Spring naar de content
bron: Hilde Harshagen

‘Dat wij niet geëngageerd zouden zijn, is gelul’

Ze wonnen alle drie in een ander tijdperk het Leids Cabaret Festival. Cabaretiers Martijn Kardol (winnaar in 2016), Katinka Polderman (2005), en Erik van Muiswinkel (1985) kijken terug op het afgelopen jaar. ‘Buiten het theater is alles een beetje contextloos geworden.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nathalie Huigsloot

Wat was het voor een jaar?

Van Muiswinkel: “Wat mij betreft was het een voortzetting van een aantal bewegingen die al een hele tijd aan de gang zijn. Er heerst een toenemend cultureel oorlogssfeertje, vooral op sociale media. Ik breng doelbewust minder uren door op Twitter.”

Toch kun je zelf op Twitter ook best boos zijn.

Van Muiswinkel: “Niet eens zozeer boos, vind ik, maar ik was echt gechoqueerd hoe moeiteloos mensen schelden, tieren en liegen. En dan raak je weleens verzeild in fitties. Vroeger was vooral links oorlogszuchtig en geneigd om alles wat in ze opkwam tegen Hans Wiegel te zeggen, nu is dat compleet omgedraaid. En die agressieve toon zie je niet alleen op Twitter maar ook in het wild, kijk alleen al naar Boris Johnson en Donald Trump. Het is een glijdende schaal en daar ben ik dit jaar niet echt optimistischer over geworden.” 

Kardol: “Het zijn vaak dingetjes die al een tijd sluimeren, die ineens een enorm probleem blijken te zijn. Zo’n klimaatcrisis bijvoorbeeld.” 

Polderman: “Iedereen is bezig met bijzaken, met afleiding, en ondertussen pruttelt er iets dat ineens zo groot is dat we die bijzaken niet meer als afleiding hebben.”

Kardol: “Ja, en de oplossing ervan wordt dan heel erg op het individu gegooid. Ik moet vijf minuten minder douchen, terwijl ondertussen de halve Amazone in brand staat. Wat heeft dat voor zin? Dat geeft een machteloos gevoel. Wat een deprimerende samenvatting van het jaar is dit nu al.”

In het klimaatdebat ging het ook al snel over een individu, namelijk of Greta Thunberg niet ‘een arm meisje met autisme’ is dat ‘uitgebuit wordt door monsters met politieke obsessies’, en dat door haar ouders in bescherming zou moeten worden genomen. Thierry Baudet noemde haar ‘gekke Greta’.

Kardol: “Het is natuurlijk ook best wel een eng kind. Maar ik vind alle kinderen van een bepaalde leeftijd sowieso een beetje eng. En Greta al helemaal, omdat ze me steeds met mezelf confronteert. Iedere keer dat ik haar zie, denk ik: goh, waar was ik eigenlijk toen ik zo oud was? Was ik toen al zo begaan met de wereld? Nee, toen wilde ik met mijn – plastic – Playmobil spelen.”

Van Muiswinkel: “Zij is natuurlijk een klassieke doemprofetes. En die zijn altijd eng.”

Polderman: “Ik vind het wel jammer dat zij zo van de emotie is, met dat how dare you. Het maakt alleen indruk omdat ze bijna staat te huilen. En dat was het afgelopen jaar over de hele linie te zien. Die boeren maken ook alleen maar indruk omdat ze zogenaamd ontzettend boos zijn, want de maat is vol. Terwijl het fijn zou zijn als er op verschillende vlakken gewoon eens mensen opstaan die met goede argumenten overtuigen, in plaats van dat ik thuis zit te denken: o nou, die is boos, dan moet het wel heel erg zijn, laat ik maar snel mijn afval gaan scheiden.”

Van Muiswinkel: “Als ze met vijf trekkers voor de deur staan om mijn huis plat te gooien, doe ik ook mee.”

Polderman: “Dat is toch zo zonde. De mensen met argumenten winnen de discussie niet meer, want dat is minder lekker om naar te kijken, dus die komen niet meer aan bod.” Ironisch: “Ik word er zo verdrietig van.”

Greta Thunberg is natuurlijk een klassieke doemprofetes. En die zijn altijd eng.

Erik van Muiswinkel

Over de jonge generatie cabaretiers wordt weleens gezegd dat ze niet meer geëngageerd is, maar jullie doen dat dus eigenlijk met een omweg? Omdat de gebalde vuist niet meer werkt, neem je je persoonlijk leven als vertrekpunt?

Kardol: “Ja. En dat wij niet geëngageerd zouden zijn, vind ik echt gelul.”

Polderman: “Als je engagement ziet als met gebalde vuist een lied zingen…”

Kardol: “Dan doen wij dat inderdaad niet meer.”

Polderman: “Dan is het engagement volledig verdwenen.” 

Waarom werkt die gebalde vuist niet meer?

Kardol: “Ik denk dat we er inmiddels aan gewend zijn geraakt dat er niet één waarheid is. Dus je trekt het niet meer als iemand zegt: zo zit het en niet anders. We trekken het van een huisarts al niet meer als die zegt: jij hebt dit. O ja? Maar mijn telefoon zegt anders dat ik dat heb.”

Van Muiswinkel: “Heeft u de vakliteratuur wel een beetje bijgehouden?”

Kardol: “Dat is door te trekken naar cabaret, wij kunnen dat ook niet meer doen.”

Van Muiswinkel: “Dat wordt absoluut niet meer gepikt.”

Kardol: “Mensen haten dat.”

Van Muiswinkel: “Zelfs als je alleen maar de schijn wekt, zoals Freek de Jonge, die al jarenlang voor de voeten krijgt geworpen dat hij zo moralistisch is, terwijl hij dat allang niet meer is, associeert men zijn stem nog altijd met vingerwijzen. Zijn laatste vijf à zes programma’s waren heel genuanceerde, persoonlijke, filosofische omzwervingen.”

Driegesprek-cabaretiers-over-2019-katinka-polderman
Katinka Polderman (38) volgde de tweejarige opleiding aan de Cabaretacademie in Rotterdam. Vervolgens studeerde ze aan de Koningstheateracademie in Den Bosch. In 2005 won ze zowel de jury- als publieksprijs van het Leids Cabaret Festival. Tot en met 9 februari is ze in het theater te zien met Polderman draagt een steentje bij.
bron: Hilde Harshagen

Zijn jullie uit angst voor het toegenomen ‘oorlogssfeertje’ politiek correcter geworden? 

Polderman: “Nee, want in het theater gelden niet de wetten van de buitenwereld. In het theater kun je veel meer maken. Mensen worden meer dan een uur met mij opgesloten en dan kun je ergens naartoe werken, terwijl buiten het theater alles een beetje contextloos is geworden.”

Van Muiswinkel: “Als die twee werelden door elkaar heen gaan lopen, zie je dat het misgaat. Dat is bijvoorbeeld Theo Maassen overkomen. Er was zoveel commotie over een grap uit zijn voorstelling dat hij dacht: vooruit, laat ik het ze in Pauw maar eens uitleggen. En dan ga je in die vlek wrijven. Het ging over de bewaking van Wilders, in die voorstelling was dat een botte, maar heel goede grap. Alleen op het moment dat je die als privépersoon gaat zitten verdedigen, kom je in allerlei problemen, dat is rampzalig.”

Polderman: “Dat is toch erg? Dat iemand zich moet verantwoorden voor een heel volk?”

Kardol: “Je hebt Theo de artiest die iets heeft gemaakt, en Theo Maassen die in een talkshow zit en ergens een mening over heeft. Dat zijn twee totaal verschillende dingen, en als die door elkaar heen gaan lopen, weet je op een gegeven moment niet meer of hij iets meent of niet. En dat gebeurt als je te veel aan die talkshowtafel zit.”

Van Muiswinkel: “Dat was vroeger ook niet zo’n groot probleem, want toen had je veel minder talkshowtafels en bestonden sociale media nog niet. Ik heb het zelf meegemaakt toen ik me ging mengen in het debat over de Olympische Spelen in China. Dan breng je jezelf wel een beetje in de shit. Omdat mensen niet meer precies weten wanneer je met welke pet op praat. Ik heb ook ooit iemand op Twitter een ‘kankerlul’ genoemd. Dat vond ik een heel erg stom, kinderachtig woord. Ik gebruikte het met ironie binnen een bepaalde context en was daar zelf heel tevreden over. Nou, het achtervolgt me de rest van mijn leven. Want De Telegraaf nam dat zonder context over. ‘Hoofdpiet van het padje!’ schreven ze. Ik vond dat het perfecte voorbeeld van mensen die de dubbele laag ironie niet meer in een theatrale context kunnen zien. Dat komt doordat je tegenwoordig wordt omringd door mensen die dat soort scheldwoorden wel serieus menen, dus dan denken ze dat het voor jou ook geldt.”

Polderman: “Mensen weigerden om een context te zien.”

Van Muiswinkel: “Ze verdommen het.”

Polderman: “Want als jij de slechte bent, dan zijn zij de betere. Mensen willen zich graag goed voelen en dat gebeurt als ze anderen veroordelen.”

In een interview met Gerard Cox in het Volkskrant Magazine ging het laatst over een grap die Wim Kan ooit maakte over inwoners van Nieuw-Guinea. De Papoea’s moesten na de onafhankelijkheid gaan stemmen, zei Kan. “Maar dan moeten we ze wel eerst vangen.” De vraag was of dat een racistische grap was. Gerard Cox zei: “Alle grappen over Belgen, over homo’s, die berusten toch allemaal op enige vorm van discriminatie? Dat is juist wat er leuk aan is.”

Van Muiswinkel: “Als je het uit de context trekt en in deze tijd bekijkt, is dat absoluut een racistische grap. Maar de context was: het is Wim Kan! En Wim Kan is natuurlijk geen racist. En wat Gerard Cox ook zegt: er zit altijd iets ongenuanceerds in een grap.”

Kardol: “Wat ik vaak opvallend vind, is dat dingen steeds zo worden opgeblazen. Er verschijnt een artikel, daar komen reacties op, daar wordt weer een artikel over geschreven en uiteindelijk doet men alsof het een landelijke discussie is. Terwijl je bij heel veel dingen ook kunt denken: dit gaat mij niet aan. De Britse komiek Ricky Gervais zei over de huidige tijd met sociale media dat het vergelijkbaar is met een heel groot reclamebord waarop staat: ‘Ik geef gratis pianoles.’ Een aantal mensen loopt langs en zegt: ‘O, pianoles, grappig, misschien wel leuk.’ Maar er zijn ook mensen die langslopen en gaan roepen: ‘Ik wil geen pianoles! Waarom word ik met pianoles geconfronteerd, fuck pianoles!’ Mensen, het is niet voor jou! Jij hebt hier geen boodschap aan, dus loop gewoon door en heb er geen mening over. Het zou heerlijk zijn als we in 2020 wat meer door zouden kunnen lopen en denken: dit is niet voor mij. Dit gaat mij niet aan.”

Heb jij weleens iets meegemaakt dat een grap verkeerd opgevat werd?

Kardol: “Ja, mijn vorige voorstelling ging over mijn angsten, en ook over mijn angst voor terreur. Ik had daarin een stukje dat echt gebeurd is. Ik kreeg ruzie op het fietspad met twee Marokkaanse jongens op een scooter, en een van hen riep tegen mij: ‘Wil je vechten? Ga mee dan.’ In die voorstelling vat ik dat op alsof ik word geronseld voor IS. Zo van: ‘Wil je vechten? Ga mee dan.’ Daar is ook weleens over gezegd dat het racistisch is. Terwijl, ik dacht niet echt dat ik werd geronseld, haha. In het echt ben ik zo snel en hard mogelijk op mijn pedalen gaan staan en weggefietst. Maar goed, ik vertelde het zo om te laten zien hoe erg ons brein op hol slaat bij het zien van twee Marokkaanse jongens op een scooter; je denkt meteen aan IS. Dat ging er bij een aantal mensen alleen moeizaam in. Na afloop zei iemand: maar waarom zeg je ‘Marokkaanse’ jongens en niet ‘Noord-Afrikaans’, of ‘medelanders’?”

Als je zo angstig bent voor terreur, denk je bij 2019 dan niet meteen aan het schietincident in de tram in Utrecht, waarbij vier mensen om het leven kwamen?

Kardol: “O ja! Ik heb dat wel van het begin tot eind op de voet gevolgd. Het is misschien heel erg om te beweren – nu ga ik opeens ook heel erg nadenken over wat ik zeg – maar dat is misschien ook zo’n ding dat groter is gemaakt dan het uiteindelijk is. 

“Ik heb mijn vorige voorstelling gemaakt omdat ik op het moment van de aanslag met die vrachtwagen in Nice ter plaatse was. Ik was niet op de boulevard waar het zich afspeelde, maar ik heb die angst wel helemaal meegekregen. Ik voelde hoe het was om niet te weten waar je veilig bent, en of er nog meer komt. Want er gingen allerlei geruchten dat achter in de vrachtwagen nog twintig terroristen hadden gezeten die nu schietend door de straten gingen. Dus het was allemaal heel erg naar, maar later ben ik me ook wel gaan realiseren dat je die angst vooral zo sterk voelt vanwege het verlies van controle dat je op dat moment ervaart. Dat was natuurlijk ook een vreselijke aanslag, maar het lijkt erger dan het is. Hoe moet ik dit nou goed zeggen? Haha.”

Van Muiswinkel: “Het is precies zo erg als het is, alleen voor een heel beperkt aantal mensen.”

Kardol: “Ja, dat bedoel ik. Dus dan is de hoeveelheid aandacht en de angst die we daarvoor hebben compleet belachelijk eigenlijk.”

driegesprek-cabaretiers-over-2019-martijn-kardol
Martijn Kardol (30) studeerde sociologie. In 2015 won hij de Juryprijs, de Persoonlijkheidsprijs en de Publieksprijs van het Groninger Studenten Cabaret Festival. Een jaar later won hij zowel de jury- als de publieksprijs van het Leids Cabaret Festival. Zijn debuutprogramma Bang werd in 2018 genomineerd voor Neerlands Hoop. Hij is nu te zien met zijn tweede voorstelling Welkom.
bron: hilde harshagen

Zijn er nog taboes of gebeurtenissen waarover je geen grap kunt maken? Bijvoorbeeld over wat zich afgelopen jaar afspeelde in een speeltuin in Assen, waar een dove hovenier, die werd verdacht van ontucht met een kind, door omstanders bij de kladden werd gegrepen en om het leven kwam. 

Polderman: “Als je grappen maakt over de daders, is het al anders dan wanneer je dat doet over de handicap van die hovenier of over dat meisje. Want dat is ook zo’n symptoom uit de maatschappij: mensen gaan volledig af op het eerste wat ze zien. Je ziet een man die anders met zo’n meisje communiceert dan je gewend bent, en je begint er meteen op in te hakken. Ik denk dat je over dat gegeven wel een grap kunt maken.”

Kardol: “Ik voel me helemaal niet geroepen om over dat soort dingen grappen te maken, ik ga daar niet aan zitten. Dat past gewoon niet bij me. Ik ben een echte Kreeft, die schuifelt zijdelings weg uit iedere moeilijke discussie. Ik krijg ook weleens een aanvraag voor een bedrijfsoptreden met het verzoek: ‘We vinden het leuk als het lekker grof is.’ Dan denk ik: waarom vraag je mij? Want ik doe dat niet. Dan ga je er dus van uit dat iedere cabaretier grove grappen maakt en het leuk vindt om anderen belachelijk te maken. Ik vind het lastig als ik als groep word aangesproken.”

Van Muiswinkel: “Ja, ook wanneer je als een soort huiswerk krijgt opgelegd waar je je allemaal druk over hoort te maken en wat je moet durven als cabaretier. Hoe vaak columnisten niet over me hebben geschreven: ‘Maar over de islam durft hij niks te zeggen.’”

Kardol: “Nee, waarom zou je dat moeten doen?”

Van Muiswinkel: “‘Maar over het christendom maakt hij wel grappen!’ Ja, want ik ben christelijk opgevoed, dus daar heb ik vijf miljoen grappen over. Van de islam snap ik te weinig, dus dat laat ik heerlijk aan mijn islamitische collega’s over, die dat overigens subliem doen. Ik vind het echt volkomen bezopen om huiswerk op te krijgen. Het is nooit goed, weet je. Want zij hebben in hun hoofd: jij bent links en je durft niks.”

Polderman: “Dat vind ik ook zo’n gelul, dat je links zou zijn.”

Van Muiswinkel: “Waanzin!”

Polderman: “Ik eet geen vlees, maar ik rijd wel diesel. Ben ik dan links?” 

Kardol: “Heb jij een diesel?”

Polderman: “Ja, en ik vlieg nooit, maar ik scheid niet altijd mijn afval.”

Kardol: “Een recensent vond oprecht dat cabaret per definitie links moest zijn. Als het niet links was, gaf hij een slechte recensie. In godsnaam, waar bemoei je je mee? Al vertelt iemand nog zulke krankzinnige dingen op een podium, als het heel erg grappig is, dan is het goed. Ook al ben ik het er totaal niet mee eens.”

Ik moet vijf minuten minder douchen, terwijl ondertussen de halve Amazone in brand staat. Wat heeft dat voor zin?

Martijn Kardol

Bestaat er eigenlijk rechts cabaret? Als je denkt aan de aanhang van de PVV en FvD, lijkt dat best een goed idee.

Polderman: “Gat in de markt.”

Van Muiswinkel: “Het is inderdaad opvallend dat niemand zich opwerpt om daar fijne grappen over te maken. Het is denk ik een kwestie van tijd.”

Polderman: “Denk je dat? Om cabaret te maken moet je toch een beetje nadenken?”

Kardol: “Intelligent zijn.”

Polderman: “En een beetje genuanceerd over de wereld denken?”

Van Muiswinkel: “Als je allemaal nare grappen maakt over Femke Halsema, zou dat best een verdienmodelletje kunnen zijn. Ik geloof dat Guido Weijers zich ten opzichte van zijn collega’s nog weleens als zijnde rechts wil afficheren. Althans, anti-hypocriet links. Tegelijkertijd staat hij in zijn voorstelling een heel evangelie over het klimaat uit te dragen, dus die kun je ook zeker niet rechts noemen.”

Het is opvallend dat er best veel klimaatontkenners zijn, maar geen cabaretiers die grappen maken over mensen die denken dat we ten onder gaan aan het klimaat.

Polderman: “Eigenlijk vind ik Thierry Baudet wel rechts cabaret.”

Van Muiswinkel: “Hij komt heel dicht in de buurt, ja.”

Polderman: “Dat is een typetje toch? Hij is een beetje de Tineke Schouten van de Tweede Kamer.”

Theo Hiddema is vrij geestig, toch?

Polderman: “Dat vind ik wel, hij is in elk geval een heel talige man die weet hoe je iets grappig moet formuleren.”

Van Muiswinkel: “Hij kan wel timen, absoluut. Theo Hiddema is de beste rechtse cabaretier die er is. Samen met Harry Mens. De Mini & Maxi van de rechterkant.”

Zegt de ongelooflijke populariteit van het televisieprogramma Chateau Meiland nog iets over 2019?

Kardol: “Ik heb alles gezien. Ge-wel-dig. Ik ben fan van Martien Meiland.”

Van Muiswinkel: “Ik had geen idee wie die man was. Ik hoorde voor het eerst van zijn bestaan toen hij afgelopen jaar de Televizier-Ring won. Hij is voor mij als de pianoles van Ricky Gervais, ik heb er geen boodschap aan, dus ook geen mening over.”

Polderman: “Ik had wel het voornemen om te gaan kijken.”

Kardol: “Het is volgens mij zo’n enorme hit omdat het heel oprecht is. Het is mijn lievelingsprogramma van het afgelopen jaar. Als er een enorme boom op een pad valt, zou ik iemand bellen, maar zij gaan die zelf aan de kant proberen te trekken. Ik vind dat toch van een onuitputtelijke positiviteit getuigen.”

Aan de ene kant is er dus die negativiteit, maar aan de andere kant hebben mensen behoefte aan zo’n positieve man?

Kardol: “Ja, juist daardóór misschien wel.”

Polderman: “Ik zat gisteren aan het eind van de middag te zappen, mijn zoontje zat ernaast, en toen viel het me echt op dat er op elk kanaal iets negatiefs te zien was. Ofwel in het Journaal ofwel in een serie voor kinderen waarin ze steeds ruzie hadden. Ik zag alléén maar ellende.”

Van Muiswinkel: “En daar wilde je je zoontje tegen beschermen?”

Polderman: “Ja, ik zette de tv uiteindelijk maar op een kanaal waar iets onschuldigs bezig was. Dacht ik. Dat ging over mensen met een demente partner. Ik dacht: die gesprekken snapt hij toch nog niet, mijn zoontje is drieënhalf. Vervolgens zagen we een vrouw met een uitgezakte mond die wijd openstond terwijl haar echtgenoot haar aan het voeren was met een lepeltje. Dat zag er vrij akelig uit. Toen heb ik snel gezegd: ‘Ahhh, wat lief, die mevrouw doet een baby na.’ En heb hem op Netflix gezet.”

Kardol: “Blijkbaar is er meer positiviteit nodig dan alleen Chateau Meiland. Ik zou het wel lekker vinden als we in 2020 wat vaker tegen elkaar zouden zeggen: het is niet gelukt, maar lekker geprobeerd, je doet tenminste wat. Ik heb van dichtbij meegemaakt hoe hard men tegenwoordig tekeergaat toen Twan Huys afgelopen jaar stopte met RTL Late Night. Ik had daar een wekelijks item in en zag van dichtbij hoeveel erom te doen was. Elke keer als Twan de krant opensloeg, zag hij zijn eigen kop. Het verbaasde mij zo ontzettend dat dat hem, tot het einde aan toe eigenlijk, bijna niet leek te beïnvloeden. Steeds als ik hem sprak, was hij toch weer positief. ‘Het is maar een televisieprogramma hè,’ zei hij. ‘Ik probeer het, en als ze er straks achter komen dat ik dit niet kan, dan kan ik het niet.’”

Polderman: “Het leek alsof mensen dachten: we gaan hem lynchen.”

Kardol: “Ja, er leek een bloeddorst achter te zitten, terwijl ik van de redactie hoorde dat de mensen die in de eerste week van Twan riepen dat het zo verschrikkelijk was dat Humberto er niet meer zat, dezelfde mensen waren die in de laatste week van Humberto riepen dat Humberto dood moest. Dat Twan tot op het eind die positiviteit wist te bewaren, vond ik echt bewonderenswaardig. Het enige negatieve wat hij heeft gezegd is dat hij het op een gegeven moment even lekker vond dat er een ander programma flopte, 6 Inside op SBS6, met Albert Verlinde. Puur omdat hij het wel fijn vond dat er een andere zondebok was, en het heel even niet over hem ging.”

Van Muiswinkel: “Met die tegenwind moet je tegenwoordig kunnen dealen. Voor politici gaat het er nog stormachtiger aan toe. Als je met de allerbeste bedoelingen burgemeester van Amsterdam wordt, moet je vanaf dag één niet alleen dealen met al die anonieme gekken op Twitter, maar ook met mensen in jouw gemeenteraad die je verdacht proberen te maken. Bij hen heb ik er nog meer respect voor als ze stoïcijns, Twan Huysiaans, blijven reageren. Femke Halsema beheerst dat, Mark Rutte beheerst dat. Het is ook een voorwaarde. Op het moment dat je driftig wordt, verlies je het. Wilders verliest het nog weleens, heel even.”

Driegesprek-cabaretiers-over-2019-erik-van-muiswinkel
Erik van Muiswinkel (58) studeerde Nederlands. Met cabaretgroep Zak en As won hij in 1985 het Leids Cabaret Festival. Van 1997 tot 2008 maakte hij theaterprogramma’s met Diederik van Vleuten. Met zijn solo Schettino won hij in 2014 de cabaretprijs Poelifinario. Tot en met 21 december is hij te zien in Buigt allen mee voor Drs. P.
bron: Hilde Harshagen

Over Femke Halsema gesproken, het interview met haar man Robert Oey was ook nog wel een dingetje in 2019.

Kardol: “Ja, zeker. Daar heb ik hard om gelachen. Dat was natuurlijk dodelijk.”

Polderman: “Ik vond het heel verfrissend! Ik vind het juist fijn dat er eindelijk eens iemand niet overal omheen draait en altijd correct probeert te zijn.”

Kardol: “Maar je weet dat het verkeerd gaat uitpakken voor je vrouw, want mensen gaan denken: ze heeft het thuis niet eens op orde, hoe moet ze dat dan in de rest van de stad in vredesnaam voor elkaar krijgen?”

Van Muiswinkel: “Femke Halsema was vanaf het begin af aan een boeman en een stropop voor De Telegraaf. Die krant wilde haar hoe dan ook pakken, desnoods over de rug van haar zoon. Het is ongehoord, en dat heeft me indirect mijn baan als Sinterklaas in Amsterdam gekost.”

Hoezo dan?

Van Muiswinkel: “Naar aanleiding van die zaak heb ik Paul Jansen, de hoofdredacteur van De Telegraaf, een keer op Twitter een enorme grote schop in zijn zak gegeven. Ik vind hem echt een van de verderfelijkste mensen van het land; hij is uiteindelijk verantwoordelijk voor dit soort shit. Dus ik maakte daar een opmerking over. Toen is De Telegraaf indirect gaan dreigen bij het Sinterklaascomité in Amsterdam: die gozer mag dit jaar geen Sinterklaas spelen, daar gaan wij voor liggen, en anders gaan we er iedere dag over schrijven. Dat is toch echt wel een vorm van indirecte intimidatie. Die mensen van het comité vroegen vervolgens oprecht aan mij: zou je je koest willen houden? Maak alsjeblieft geen ruzie met De Telegraaf, want die krant moeten we te vriend houden. Toen heb ik erover nagedacht en besloten: dat ga ik gewoon niet doen. Dat kan niet de prijs zijn die je betaalt.”

Kardol: “En toen werd Paul Jansen Sinterklaas.”

Van Muiswinkel: “Haha, en wie zat er 5 december op dat paard, godverdomme.”

Verdient Robert Oey wat jou betreft het lintje van het jaar, Katinka?

Polderman: “Jazeker. We zijn toch allemaal mensen met bepaalde idealen waar we naar streven, en dat lukt niet altijd. Als je daarvan uitgaat, mag je af en toe toch wel een fout maken?”

Kardol: “Het zou mooi zijn als we in 2020 die hele imperfectie zouden kunnen omarmen. Het is gek dat we van elkaar verwachten dat je alles goed doet en elke gevoeligheid altijd haarfijn aanvoelt.”

Van Muiswinkel: “Het leidt ook heel erg af. Je kan letterlijk iedere minuut van het jaar bakkeleien over individuele fouten en elkaar de maat nemen, maar dat is allemaal tijd die afgaat van het nadenken over serieuze politiek.” 

Laten we positief afsluiten. Zijn jullie al miljonair? Volgens Guido Weijers heeft een beetje cabaretier wel een miljoen op zijn bankrekening staan. Als de Peter Pannekoeks geen miljonair zijn, hebben ze iets fout gedaan, zei hij.

Polderman: “Echt waar? In mijn hartje ben ik miljonair.” 

Van Muiswinkel: “Ik ben omgerekend, met mijn huis erbij, wel miljonair.”

Kardol: “Ik sta 20.000 euro in de min volgens mij. Ik verdiende de afgelopen tijd helemaal geen reet.”

Van Muiswinkel: “Ja, als je je voorstelling aan het schrijven en het repeteren bent, verdien je maandenlang negatief, want je moet je technici, je regisseur en je decor wel betalen.”

Kardol: “Maar het boeit me ook geen flikker, ik zou het ook gratis doen. Ik ken best veel cabaretiers die heel graag ooit in Carré willen staan; dat boeit mij ook niet. Als ik de rest van de tijd in de zalen speel waar ik nu speel, en de mensen vinden het leuk, en ik kan daar mijn huis en mijn huisdier van onderhouden, dan ben ik tevreden.”

Van Muiswinkel: “Ik kan jullie geheel geruststellen: ik heb Carré nooit gehaald, maar kan er nog steeds uitstekend van leven.”

Ik eet geen vlees, maar ik rijd wel diesel. Ben ik dan links?

Katinka Polderman

Is het qua kaartverkoop stabiel of kan je soms ook denken: o, ik ga een beetje downhill?

Van Muiswinkel: “Bij mij is dat de afgelopen jaren, zeker ten opzichte van de tijd dat ik met Diederik van Vleuten optrad, echt beduidend minder geworden. Ik stond voor zalen van 1000 man, en nu sta ik voor maximaal 600 mensen te spelen. Vaak ook voor 200.”

En als de zaal dan niet helemaal vol zit, denk je dan weleens: oeh help, ik ben het kwijt?

Van Muiswinkel: “Het is klaar. Ja, dat gaat natuurlijk weleens door je hoofd heen. Maar als je vervolgens weer voor een volle zaal staat, is die gedachte meteen weer weg. Eerst wil je dat er mensen in hun slaapzak op de stoep liggen om een kaartje te kunnen bemachtigen, daarna ben je al blij als er maar tien stoelen leeg zijn en dan heb je opeens weer iets te pakken waarmee je goede recensies krijgt, en zit het weer een tijdje vol. Het gaat nogal op en neer.”

Kardol: “Ik denk ook heel vaak: Het is klaar. Volgens mij is dat een beetje inherent aan dit werk. O, misschien werkt het vanavond niet, denk ik vaak. Elke keer weer voel ik een drempel waar ik mezelf met dertig trekpaarden overheen moet trekken. Ik ga nooit een avond in met de gedachte: dat wordt een makkie. Ik begin altijd met frisse tegenzin.”

Polderman: “Ik heb heel lang gedacht als ik de zaal inkeek: die mensen hebben geen kaartjes kunnen krijgen voor Jochem Myjer.” 

Van Muiswinkel: “Ik vind de periode vlak voor de première de allergrootste paniekfase, want als het dan nog slecht is, is er geen tijd meer om het om te gooien. Dan denk ik echt: ik maak er een eind aan.”

Jullie hebben alle drie het Leids Cabaret Festival gewonnen. Geeft dat een boost?

Kardol: “Ja, dan word je wel echt gelanceerd. Dan kom je ineens op het Journaal en zo.”

En veel tv doen?

Kardol: “Dat is wel handig wil je volle zalen hebben. Ik doe niet voor niks dingen op tv, want eigenlijk vind ik dat verschrikkelijk.”

Van Muiswinkel: “Grote talenten komen er altijd wel, maar televisie werkt absoluut versnellend. Ik heb Peter Pannekoek jaren zien rondkloten met hetzelfde kwartiertje stand-up over zijn eigen naam, en door zijn wekelijkse stand-up in De Wereld Draait Door, en vooral zijn deelname aan het televisieprogramma The Roast, breekt hij ineens door. En nu is hij – volgens Guido Weijers dan – miljonair. Blijkbaar is het daarvoor nodig dat je op tv doorbreekt. Pieter Derks overkwam het ook door zijn deelname aan DWDD.”

Kardol: “Het grappige is dat iedereen die ik spreek die een item op tv heeft gehad, met dezelfde conclusie komt: dit nooit meer.”

Van Muiswinkel: “Het is de hel.”

Kardol: “Het is living hell. Zo’n tv-studio is ook zo’n andere setting dan het theater. Bij een cabaretvoorstelling is de code helder, het gaat grappig worden, maar bij een talkshow niet. Ik moest er een keer optreden vlak na een gesprek over de Stint, nou succes, voordat je opkomt heb je al verloren. Ze versterken het publiek ook niet, omdat de kijker anders te veel gekraak hoort, maar daardoor hoor je geen gelach en komt het in de huiskamer over alsof het niet werkt. Ik heb er bij RTL Late Night echt voor moeten strijden dat er een heel goede publieksopwarming plaatsvond.”

Polderman: “Ik vind televisie ook echt afgrijselijk. Als vrouw word je sowieso altijd afgerekend op je uiterlijk. Dan sta ik al 10-0 achter. En vrouwen zijn per definitie niet grappig, dus dat is 20-0. Alleen moet je wel, want er moet ook publiek in je zaal komen. Ik vind het vreselijk, maar goed, zo heeft iedereen wel iets dat-ie niet zo leuk vindt aan zijn werk.”

Kardol: “Maar uiteindelijk maakt geen bal uit of je in een volle zaal staat met duizend man. Ik zou zelf bijvoorbeeld niet zonder theater De Smeltkroes in Maarheeze kunnen.” 

Van Muiswinkel: “Dat heb ik bij De Meterkast in Genk.”

Kardol: “Ik vind het juíst heerlijk om naar dat soort plekken te gaan. Dat zijn vaak de leukste avonden van het jaar.”