetwijfeld ook verband met de huidige aandacht voor klimaatverandering,” meent Sandra van Kampen. Zij is voormalig adjunct-directeur van Urgenda, de organisatie die overheid via de Hoge Raad heeft gedwongen extra maatregelen te treffen tegen de uitstoot van broeikasgassen, en richt zich nu op de voedseltransitie in de vorm van initiatieven die een andere manier van eten produceren en consumeren bevorderen.

Ketenverkorting, oftewel het inkorten van de weg die voedsel aflegt van producent tot consument, is daarbij een optie. Voedselcoöperaties verkorten de keten. Maar er zijn meer mogelijkheden, bijvoorbeeld rechtstreeks kopen bij de boer, al dan niet in de vorm van een oogstabonnement, investeren in een boerderij in ruil voor een deel van de oogst, een coöperatieve winkel beginnen of gezamenlijk een (gemengd) boerenbedrijf starten en een boer in dienst nemen (ondersteund door de organisatie Herenboeren Nederland). Naar schatting ‘enkele tienduizenden’ Nederlanders hebben zich volgens Van Kampen bij een van deze initiatieven aangesloten.

Wat deze mensen drijft? Zorg om milieu en klimaat, dierenwelzijn, gezondheid, solidariteit met de lokale boeren– de motieven zijn divers en kunnen per persoon verschillen. Maar er is wel een gemeenschappelijke noemer: kritiek op het gangbare voedselsysteem. Jan Willem van der Schans, als onderzoeker aan Wageningen Universiteit en Research (WUR) gespecialiseerd in korte ketens: “In de huidige voedingsindustrie hebben grote spelers als Unilever en Nestlé het voor het zeggen. Die bepalen wat er op ons bord ligt. Veel consumenten pikken dat niet meer. Die willen onbewerkte producten, met de seizoenen mee eten. Dus gaan ze op zoek naar alternatieven.”

De deelnemers aan de voedselcoöperaties stemmen met de winkelwagen, geheel in lijn met het momenteel overheersende neoliberalisme.

Chioggia-bieten en paarse en gele wortels van Peter van de Erve uit Goudswaard, winterpostelein (‘de sla van de winter’) van zorgboerderij Beversoord uit de Hoeksche Waard, savooikool van Landzicht Biologisch uit Strijen: de ruim driehonderd mensen die deze woensdagavond in januari in de oude gymzaal van een voormalige school in de Haagse Zeeheldenbuurt hun groentepakket komen ophalen, hebben aan (kleur)variatie op hun bord geen gebrek de komende dagen. Ze zijn het gewend. Veel van hen bestellen wekelijks zo’n tas vol verse groente, afkomstig van boeren, tuinders en kwekers binnen een straal van vijftig kilometer rond Den Haag. Ze maken deel uit van Lekkernassûh, een gemeenschap van mensen die samen werken aan een eerlijk, lokaal voedselsysteem in en rondom de residentiestad.

“Een gemêleerd gezelschap,” vertelt Gea Helms, sinds vier jaar betrokken en lid van het communicatieteam van Lekkernassûh. “Veel millennials, maar ook ouderen: de helft is ouder dan 35 jaar. Gezinnen, studenten, ambtenaren, expats, alternativo’s: een mooie dwarsdoorsnee van de Haagse samenleving.”

Helms (36), kwaliteitsmanager van professie, is lid omdat ze duurzaam consumeren belangrijk vindt. “Mijn keuzes hebben impact op het milieu. Ik vind het niet nodig om mijn peultjes uit Kenia te halen. In de omgeving is keuze genoeg. En je leert nog allemaal leuke mensen kennen ook.”

Lekkernassûh is in 2014 opgericht door Liselotte Bredius. Zij runde in de oude gymzaal de Volkskeuken, een pop-uprestaurant waar iedereen een keer in de week tegen een schappelijke prijs een gezonde maaltijd kon komen nuttigen. Een maal met verse ingrediënten, afkomstig van de stadsboerderij of biologische boeren uit de directe omgeving. Waarom zou die ruimte niet ook kunnen worden benut als centraal punt om dit verse voedsel collectief in te kopen en diezelfde woensdag te verdelen, filosofeerde Bredius.

Aldus geschiedde. De animo is groot. Zo’n duizend mensen ontvangen de wekelijkse nieuwsbrief, zo’n vijfhonderd plaatsen regelmatig een bestelling. Ook kunnen zij terecht in de verpakkingsvrije winkel, waar meegebrachte voorraadpotten, zakjes of bakjes kunnen worden gevuld met peulvruchten, granen, rijst, noten en andere droogwaren. Een deel van die producten komt van ver. Twee keer per jaar meert in Scheveningen een boot uit Portugal aan om de voorraden droogwaren en olijfolie aan te vullen. Een zeilboot, welteverstaan.

Ze mogen dan ineens overal oppoppen, nieuw zijn ze niet bepaald, deze voedselcoöperaties.

Al in de tweede helft van de negentiende eeuw, het begin van de industrialisatie, ontstonden in veel Europese landen zogeheten verbruikscoöperaties. Te beginnen in het Verenigd Koninkrijk. Ingegeven door schrijnende arbeidsomstandigheden met lange werkdagen en lage lonen startten textielwerkers uit Rochdale, een plaats in het Engelse graafschap Greater Manchester, daar in 1844 een coöperatieve vereniging (The Rochdale Society of Equitable Pioneers) voor de in- en verkoop van brood, levensmiddelen en kleding aan hun leden.

In Nederland kregen de eerste arbeiderscoöperaties pas in de laatste decennia van diezelfde eeuw voet aan de grond. Zij verenigden zich in 1905 in de Nederlandse Coöperatieve Bond. Een onderafdeling van deze bond was de Handelskamer, die de centrale inkoop verzorgde. De Handelskamer werd later de Coöperatieve Groothandelsvereniging de Handelskamer (HAKA). Die vormde samen met de socialistische verbruikscoöperaties, verenigd in de Bond van Arbeiderscoöperaties, in 1920 met 380 aangesloten coöperaties en ongeveer 200.000 leden de Centrale Bond van Nederlandse Verbruikscoöperaties.

Door fusies en de toenemende welvaart is het aantal verbruikscoöperaties in de jaren zestig sterk geslonken – Coop, de huidige coöperatieve supermarktketen met ongeveer 300 vestigingen, is hiervan een overblijfsel.

Ook veel reformwinkels, natuur- en biologische speciaalzaken zijn ooit begonnen als voedselcoöperaties. Mede ingegeven door schaalvergroting is er van dit coöperatieve gedachtegoed binnen de sector niet veel meer over. Een doorn in het oog van sommigen, onder wie Luuk Rövekamp, een bedrijfskundige die zijn carrière begon bij supermarktketen Plus en zich vervolgens jarenlang ‘het rubber van de banden reed’ om lokale voedselcöoperaties over te halen zich aan te sluiten bij biologische supermarktorganisatie Estafette Odin – inmiddels Odin geheten.

Die missie lijkt redelijk geslaagd. Nadeel: de coöperatieve idealen hebben een deel van hun glans verloren. Reden voor Rövekamp om Odin in 2008 de rug toe te keren, voor zichzelf te beginnen als organisatieadviseur voor ‘waardegedreven organisaties’ en, met de wind van de slowfoodbeweging in de rug, weer met twee voeten in de volle grond vanaf nul te starten. Samen met een aantal gelijkgestemden richtte hij in Maastricht een coöperatieve tuinderij met biologische groenten op. Na een stevige aanloopperiode resulteerde dit in 2018 in Gedeelde Weelde, een coöperatieve winkel met op ecologisch verantwoorde en duurzame wijze geproduceerde voedings- en levensmiddelen, vlak bij het centrum van de stad. Ook is hij voorzitter van Voedsel.Coop, een organisatie die voedselcoöperaties initieert en ondersteunt.

Zorg voor klimaat en milieu, transparantie, inspraak, maar vooral de mogelijkheid om samen met anderen mee te werken aan een ideaal – dat is volgens Rövekamp wat deelnemers aan deze collectieven drijft. “Het is om de hoek, je hebt handelingsperspectief. Dat maakt mensen enthousiast.”

Bang dat deze nieuwe initiatieven, net als verbruikscorporaties en de natuurwinkels van het eerste uur, binnen korte termijn aan hun eigen succes dan wel schaalvergroting en/of verschillen van inzicht over de te varen koers ten onder gaan, is Rövekamp niet. “En ook al zou dat zo zijn, dan is het toch de moeite waard om het te doen. Het model heeft zich bewezen. Kijk maar naar de Verenigde Staten. Daar realiseren dit soort inkoopcombinaties soms omzetten waar Albert Heijn jaloers op kan zijn.”

WUR-onderzoeker Jan Willem van der Schans kan zich grotendeels wel in dit vertoog vinden. Wat hem verder opvalt: de idealen zijn veranderd. “Verbruikscoöperaties en de biologische voedselcorporaties uit de jaren zeventig waren sterk politiek gedreven, op het anarchistische af. Politieke motieven hebben de huidige deelnemers nog steeds. Ze willen de lange voedselketens omverwerpen. Maar dat doen ze niet meer door met het beschuldigende vingertje naar de overheid te wijzen, laat staan door met zijn allen bij het hoofdkantoor van Ahold of Vion (de grootste Nederlandse vleesproducent – red.) te gaan demonstreren. De huidige voedselcoöperaties zijn meer mainstream. De deelnemers stemmen met de winkelwagen, geheel in lijn met het momenteel overheersende neoliberalisme.”

En mocht die toenemende populariteit al zijn ingegeven door initiatieven in het buitenland, dan zijn dat volgens de onderzoeker eerder op solidariteit gefundeerde collectieven als Gruppi di Acquisto Solidale (Italië) en AMAP (Frankrijk) en de Britse box schemes, waarbij boeren hun producten rechtstreeks verkopen aan de consument, dan de slowfoodbeweging. “Slowfood is toch meer elitair en hedonistisch, van de Leidse sleutelkaas, Oosterscheldekreeft en gepensioneerde chirurgen die elkaar leuke adresjes gaven van wijndomeinen waarvan nog nooit iemand had gehoord.”

De impact van voedselcoöperaties en andere vormen van ketenverkorting is volgens Van der Schans (nog) klein. Toch juicht hij deze initiatieven toe. “Ik zie het vooral als het aanboren van utopische energie. Gebruik die energie! Als je iets wilt veranderen, heb je idealen nodig. Je moet ergens beginnen. Ik bedoel: we eten nu minder vlees. Dat is ook klein begonnen. Voedselcoöperaties zijn voor mij een vorm van innovatie. Neem die verspakketten die alle supermarkten inmiddels verkopen. Waar komen die vandaan? Van het succes van de box schemes. Nog even en dan bezorgt Albert Heijn de biologische groentepakketten van Lekkernassûh.”

In de schuur van Henk en Diny Korterink, waar de kachel inmiddels snort en de koffiekan op tafel staat, druppelen de deelnemers van de Autark, de voedselcoöperatie uit Broekland, een voor een binnen. Een gevarieerd gezelschap. Een leerkracht van de plaatselijke basisschool, een veehouder, een wethouder uit Raalte, de gemeente waar Broekland onder valt, een consultant, een wetenschappelijk onderzoeksassistent.

Het zijn juist de vrijheid en het informele karakter die de deelnemers zo aanspreken. Je hóeft niet iedere week mee te doen.

Sommigen hebben een dubbelrol: ze zijn leverancier en deelnemer. Bijvoorbeeld Tijs Holtkuile, een twintiger die met zijn vader een agrarische maatschap runt even boven het dorp. Hij levert varkensvlees met het Beter Leven-keurmerk en neemt en passant aardappelen en groente van een naburig akkerbouwbedrijf mee. Ralph Mulders, milieuconsulent en fractievoorzitter van GroenLinks in de gemeente, heeft een krat met door hem zelf op ambachtelijke wijze gebrouwen speciaalbier – ‘Kölsch’, een bier met hoge gisting – bij zich. Ook levert hij soms wijn – hij heeft een eigen wijngaard. “Nog even en we zijn echt helemaal zelfvoorzienend,” grapt zoon des huizes Jeroen Korterink.

Dat laatste is niets te veel gezegd. Broekland beschikt ook over een kleine bakkerij annex buurtwinkel. Daar zijn onder meer streekzuivel en brood verkrijgbaar. Wie echt zijn best doet, zoals een enkele deelnemer aan de coöperatie, kan de supermarkt voor gezien houden.

Maar de meeste ‘opmakers’ gaat dat te ver. Jeroen Korterink, een van de tien mensen die in 2017 aan de basis heeft gestaan van de voedselcoöperatie: “Het zijn juist de vrijheid en het informele karakter die de deelnemers zo aanspreken. We zijn geen officiële vereniging, we hebben geen statuten en geen verplichtingen. Je hóeft niet iedere week mee te doen. Het enige is dat je een paar keer per jaar de bestellingen moet ophalen en afrekenen.” Tegen drieën is iedereen weer verdwenen. Ook Natascha Kloosterman keert huiswaarts. Een paar Tikkies sturen, dan zit haar taak er voorlopig weer op.

Word lid van HP/De Tijd