Spring naar de content
bron: anp

Reinbert de Leeuw (1938 – 2020) over Thomas Mann, J.S. Bach en Claude Vivier

Pianist, dirigent en componist Reinbert de Leeuw is afgelopen vrijdag op 81-jarige leeftijd overleden. Ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag spraken we hem over zijn culturele smaak. De Leeuw: ‘Ik luister bijna nooit naar muziek.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nick Muller
Doctor Faustus
Thomas Mann

BOEKEN
“Ik denk dat je in je jonge jaren ontvankelijker bent voor kunst dan wanneer je wat ouder bent. Als ik denk aan de boeken die een overweldigende indruk hebben gemaakt, dan kom ik altijd uit op boeken die ik als adolescent heb gelezen. De Idioot van Dostojevski heeft in die tijd de meeste indruk gemaakt. Ik weet er eerlijk gezegd niet zoveel meer van, behalve dat ik uit school kwam en thuis meteen naar dat boek greep om erin verder te lezen. Het had iets magisch wat bewerkstelligde dat ik er niet meer los van kon komen. Ik ging er als het ware in wonen – mijn hele lijf werd vervuld door dat boek. Het belangrijkste boek over muziek is voor mij Doctor Faustus van Thomas Mann. Het gaat over de fictieve componist Adrian Leverkühn die zijn ziel aan de duivel verkoopt om de volmaakte compositie te schrijven. Mann geeft in een van de hoofdstukken een ongelooflijk gedetailleerde beschrijving van dat stuk en doet dat zo goed dat je het stuk meteen wilt horen – maar dat kan dus niet. Er is bij mijn weten nooit zo intens en zo geniaal over muziek geschreven die niet bestaat als in dit boek. Mann werd beïnvloed door de filosofie Schopenhauer, die muziek als de hoogste kunstvorm zag. Harry Mulisch werd ook beïnvloedt door Schopenhauer. Zijn De compositie van de wereld verklaart de historie van de mens en van de wereld aan de hand van octaviteit: de paradox dat twee tonen van het octaaf gelijk aan elkaar zijn en toch ook weer niet. Grote kunstenaars zijn altijd op zoek naar die paradox. Dat is ook de reden waarom je niet uit kunt leggen waarom je een boek of een schilderij of een compositie mooi vindt – een paradox is niet uit te leggen. De wereld is verdeeld in waar, niet waar en tegelijkertijd waar en niet waar. Dat is een fascinerend gegeven wat in dit boek aan de orde wordt gesteld. Ik moet wel eerlijk bekennen dat ik van de laatste honderd pagina’s geen zin heb begrepen. Dat ging mij ver boven de pet.”

J.S. Bach, Johannes Passion versus Matthäus Passion
Kees van Houten

“Ik lees veel boeken over muziek. De laatste jaren houd ik me veel bezig met Johann Sebastian Bach omdat ik de Johannes Passion en de Matthäus Passion heb gedirigeerd. Een boek dat mij enorm heeft geholpen om het verschil tussen die twee stukken te begrijpen is J.S. Bach, Johannes Passion versus Matthäus Passion van Kees van Houten. Er is namelijk een wereld van verschil tussen die twee evangeliën. De Matthäus Passion gaat natuurlijk echt over het lijden van Jezus Christus. Hij zegt: ‘Meine Seele ist betrübt bis an den Tod.’ Hij heeft Todesangst. Als hij aan het kruis hangt, schreeuwt hij: ‘Mein Gott, mein Gott, warum hast Du mich verlassen?’ We zijn allemaal getuige van zijn lijden. In de Johannes Passion lijdt hij helemaal niet. Dat hele lijden komt er helemaal niet in voor. Hij kent geen angst, hij weet wat er gaat geboren en waartoe het dient. ‘Es ist vollbracht’, zegt hij. Dat is heel wat anders dan ‘Gott, warum hast Du mich verlassen?’ Dat is het kernverschil. De Matthäus gaat over de menselijke kant van Christus. Al onze angsten heeft hij ook. De Johannes gaat over de goddelijke kant van Christus. Hij is vanaf het begin degene die het superieure overzicht heeft en weet wat Hij moet doen om de mensheid te verlossen van hun zonden.”

THEATER
“Ik heb het geluk gehad dat ik, doordat ik vrij veel opera’s en muziektheater heb gedaan, met fantastische regisseurs heb samen mogen werken. Christoph Marthaler is bijvoorbeeld iemand waarmee ik heb samengewerkt en daardoor al heel lang volg. Hij is van huis uit hoboïst, hij speelde theatermuziek, en is langzamerhand zelf gaan regisseren. De laatste voorstelling die ik van hem heb gezien is Tiefer Schweb. Het speelde zich af onder een meer, maar verder kan ik er niet veel over vertellen, want met elk woord dat ik erover zeg doe ik het stuk tekort. De decors van zijn voorstellingen worden altijd gemaakt door Anna Viebrock. Die decors hebben zo’n zeggingskracht, die vergeet je nooit meer. Je raakt er ook niet op uitgekeken. Je ziet dat het klopt, maar je weet niet waarom. Het appelleert aan iets wat niet intellectueel te vertalen is – het geheim van de kunst. De Kersentuin van Johan Simons had ook een decor met zo ontzettend veel zeggingskracht. Het stuk gaat natuurlijk over een oneindig grote kersentuin, maar het speelt zich af op een soort smalle steiger waarop de acteurs elkaar nauwelijks kunnen passeren. Dat fascineerde me. Het is ook briljant, dat je een beeld bedenkt dat haaks staat op het stuk en er juist daardoor een hele nieuwe dimensie aan geeft.”

“Ik moet vaker naar het theater want ik hou zo van theater. Ik kom alleen zo moeilijk mijn huis uit. Dat is mijn zwakheid. Toneel vind ik geweldig om te zien, maar ook ontzettend leuk om te doen. Olga Zuiderhoek was een paar jaar geleden bij me op bezoek in mijn huis in Frankrijk. Ze hernam na de zomer het stuk Who’s Afraid of Virginia Woolf in het DeLaMar. Ik zei: geef mij het script maar, dan overhoor ik je. Dan speel ik George en dan speel jij gewoon Martha. Niet veel later werd er in het DeLaMar een Virginia Woolf-marathon georganiseerd. Tientallen acteurs en niet-acteurs werden gevraagd om scènes uit dat stuk te spelen. Olga vroeg aan mij of ik met haar de eerste scène wilde spelen. Eerst zag ik dat niet zo zitten, maar uiteindelijk heb ik toegezegd. Ik ging er vol voor, dus ik leerde de tekst uit mijn hoofd. Dan pas zie je hoe ontzettend knap die tekst in elkaar gezet is door Edward Albee. Het ritme van de zinnen klopte precies. In de eerste scène komen Martha en George dronken thuis van een feestje. Er stond een piano op het podium, dus ze vroegen me om wat te spelen, dat paste wel bij de rol. Ik vond dat óntzettend leuk om te doen. Ook omdat je de reacties bij het publiek nu een keer ziet. Ik sta natuurlijk altijd met de rug naar de zaal.”

Tiefer Schweb. Foto: Thomas Aurin

BEELDENDE KUNST
“Ik heb met beeldende kunst niet de gemakkelijke affiniteit die ik bijvoorbeeld heb met literatuur of muziek. Ik ben ook altijd jaloers op mensen die ontroerd kunnen raken door een kunstwerk. Dat heb ik namelijk niet. Ik ben zelf mijn hele leven al bezig met het grote geheim van de muziek. Heimelijk denk ik weleens: wat een armoedig bestaan heb je als je geen affiniteit met muziek hebt, maar ja, dat denken mensen die een grote affiniteit hebben met beeldende kunst andersom misschien ook wel. Ik heb in een museum altijd moeite met het feit dat er meerdere schilderijen in een zaal hangen. Dat maakt mij ongedurig. Daarom was ik misschien ook zo onder de indruk van de Rothko Chapel in Houston. Daar hangen weliswaar veertien schilderijen, maar die krijgen gezamenlijk ook een nieuwe betekenis, omdat ze voor die ruimte zijn gemaakt. Het zijn heel indringende schilderijen omdat je ze niet kunt ontwijken. Je staat er als het ware middenin. Ik was daar vanwege het stuk Rothko Chapel van de Amerikaanse componist Morton Feldman. Dat had ik een aantal keren uitgevoerd en ik wilde die kapel graag eens in het echt zien. Feldman is de kampioen van de ragfijne, ongelooflijk subtiele, verstilde muziek. Terwijl ik daar stond begreep ik opeens het stuk beter: de muziek werd opgeroepen door die ruimte.”

Fin-de-siècle Vienna
Carl E. Schorske

“Ik zoek in de kunst altijd naar de verbinding met muziek. Een van mijn lijfboeken is Fin-de-siècle Vienna van Carl E. Schorske. Hij zet in dat boek uiteen welke schrijvers, kunstenaars en musici er in de jaren rond de vorige eeuwwisseling actief waren in Wenen en op welke manier ze elkaar beïnvloed hebben. De Eerste Wereldoorlog hing al in de lucht en de maatschappij viel langzaam uit elkaar. Dat besef zie je terug in de kunst. Schorske beschrijft dat erg mooi: hij vergelijkt de wereld met een tuin die helemaal perfect is vormgegeven, maar dan komt er een explosie en die verandert die tuin in een woestenij. Dat is precies wat er bijvoorbeeld met Schönberg en Kokoschka gebeurde in die jaren. Die omslag vind ik fascinerend. In de twintiger jaren beïnvloeden beeldende kunst en muziek elkaar ook heel sterk. Kandinsky stond bijvoorbeeld in nauw contact met Schönberg, die zelf ook schilderde. Veel van mijn favoriete kunstenaars komen ook uit die tijd. Picasso, Duchamp, Ernst – ik noem er maar eens een paar. In de historische collectie van het MoMA in New York zijn geweldige schilderijen van hen opgenomen.”

FILM
“De films die ik in mijn jonge jaren zag zijn niet noodzakelijkerwijs de beste films, want er worden nu ook fantastische films gemaakt, maar het zijn wel de films die de meeste indruk hebben gemaakt. La Strada was mijn eerste kennismaking met Fellini. Die overweldigende stijl van filmen, die barokke overdaad – daar was ik helemaal vervuld van. The Third Man van Orson Welles heeft ook een verpletterende indruk op me gemaakt. Mees-ter-lijk. Net als Citizen Kane. Zo’n manier van filmen had ik nog nooit gezien. À bout de souffle van Jean-Luc Godard was mijn eerste kennismaking met de nouvelle vague. Ik rende naar de bioscoop als Godard, Chabrol of Bresson weer een nieuwe film hadden, maar dat is helemaal uit mijn systeem verdwenen. Ik ga bijna nooit meer naar de bioscoop. Waarom eigenlijk niet? Dat is dan misschien toch weer die zwakheid. De laatste film die ik heb gezien is Three Billboards Outside Ebbing, Missouri. Frances McDormand speelt daarin een zeer indrukwekkende rol. Het deed me een beetje denken aan de films van The Coen Brothers, die roepen ook altijd een bepaalde sfeer op. Hun films verschillen onderling veel van stijl en toch zie je dat het van hen is. Fargo is denk ik wel een van mijn favoriete films van hen.”

À bout de souffle
Jean-Luc Godard

MUZIEK
“Ik luister bijna nooit naar muziek. Ik moet het zelf doen. En als ik eenmaal weet hoe ik het moet doen, kan ik ook niet meer naar andere uitvoeringen luisteren. Dat klinkt misschien een beetje arrogant, want niemand heeft de wijsheid in pacht, maar zo werkt dat nu eenmaal bij mij. Ik heb vroeger natuurlijk wel veel naar klassieke muziek geluisterd. Ik weet nog dat ik Le Sacre du printemps van Stravinsky voor het eerst hoorde. De haren gingen me rechtovereind staan. Ik vind het nog steeds een waanzinnig stuk, ik heb het ook een paar keer mogen dirigeren, maar zo’n overweldigende ervaring is het nooit meer geworden. Op dit moment verdiep ik me weer in de Matthäus Passion, omdat ik hem begin volgend jaar weer ga dirigeren. Bach is het hoogste wat de menselijke geest ooit heeft voortgebracht. De Matthäus is zijn absolute meesterstuk. Hoe is het mogelijk dat iemand zoiets kan schrijven? Ik kom nog steeds dingen tegen die ik de vorige keer over het hoofd heb gezien. Dat stuk is oneindig rijk.
Misschien is dat wel iets wat alle grote kunst met elkaar gemeen heeft: je kunt er eindeloos mee bezig zijn. Je weet ook steeds meer dat je het niet weet. Muziek heeft in tegenstelling tot taal geen directe betekenis. Het maakt iets duidelijk wat je niet in taal kunt uitdrukken. Ik ben mijn hele leven al bezig om dat geheim te ontrafelen en ik weet dat het me nooit zal lukken. En eigenlijk is dat maar goed ook, want dat is waarom het muziek is.”

“Het is mij in mijn leven een paar keer overkomen dat je geconfronteerd wordt met iets dat je niet kent en denkt: hoe is het mogelijk dat ik dit niet ken? En vervolgens schopt die kennismaking je beeld over de muziek compleet overhoop. Ik had dat heel sterk toen ik voor het eerst in aanraking kwam met de muziek van de Canadese componist Claude Vivier. Dat veroorzaakte echt een shock. Hij representeerde met zijn muziek een wereld die ik tot dan toe nog niet kende en die ik daarna ook niet meer weg kon denken. Ik moest over zijn muziek te weten komen. Vivier was iemand die op zoek was naar puurheid en heeft daar veel reizen voor gemaakt – net name naar Azië. Dat hoor je ook terug in zijn muziek. Erg oud is hij niet geworden. Vivier was homoseksueel en voelde zich aangetrokken tot gevaarlijke mannen – een beetje zoals Passolini. In 1983, op zijn vijfendertigste, pikte hij een verkeerde jongen op en werd gewurgd en doodgestoken. Over zijn laatste stukken, en dat zijn ook zijn beste stukken, heeft hij gezegd dat het onderdelen waren van een opera. Die heeft hij alleen nooit af kunnen ronden, en dus hebben Pierre Audi en ik daar een invulling aan proberen te geven. Dat leidde uiteindelijk tot Rêves d’un Marco Polo, de muziekproductie waar ik tot op de dag van vandaag het meest van in de war ben geweest.”

“Het verbijsterende, en dat maakt dat dit stuk een extra lading krijgt, is dat hij op het moment dat hij werd vermoord bezig was aan een stuk dat heette: Glaubst du an die Unsterblichkeit der Seele? Het gaat over de liefde. Er is een spreekstem die een rit beschrijft hoe ‘Claude’ de metro instapt en tegenover een jongen komt te zitten waardoor hij zich erg aangetrokken voelt. De laatste zin van dat stuk is: ‘En zonder enige waarschuwing trok hij een mes uit zijn binnenzak en stak dat in mijn hart.’ Ondertussen herhaalt een sopraan als een soort litanie: ‘J’étais froid, il faisait nuit et j’avais peur.’ Tegelijk met het laatste woord klinken de laatste noten. De sopraan kan haar zin net niet afmaken; ‘peur’ wordt niet meer uitgesproken. Als hij het zo bedoeld heeft, maar dat weten we dus niet, is het geniaal bedacht. Zijn plotselinge dood geeft ook een extra lading aan dit stuk. Het brengt alles op een vreemde manier bij elkaar. Want waarom voorspelt hij zijn eigen dood eigenlijk in die laatste zin? Daar kun je eindeloos over nadenken.”

Rêves d’un Marco Polo
Claude Vivier

Word lid van HP/De Tijd