Spring naar de content
bron: anp

Vaarwel verbrandingsmotor

De auto-industrie staat de komende jaren voor een enorme uitdaging: de overgang van diesel en benzinemotoren naar auto’s die rijden op elektriciteit of waterstof. Het wagenpark zal er waarschijnlijk een stuk saaier op worden.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jo Simons

Er helpt geen moedertjelief aan. De auto zoals we die al meer dan honderd jaar kennen, heeft zijn langste tijd gehad. We hebben het lang weten te rekken met steeds maar zuiniger, lichter, slimmer, mooier (?), veiliger, comfortabeler. Het oer-hart, de verbrandingsmotor, hoe ingenieus de uitvinding ook was, hoe vernuftig de ontwikkeling die daarop volgde – tot de fenomenale formule 1-naaimachientjes, met wel 18.000 omwentelingen per minuut draaien (300 per seconde!) – en de dieselmastodonten die miljoenen kilometers en draaiuren maken – het is gewoon einde verhaal.

Ze stinken, vervuilen, bedreigen de gezondheid en helpen de aarde om zeep. De consensus is: weg ermee. Daarom is er geen industrie die op dit moment zo snel zo radicaal moet veranderen als de auto-industrie. Ook is er geen tak van de industrie waar de neuzen zo weinig dezelfde kant op wijzen als deze tak. Waar gaat het naartoe en hoe krijgen we dat voor elkaar? Menig automaker weet er totaal geen antwoord op.

Wat de meesten wel al weten: we redden het niet alleen. Wie gaan het redden en wie leggen het loodje? Want dat er bedrijven zullen verdwijnen, is zo langzamerhand wel duidelijk. Wie een (te) grote achterstand heeft in de overgang naar elektrisch rijden, zoekt haastig een dak waaronder hij kan schuilen, zoals Fiat, dat zich hoopt te warmen aan PSA, het moederbedrijf van Peugeot, Citroen en Opel. Ook ontstaan er samenwerkingen tussen partijen die in het jonge verleden elkaars moordende concurrenten waren. Zo helpt Volkswagen zijn Amerikaanse concurrent Ford met elektrisch rijden en helpt Ford Volkswagen een handje op de Amerikaanse markt. Daimler en eeuwige rivaal BMW investeren samen in nieuwe technologieën.

Er is nu geen industrie die zo snel zo radicaal moet veranderen als de auto-industrie.

Wie nu onvoldoende diesel- en benzineauto’s verkoopt en niet genoeg geld in kas heeft om de overgang naar elektrisch en waterstof te betalen, zal de komende jaren überhaupt niet overleven.

Bij de oosterburen is het na het dieselgate-schandaal, dat het moederconcern Volkswagen miljarden gekost heeft, knijpen met de billen. De broekriem aanhalen is nu het devies, bezuinigen waar het kan. Voor die operatie had Audi de Nederlander Bram Schot aangetrokken. Hij voerde voor een kleine achttien miljard bezuinigingen door en er zullen nog een kleine tienduizend banen verloren gaan in het Zuid-Duitse Ingolstadt. Maar dat is volgens hem niet eens genoeg. De komende jaren zullen de prijzen van de conventioneel aangedreven auto’s stijgen met drie- à vijfduizend euro. Het moet allemaal ergens van betaald worden.

Een bijkomend probleem voor de toekomst is dat er op de elektrische auto’s veel minder marge zit dan op andere auto’s. De Chinezen hebben ruim ingezet op de toekomst, met als gevolg een ruim aanbod van elektrische auto’s tegen prijzen waar ze in Duitsland het zweet van uitbreekt.

Een ander ‘probleem’ is dat het niet meer zoveel uitmaakt welk merk je in het vervolg kiest, want een elektromotor is een elektromotor. Slijtage of onderhoud is er niet of nauwelijks bij, dus daar is niks meer mee te verdienen voor producent en dealer. Verder is het een kwestie van smaak en de mate van connectiviteit. Dat is een van de belangrijkste zaken waar de consument op gaat letten, want een auto is inmiddels meer dan een vervoermiddel; het is ook een communicatiemiddel. Maar daarvoor zal iedere producent in zee moeten gaan met Google en/of Microsoft, dus daar is ook al geen onderscheidende winst meer te behalen.

Tegelijkertijd zullen autofabrikanten die willen overleven vol moeten investeren in waterstof, want dat is de toekomst, en die begint volgens Bram Schot pas in 2028.

Kort door de bocht: we rijden binnenkort allemaal in ongeveer dezelfde elektrische auto’s, die ook een soort smartphone zijn, en die er ongeveer hetzelfde uitzien en ongeveer dezelfde techniek onder de ‘motorkap’ hebben. Tenminste, tot we overgaan op waterstof, maar zelfs dan zal de uniformiteit niet veel veranderen.

Autofabrikanten die willen overleven, zullen vol moeten investeren in waterstof.

Wie van een auto houdt zoals hij tot nu toe was, kan nog even benzine snuiven in het Londense Victoria and Albert Museum, waar de tentoonstelling Cars – Accelerating the Modern World te zien is, over de automobiel en zijn betekenis voor de moderne tijd (www.vam.ac.uk).

Het is leuk om een T-Ford te zien met daarnaast een slager die een koe uitbeent, om aanschouwelijk te maken dat Henry zijn lopende band-idee uit de slagerij haalde, maar om nu voor vijftien auto’s naar Londen af te reizen?

We hebben in eigen land misschien wel het mooiste en uitgebreidste automuseum ter wereld met het Louwman Museum in Den Haag, waar zo’n driehonderd paradepaardjes van de auto-industrie staan (www.louwmanmuseum.nl). Nu even zonder de Messerschmitt KR200, die tijdelijk in het V&A in Londen staat. Op dit moment loopt in het Louwman een tentoonstelling met een bijzondere collectie van het Engelse automerk Alvis.

Voor wie dan de smaak te pakken heeft: in Mulhouse staat ook nog de gigantische collectie van de gebroeders Schlumpf, ouderwetse grootkapitalisten die hun arbeiders uitbuitten, in de oude hallen van hun textielfabriek (www.citedelautomobile.com). In het Museo dell’Automobile in Turijn staat ook een heel mooie collectie (www.museoauto.it).

Word lid van HP/De Tijd