Spring naar de content

Gijs van Lennep: pionier op het parcours

Nu er voor het eerst sinds 1985 weer een Nederlandse Grand Prix georganiseerd wordt – op Circuit Zandvoort – blikt Gijs van Lennep (77), de eerste professionele autocoureur van ons land, terug op zijn carrière. ‘Ik ben gewoon in de verkeerde tijd geboren.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Smit

“Afstand houden en een buitenom rijden, anders zie je geen donder meer, en ik ben niet gestoord.” Gijs van Lennep weet nog goed wat hij dacht toen hij op zondag 20 juni 1971 tijdens de Grand Prix van Nederland op het circuit van Zandvoort debuteerde in de formule 1. Het regende pijpestelen en dat zou de hele race zo blijven, luidde de verwachting. Van Lennep startte bijna achterin, op de 21ste plaats – niet bepaald een kansrijke positie, maar met reden.

De dan 29 jaar oude Nederlandse coureur reed in een Surtees TS7, de oude wagen van John Surtees, de Brit die er als enige ooit in slaagde om zowel op een motor als in een formule 1-auto wereldkampioen (1964) te worden. Voor Van Lennep een bijzondere ervaring. Hij kende de auto niet, had er voordat de kwalificaties begonnen nog geen centimeter in gereden. 

Een speciaal hiervoor opgerichte stichting had de bolide met steun van twee sponsors voor 25.000 gulden voor hem gehuurd. Als Van Lennep meedoet, zal de Grand Prix meer publiek trekken, was de gedachte.

gijs van lennep
Gijs van Lennep met zijn Porsche 917, Zandvoort, 1970

De mede door de Koninklijke Nederlandsche Automobiel Club geïnitieerde stichting schoot in de roos. Goed een week daarvoor had Van Lennep samen met de Oostenrijker Helmut Marko de 24 uur van Le Mans op zijn naam geschreven.

Een knappe prestatie, maar tegelijkertijd slopend. Na de traditionele champagne werden Van Lennep en Marko – tegenwoordig de grote man achter Red Bull Racing – verwacht in de ontvangstruimte van hoofdsponsor Martini in het promodorp. Vervolgens moest het afgepeigerde duo door naar de viproom van Moët & Chandon en naar een diner van de chique Automobile Club de l’Ouest. Of een van de twee heren daar ook nog even een praatje wilde houden. 

Van Lennep en Marko waren inmiddels zo’n veertig uur onafgebroken in touw. De Oostenrijker trok het niet meer. Dus nam Van Lennep de honneurs waar.

Toen ze waren aangekomen bij het voor de coureurs afgehuurde kasteel, kwam de eigenaresse, een heuse markiezin, aanzetten met een trolley champagne. Van Lennep bedankte. “Mevrouw, ik hoop dat ik mijn bed nog haal,” zei hij. Met de overall nog aan rolde hij met Jenny, zijn vrouw, tussen de lakens.

Eenmaal weer thuis kreeg hij griep. Pas op donderdag, een dag voor de eerste training op Zandvoort, voelde hij zich weer wat beter.

Maar Van Lennep herpakte zich. Hij was een echte slechtweerrijder en beschouwde de regen letterlijk als een geschenk uit de hemel. Zijn strategie pakte goed uit. De Tarzanbocht, de wereldberoemde lus direct na het rechte eind, nam hij zonder problemen. De eerste ronde liet hij al zo’n vier auto’s achter zich; ze spinden of belandden in de grindbak. Van Lennep reed een foutloze race en eindigde als achtste, nog voor de oud-wereldkampioenen Graham Hill, Denny Hulme en Jackie Stewart.

Jonkheer Gijs van Lennep: 77 jaar is hij inmiddels en nog steeds volop actief. Oké, de afgelopen weken even iets minder – hij heeft een nieuwe heup gekregen –, maar hij heeft er alweer een rally op zitten, samen met Jan Lammers voor het Zeldzame Ziekten Fonds.

Een nuchtere allrounder met een imposante staat van dienst. Van de Pinksterraces op Zandvoort en de Grand Prix de Paris tot de 24 uur van Le Mans (in 1971 en 1976, met Jacky Ickx) – hij zette ze allemaal op zijn naam. Zijn allermooiste overwinning: de Targa Florio, de legendarische race op Sicilië, samen met Herbert Müller in 1973, de laatste keer dat deze meetelde voor het wereldkampioenschap. 

Ook reed de eerste Nederlandse profcoureur in de formule 1 acht Grand Prix, waarvan twee keer (in 1971 en 1975) in Zandvoort. Zijn beste resultaat: twee keer zesde, goed voor twee WK-punten.

De uitstekende prestaties waren voor een vakjury aanleiding hem in 1999 uit te roepen tot Beste Nederlandse autocoureur van de 20ste eeuw. 

Kortom, Van Lennep kent de racewereld als geen ander. Datzelfde geldt voor het circuit van Zandvoort. Voldoende om aan de vooravond van de terugkeer van het formule 1-circus en de gedroomde definitieve doorbraak van Max Verstappen met hem terug en vooruit te blikken. Wat is er veranderd? Is hij blij met de comeback van de formule 1 in Zandvoort? En wat vindt hij van Max, de Beste Nederlandse coureur van de 21ste eeuw? 

gijs van lennep
Champagne en bloemen voor het Nederlands- Oostenrijkse team Gijs van Lennep (r.) – Helmut Marko (l.), dat met een Porsche 917 de 24-uurs-race won, 1971

Van Lennep – geblokt shirt, vest, bruine mocassins, Chopard Mille Miglia-horloge om de pols – ontvangt thuis in Blaricum. Op de oprit een grijze Audi S3 – 310 pk, vierwielaandrijving, topsnelheid 258 kilometer per uur. (“Niet dat je er in Nederland veel aan hebt, maar wel handig in de winter, als het glad is.”)

In de klassiek ingerichte woonkamer staan veel foto’s. Herinneringen aan zijn roemruchte raceverleden ontbreken – een foto op het toilet van Van Lennep in een formule 1-wagen met Jenny naast zich tijdens zijn laatste Grand Prix op Zandvoort in 1975 daargelaten. Wel liggen onder de salontafel de nodige raceboeken, onder meer zijn in 2016 verschenen biografie.

Niet zo vreemd, dat gemis aan memorabilia: de grote successen liggen alweer meer dan veertig jaar achter hem. Maar de interesse voor de autosport is gebleven.

Hij volgt het wereldje nog steeds op de voet – zowel passief, via de media, als uit de eerste hand. Oud-coureurs als Jan Lammers en Michael Bleekemolen en anderen die in de Nederlandse racescene een prominente rol spelen, onder wie Bernhard van Oranje (‘een uitstekend coureur’), spreekt hij nog regelmatig. Hij komt ze tegen bij de Tulpenrallye, de Achterhoek Tour Rally of de Gijs van Lennep Legend, de naar hemzelf vernoemde jaarlijkse rally waarvan de opbrengst gaat naar hulpbehoevende kinderen. Evenementen waaraan hij graag en meestal voor niets meedoet.

We zitten nog maar koud of hij begint over de stikstofcrisis. Het besluit van de Raad van State om geen nieuwe (bouw)projecten meer toe te staan naast natuurgebieden treft ook de Dutch Grand Prix. Moet de race dan alsnog naar Assen verhuizen, houdt De Telegraaf, Van Lenneps krant, haar lezers deze woensdag voor. 

Zijn ogen schieten vuur: “En dat voor een enkele pad en een salamander. Waar zijn we nu mee bezig?!” Een vraag die hij zelf beantwoordt: “We zijn de laatste veertig, vijftig jaar doorgeslagen met de democratie. Er is geen respect meer!” 

Met de geleende Fiat 600 van zijn moeder sloeg Van Lennep tijdens het slalommen al bij het eerste paaltje over de kop.

Belachelijk, vindt het race-icoon, al staat hij er ook weer niet echt van te kijken. Fel: “Ik gaf in de jaren tachtig les op het militaire oefenterrein De Vlasakkers (bij Amersfoort – red.) voor de ANWB met twintig personenauto’s. Mochten we ineens op zaterdagmiddag niet meer rijden vanwege de geluidsoverlast en de stikstofuitstoot. Terwijl: ze hadden daar driehonderd Leopardtanks. Als één zo’n tank een keer gas geeft, komt er meer rotzooi uit dan bij zo’n training. Ik leerde die mensen veilig rijden. Toen heb ik tegen die man van Defensie gezegd: wat vinden jullie nu belangrijker: die uitstoot en de geluidsoverlast of de veiligheid?! Nondeju, ik word bijna weer kwaad als ik erover begin.”

Politiek en dus enigszins offtopic, realiseert hij zich. Eén ding maakt Van Lennep hiermee wel duidelijk: dat er waarschijnlijk weer een Grand Prix in Zandvoort komt, juicht hij van harte toe. “Supergoed voor Nederland. Zeker, de Jumbo Racedagen met Max Verstappen en de Historische Grand Prix zijn ook leuk, maar een echte Grand Prix, dat is het mooiste wat er is.” 

En ja, mocht de Grand Prix doorgaan, dan is hij erbij op 3 mei. Tenminste, als er nog plaats is in de helikopter, om hem van en naar het circuit te brengen. “Uren in de file staan en vervolgens midden in de nacht weer in Blaricum aankomen, dat trek ik niet meer.”

Dit enthousiasme zal wie Van Lennep een beetje kent niet verbazen. Het circuit van Zandvoort is de kurk van zijn carrière. Hij is geboren en getogen in Aerdenhout, bijna om de hoek. Zandvoort had toen alleen nog een stratenrace. Pas na de Tweede Wereldoorlog kwam er een echt circuit.

In 1948 was de eerste race, de Grand Prix van Zandvoort. Samen met zijn vier jaar oudere broer David was Gijs erbij – net als prins Bernhard sr. met dochter prinses Irene. 

Dat Van Lenneps leven in het teken zou staan van het autoracen was geen uitgemaakte zaak. Waar Max de liefde voor de sport met de paplepel kreeg ingegoten – vader Jos reed ook acht seizoenen in de formule 1 –, moest Van Lennep het grotendeels op eigen kracht doen. Van Lennep sr. was commissionair in effecten. “Hij hield wel van autorijden en kon contactpuntjes vervangen, maar dat was het dan ook wel zo’n beetje.”

gijs van lennep
Op het circuit van Zandvoort, 1966

Prettige bijkomstigheid: de buurman van de Van Lenneps heette Rob Slotemaker. De skelters die hij met zijn broer en vrienden thuis in elkaar schroefde, konden bij de race- en slipschool van Slotemaker worden getest. 

Gesponsord door de plaatselijke fietsenmaker, die zorgde voor een 100cc-motortje, behaalde hij in 1960 bij de autosprints, een sprint en een slalom, op Zandvoort zijn eerste overwinning. Toen hij vervolgens voor het eerst met een echte auto meedeed aan diezelfde autosprints, liep het minder goed af. Met de geleende Fiat 600 van zijn moeder sloeg hij tijdens het slalommen al bij het eerste paaltje over de kop en landde op het (vouw)dak.

Van Lennep mankeerde gelukkig niets. Hij worstelde zich uit de Fiat en met hulp van anderen stond de auto na twee keer rollen weer op zijn wielen. Moeder was not amused, vader kon er wel om lachen. “Het komt mij voor dat het dak van de auto van mijn vrouw iets lager staat,” grapte hij, zittend op de tribune.

Door onder meer bij de Pinksterraces op Zandvoort steeds vooraan te rijden, kwam hij in de picture bij Pon. De Volkswagen- en Porsche-importeur zag de autosport als ideaal uithangbord en haalde onder meer tien Formule Vee-wagens naar Nederland. De Formule Vee was in de Verenigde Staten razend populair: de auto’s, die vooral bestonden uit onderdelen van de Volkswagen Kever, waren tenminste nog enigszins betaalbaar – een bouwpakket kostte 5500 euro.

Pon vroeg Van Lennep of ook hij in een van de auto’s wilde rijden. Dat deed hij goed, zo goed dat Ben Pon, een van de directeuren van Pon, zelf ook een verdienstelijk coureur, hem een plaats aanbood bij Racing Team Holland. Hij kreeg zelfs een contract bij Pon voor tienduizend gulden.

Toen hij vervolgens op de Nürburgring met zijn broer in de Porsche Carrera 906 de ADAC 6 uur won – David reed één uur, Gijs vijf (‘ik was gewoon beter’) – en de veel snellere Chaparrals en Ferrari’s achter zich liet, kon niemand meer om hem heen.

Van Lennep was beroepscoureur, een soort zzp’er avant la lettre, maar een vetpot was het niet. “Soms wist je in januari niet of je de rest van het jaar nog wat zou rijden.” Contracten, publiciteit, zijn conditie, vervoer: hij moest bijna alles zelf regelen. Wat dat betreft is er veel ten positieve veranderd. “Ik ben gewoon in de verkeerde tijd geboren.”

Een kwestie van geld, weet hij. “De belangen zijn tegenwoordig veel groter. Nadat ik achtste was geworden tijdens mijn eerste formule 1-race, bood John Surtees mij voor een seizoen een vaste stoel aan voor 450.000 gulden. Ik weet niet hoe het precies zit, maar nu praat je al snel over tien tot twintig miljoen euro als je je wilt inkopen. Dat avontuur met Surtees is uiteindelijk helaas niet gelukt. We konden het geld niet bij elkaar krijgen. Er is zelfs nog een actie op touw gezet: een tientje voor Gijs. Maar het heeft niet zo mogen zijn.”

Zijn formule 1-carrière is mislukt, zegt hij ronduit. Hij weet ook waarom: geldgebrek. “In 1973 reed ik de Grand Prix op Zandvoort bij Frank Williams. Marlboro, de sponsor van dat team, wilde dat graag. Die zeiden: als je Van Lennep een paar jaar op Zandvoort laat rijden, krijg je zo en zoveel extra. Williams stond niet te trappelen, hij mocht me niet zo, maar kon het geld goed gebruiken. Waar stopt hij dat geld vervolgens in? Niet in mijn auto of in de banden, maar in de gaten die hij al had gemaakt in zijn businessmodel. Zo ging het altijd.” 

Zeker, talent is belangrijk, maar dat is niet het enige. Op het juiste moment in de juiste auto terechtkomen is minstens zo belangrijk, benadrukt Van Lennep. “En dat gaat nog verder: de beste coureur zit altijd in de beste auto. Kijk maar naar Hamilton (vijfvoudig wereldkampioen Lewis Hamilton, die ook dit seizoen weer aan de leiding gaat – red.). Die zit in een Mercedes en wordt vier keer wereldkampioen.”

Zijn formule 1-carrière is mislukt, zegt Van Lennep ronduit. Hij weet ook waarom: geldgebrek.

Voor alle duidelijkheid: hij heeft veel respect voor een Verstappen of een Hamilton. Van hen wordt fysiek en mentaal veel gevraagd. Alleen al de g-krachten waar zij mee te maken hebben. In van Lenneps tijd was dat nog 2g; inmiddels, door de toegenomen snelheden en trekkracht, is dit ruimschoots het dubbele. Oftewel: als Verstappen remt, weegt zijn hoofd zo’n vier keer zoveel als normaal.

En wat te denken van de spierkracht die nodig is om te remmen. De huidige formule 1-wagens hebben inmiddels weliswaar allemaal een stuur- en rembekrachtiger, maar om goed te remmen moet een coureur met zijn voet nog steeds zo’n zeventig kilo wegtrappen. “Op de sportschool trap ik nu dertig, maximaal veertig kilo. Om zeventig kilo te kunnen trappen moet je veel jonger zijn.” 

De sport is bovendien harder geworden, veel harder, meent Van Lennep. “In mijn tijd moest je mondeling met de engineer overleggen: gaan we dit of gaan we dat veranderen? Tegenwoordig staan er tien computers op een rij en hebben de engineers het voor het zeggen. Als wij niet vol gas door een bocht gingen omdat de banden niet goed waren, kregen we een paar nieuwe. Nu zeggen ze: als jij met deze auto niet vol gas rijdt, sta je morgen op straat.”

Maar de moderniteit heeft ook positieve kanten, weet de voormalige race- en rallykampioen. Er zijn veel minder ongelukken en er vallen minder dodelijke slachtoffers. Van Wim Gerlach, de Friese huisarts die in 1957 vlak voor zijn ogen met zijn Porsche 356 Speedster over de kop sloeg, uit de auto werd geslingerd en de wagen boven op zich kreeg – het eerste dodelijke slachtoffer op Zandvoort naar wie een bocht is vernoemd – tot Roger Williamson, die in 1973 tijdens de Grand Prix op hetzelfde circuit levend verbrandde: Van Lennep heeft verscheidene coureurs zien verongelukken.

Zelf was hij er ook bijna geweest. Met 230 kilometer per uur schoot in 1967 op het circuit van Spa-Francorchamps zijn motorkap los. Zijn auto kwam abrupt tot stilstand in een weiland, hijzelf werd gelanceerd en belandde in een sloot – gordels droegen de coureurs destijds niet. De schade bleef beperkt tot een zware hersenschudding en een gebroken middenhandsbeentje.

Van Lennep heeft zich niet door dat ongeluk laten weerhouden. Wie in de vorige eeuw succesvol formule 1-coureur wilde worden, wist dat de dood nooit ver weg was.

“Ik heb geluk gehad,” erkent hij, om daar direct aan toe te voegen dat de risico’s die het racen in de formule 1 met zich meebracht hem in Nederland ook hebben beperkt. Veel bedrijven, waaronder Philips, wilden hem destijds vanwege de gevaren niet sponsoren. “Ze dachten: straks rijdt die Gijs zich dood.”

Niet dus. Van Lennep, vanwege zijn perfecte rijtechniek door sommigen ook wel een ‘heelhouder’ genoemd, mag dan inmiddels 77 jaar zijn, hij rijdt nog steeds. Met veel plezier. Hij kijkt tevreden terug, heeft veel gezien en veel mensen ontmoet.

Vanwege zijn race- en rallyverleden kent hij ‘God en de halve wereld’. Ook Bernhard sr. bijvoorbeeld, de prins die bekendstond om zijn liefde voor Ferrari’s – de laatste Ferrari die hij kocht, een diepgroene 456 GT, kreeg hij in Italië persoonlijk overhandigd van zijn vriend Enzo Ferrari.

Bernhard sr. was op Zandvoort bij alle formule 1-wedstrijden aanwezig en ook beschermheer van Racing Team Holland. Van Lennep heeft de prins vaak gesproken. “Een vriendelijke, aardige man. Hij was goed op de hoogte.”

Met Jan Peter Balkenende reed hij de Mille Miglia, de historische race met oldtimers die jaarlijks in Italië plaatsvindt. En vergeet Tonio Hildebrand niet, de kleurrijke hobbycoureur, scharrelaar, rokkenjager en bovenal levensgenieter, die – al dan niet in het kielzog van Bernhard sr. – met zijn Lotus 23 zelfs weleens een wedstrijdje won.

Maar verwacht van de jonkheer geen smakelijke anekdotes. “Ik heb ze niet en als ik ze al had, zou ik ze u niet vertellen. Privézaken: no, never ever. Iedereen heeft recht op zijn privacy.”

Van Lennep zette in 1975 een punt achter zijn formule 1-avonturen. Hij kan zich dat moment nog goed herinneren. De destijds 33-jarige coureur was tijdens de Grand Prix op Zandvoort net als zesde gefinisht, goed voor één WK-punt. Hij reed voor het team van Hoogenboom Bewaking.

Na afloop zou hij het heuglijke nieuws doorbellen aan Bob Hoogenboom, een van de twee directeuren. Diens reactie: “Dat is leuk, die zesde plaats, maar ik hoor dat je slecht gereden hebt.”

Van Lennep kon zijn oren niet geloven. “Ik zei: ‘Slecht gereden? Wat zeg je me nou, ik word zesde, je eerste WK-punt ooit! Maar als jij dat zegt, weet je wat jullie dan allemaal kunnen? Doodvallen.’” Met een glimlach: “Einde formule 1-carrière.”

Zo zal het Max Verstappen niet vergaan. Die zal wereldkampioen worden en wel volgend jaar, denkt de raceveteraan. Tenzij Red Bull de auto en de motor niet voor elkaar krijgt. Hij rijdt nu met een Honda-motor, maar die voldoet helaas nog niet aan de verwachtingen.

Verhuizen dan maar, naar een ander team? Nee, een transfer naar Mercedes of Ferrari heeft volgens Van Lennep geen zin. “Dan heeft Red Bull waarschijnlijk ineens de allerbeste auto die er is, gaat Ferrari de mist in en zegt Mercedes: we hebben genoeg geld uitgegeven, we gaan bezuinigen.

gijs van lennep

“Ik blijf erbij dat de heer Mateschitz (Dietrich Mateschitz, oprichter van het formule 1-team van Red Bull – red.) en Honda er alles aan zullen doen om Max de jongste wereldkampioen ooit te laten worden. En aangezien Helmut Marko, mijn maat van Le Mans 1971, daar de scepter zwaait en ze beschikken over Adrian Newey, de allerbeste designer die er ooit is geweest, denk ik dat hij er goed aan doet gewoon te blijven.”

Voor dit interview is onder meer gebruikgemaakt van Gijs van Lennep – De biografie van een bijzonder raceleven.