Spring naar de content
bron: Jeroen Hofman

Peter Plasman deelt uit: ‘Niemand durft op te komen voor tbs’ers’

Mohammed B., Gijs van Dam, de zoon van Femke Halsema – zomaar een greep uit de cliënten van Peter Plasman (67), een van ’s lands bekendste strafpleiters. Een bruisend gesprek over zijn onbezorgde levensinstelling, het falen van de politiek en het belang van tv-optredens. ‘Het zou raar zijn als ik iets tegen mediageilheid heb.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Ad Fransen

Eerst hebben we een afspraak ten kantore, maar bij nader inzien ontvangt de maître toch liever aan huis, in zijn 225 vierkante meter grote, met kunst van hedendaagse schilders en fotografen volgestouwde appartement te Buitenveldert. De doeken en foto’s klotsen tegen de wand, zijn lieftallige vrouw Judith verzucht: “Dit lijkt wel een huis van mensen die aan verzamelwoede lijden, het slibt hier langzamerhand dicht.” Een grote opruiming is inmiddels in gang gezet, over niet al te lange tijd gaan ze verhuizen, verruilen ze het rumoerige Amsterdam voor een kavel in het slaperige Amersfoort.

Nochtans woont Peter Plasman voor een strafrechtadvocaat in een toepasselijke omgeving. Op een steenworp afstand ligt politiebureau Van Leijenberghlaan en als hij rechts uit het venster tuurt, kijkt hij zo bij zijn confrère Geert-Jan Knoops naar binnen. Vlakbij zijn nog eens twee ex-cliënten van hem koelbloedig geliquideerd: de beruchte Sam Klepper en de minder bekende, maar niet minder kleurrijke Augustus Adjoeba. Plasman vertelt smakelijk – alsof hij het scenario van een sappige B-film samenvat: “Adjoeba was wel een zeer geslepen crimineel, het ging hier om een derdegraads ripper. Eerst sloot hij met iemand een drugsdeal af, daarna regelde hij dat de afnemer geript werd, om vervolgens weer de ripper te rippen. Dat was dus dubbel verdienen.”

God kent vreemde en ook wrede kostgangers; de soevereine Plasman maakt geen onderscheid, hij verdedigt ze allemaal. En het gaat heus niet altijd om zware criminelen. Zo staat hij op dit moment onder meer de vijftienjarige deugniet en puberzoon van Femke Halsema bij. Of neem Gijs van Dam, die het niet pikt dat hij in Trouw door Jelle Brandt Corstius met zoveel woorden is beschuldigd van verkrachting en drogering. Nu heeft Jelle dus een smaadklacht van Plasman aan zijn broek en gaat hij naar eigen zeggen (in De Telegraaf) emotioneel gebukt onder de gevolgen van zijn vergeefse #MeToo-appèl. 

Probeert Plasman zich weleens te verplaatsten in de gepijnigde psyche van de tegenstander? Het antwoord is even kordaat als genadeloos: “Daar heb ik totaal geen interesse in. Ik heb alleen maar oog voor het belang van mijn cliënt, van Gijs van Dam. Dit is voor mij een hele principiële zaak, hier komt ook mijn persoonlijke opvatting bij kijken: dit soort beschuldigingen kun je niet ongestraft doen. En hoe de krant Trouw hiermee omgegaan is, vind ik ronduit schandelijk. Trouw wist van tevoren dat het artikel van Jelle Brandt-Corstius zou leiden naar maar één persoon, naar Gijs van Dam. Terwijl er geen enkel bewijs voorhanden was, zette Trouw het bericht toch op de voorpagina.”

Nou, je hoort het al: Peter Plasman is dit jaar 67 geworden en bovendien kersverse opa van een kleindochter, maar aan gedrevenheid geen gebrek, de vlam zit nog steeds in de pijp. Op zijn Harley-Davidson Road King Special scheurt hij nog dagelijks bij zijn clientèle langs.

“Leeftijd speelt in mijn werk geen enkele rol, elke ochtend sta ik handenwrijvend op, ik voel me nog steeds heel erg jong, heb sowieso nooit een moment gedacht: nu ben ik volwassen.”

U bent nu een van de bekendste en meest gewilde strafpleiters, was dat toen u eind jaren tachtig begon ook de ambitie?
“Nee, bij mij komt het zoals het komt. Ik heb mezelf nooit gezien als die voorname advocaat met een constante hang naar steeds meer roem en weelde. Natuurlijk, mijn kantoor is gegroeid en gegroeid, maar twintig jaar geleden zei ik al tegen mijn mensen: jongens, meisjes, als het blijft zoals het is, ben ik dik tevreden. Achter mijn levenspad heeft nooit een uitgekiende carrièreplanning gezeten. Echt, ik doe er niks voor, ik lobby nooit. Mensen denken vaak: nou, die Plasman zal wel heel veel connecties hebben, maar ik zweer ’t: ik heb totaal geen netwerk, ik kan helemaal niet netwerken.”

Hoe komt Femke Halsema dan bij u terecht? En waarom ging ze niet naar bijvoorbeeld Gerard Spong?
“Daar mag ik niks over zeggen, hoe die relatie tot stand is gekomen hoort bij mijn beroepsgeheim.”

Misschien dacht Halsema wel: mijn zoon is bij Peter Plasman in goede handen, want deze advocaat heeft weleens gezegd dat er in zijn eigen jeugd weinig voor nodig was om de verkeerde afslag te nemen. 
“Ik kan me wel voorstellen dat iemand zo denkt. Tenslotte is het prettiger werken als het ook klikt tussen een advocaat en een cliënt.”

Zegt u weleens tegen een cliënt: het interesseert me niet of je schuldig of onschuldig bent?
“Sterker nog, ik zeg weleens: ben je onschuldig, dan valt er voor mij weinig eer te behalen. Want het is helemaal geen kunst iemand vrijgesproken te krijgen die onschuldig is, dat gaat zonder mij ook wel. Het is voor een advocaat knapper om iemand vrij te krijgen die zo schuldig is als de hel.” 

De vertrouwensband met een cliënt is belangrijk, maar zijn er ook mensen die niet alles opbiechten aan u.
“Dat komt voor. In Noord-Afrikaanse culturen geldt het adagium: zolang je tegen iemand niet hebt bekend, heb je het in de ogen van je eigen gemeenschap niet gedaan. Ook al legt de rechter later nog zo’n hoge straf op: niet gezegd is niet gedaan binnen zo’n cultuur.”

Zoekt u uw oude cliënt Mohammed Bouyeri, de moordenaar van Theo van Gogh, nog weleens op in de gevangenis?
“Nee, geen zin in, dat doe ik ook nooit wanneer een zaak voorbij is. Klaar is klaar. Voor nazorg ben ik niet uitgerust, ik word ingehuurd als advocaat, niet als zorgverlener. Maar bij een nieuw juridisch probleem kan Mohammed B. me altijd bellen. Ik had een uitstekend contact met hem.”

Klinkt alsof u Mohammed B. een prima jongen vond. 
“Ik heb nooit een oordeel over of iemand leuk is of niet, maar in de relatie cliënt-advocaat voelde hij zich bij mij in goede handen. Dat is het belangrijkste. Al heb ik nooit echt kunnen pleiten voor hem. Hij zei: hoeft niet, ik heb dit gedaan en ik neem de volledige verantwoordelijkheid voor mijn daad.” 

U doet ook zedendelinquenten, die zijn na hun daad wellicht ernstig behept met schaamte, hoe krijgt u hen aan de praat?
“Door er heel nuchter over te praten en uit te leggen dat er dingen kunnen zijn waar mensen weinig aan kunnen doen, dat iedereen tot alles in staat is als de omstandigheden ernaar zijn. Kijk, iemand is na zijn geboorte niet bij een loketje langs geweest waar hij heeft gezegd: maak mij maar pedofiel. Je ben als advocaat al een heel eind op weg wanneer je laat blijken dat je niet à priori bepaald gedrag afkeurt. Als ik constant tegen mijn morele waarden en oordelen aan loop, dan zit ik in het verkeerde vak, dan ben ik mezelf voortdurend aan het belasten.”

Dan had u evengoed priester kunnen worden, wat ook nog had gekund, Johannes Petrus Plasman, geboren te Roermond.
“Ha, ha, nee, nee, priester, daar had ik al geen zin meer in toen mijn vader vond dat ik misdienaartje bij de legeraalmoezenier moest worden, maar ik lag er bij de kerk snel uit nadat ik was betrapt op het eten van ongezegende hosties.”

Elke ochtend sta ik handenwrijvend op, ik voel me nog steeds heel erg jong.

U zat op een katholiek internaat, uw vader was luitenant-kolonel bij de landmacht, kunnen we spreken van een autoritaire opvoeding?
“Mijn vader was niet autoritair, privé zeker niet. Ik hoefde me thuis ook helemaal niet af te zetten. Mijn moeder was in mijn jeugd grotendeels afwezig, zowel fysiek als geestelijk. Ze had aan de oorlog een vreselijk trauma overgehouden; ze was in Indië actief in het verzet en heeft in een hele heftige Japanse strafgevangenis gezeten. Eigenlijk heb ik met mijn ouders nauwelijks een band gehad, maar ik ben daar nooit rouwig om geweest. Het heeft me eerder heel vroeg zelfstandig gemaakt.”

Heeft u achteraf geen moederliefde gemist? 
“Mijn perceptie is: voor een kind dient het leven zich aan zoals het is, en als je iets mist, moet je ook weten wat dat gemis inhoudt. Bij moederliefde weet ik dat niet, ik heb in ieder geval nooit huilend in bed gelegen. Ik heb het leven genomen zoals het is, zo gaat het nog steeds.”

Heeft die afwezige moeder later uw omgang met vrouwen bepaald?
“Weet ik niet. Mijn vrouw zegt weleens dat ik daardoor gereserveerd en onaanraakbaar over kan komen. Maar eigenlijk vind ik dat een beetje hineininterpretieren, het klinkt me allemaal te makkelijk in de oren, het is een idee van een ander. Waar ligt het causaal verband? Ik kan daar heel weinig mee.”

U gaat onbezorgd door het leven?
“Ik denk het wel, ik ben heel pragmatisch ingesteld, ik pieker nooit over het verleden, ik maak me niet druk over de toekomst en vind het nutteloos om te tobben over risico’s die inherent zijn aan het leven. Ik ken nauwelijks angst. Tja, ik kan morgen van mijn motor vallen. Nou en… het zal wel.”

Klinkt ook als een koele kikker.
“Nou, ik ben van nature een heel zachtaardig mens, een hele lieve man, maar anderen mogen van me denken wat ze willen, in wezen interesseert het me helemaal niks wat mensen van mij vinden.”

Wat zegt uw vrouw tegen u?
“Zij heeft het hier thuis over Meneer de Advocaat, het Feitenmannetje.”

Wilt u altijd gelijk krijgen?
“Nee, want ik heb altijd gelijk…” Lacht nu eerst hartelijk, en corrigeert dan snel: “Nee hoor, nee hoor, ik hoef helemaal geen gelijk te hebben.”

Dat hoort wel bij uw vak: als advocaat wilt u natuurlijk altijd winnen.
“Zo zie ik dat helemaal niet, ik hoef niet te winnen, maar wil wel het gevoel hebben dat ik mijn werk goed en grondig heb gedaan en dat kan ook als iemand ondanks mijn verdediging vijftien jaar krijgt. Wanneer het een supergoed pleidooi was voor vrijspraak, maar het toch uitdraait op een veroordeling, kan ik nog hartstikke tevreden zijn. Want ik weet zeker dat ik alles gedaan heb wat erin zat.”

Dus u beschouwt de rechtszaal niet als een arena, of een rechtszaak als een gevecht met het OM, de aanklager?
“Nee, ik zie een strafzaak meer als een interactie met de rechter; de rechter is voor mij de beslisser, van hem moet ik het hebben. En hoe gek het ook klinkt: het OM is vaak ook een medestander, want een officier van justitie kan argumenten aandragen die ik onderuit kan halen.”

Maar dat is gebruikmaken van de blunders van het OM.
“Met regelmaat kan dat wel de situatie zijn. Je hebt hele goeie officieren van justitie en hele slechte, die blind zijn voor de rol van de advocaat. In het laatste geval denk ik dan: fijn, praat maar lekker verder, trap gerust in je eigen val. Ik zeg weleens tegen mijn stagiairs: je hebt zaken waarbij je van tevoren bij god niet weet welk verweer je moet gaan voeren tijdens de zitting. Want de cliënt vindt dat hij onschuldig is, maar het dossier spat bijna uit elkaar van het bewijs. Daar moet je vooral niet nerveus van worden, want eerst komt de officier van justitie nog aan de beurt en die reikt altijd iets aan waar je wat mee kunt. De officier kan bijvoorbeeld zeggen: ‘Deze meneer is niet voor rede vatbaar.’ Nou, dan heb je als verdediger meteen al iets te pakken, want waar haalt hij dat vandaan, waaruit blijkt dat dan precies? Op zo’n moment word je dus aan een verhaal geholpen door het OM.”

Noem eens een paar slechte officieren.
“Nee, ben je gek, dat ga ik helemaal niet doen, maar ik krijg officieren in opleiding op mijn kantoor, die mogen een jaar of wat in de keuken kijken van een advocaat. Twee dingen vallen op. Ten eerste: ze worden als advocaat bloedfanatiek, en ten tweede zeggen ze, wanneer de stage voorbij is, dat ze een totaal andere kijk op het advocatenvak hebben gekregen.”

Mensen denken vaak: die Plasman zal wel heel veel connecties hebben, maar ik heb totaal geen netwerk.

U bent toch niet zo stom om uw geheimen prijs te geven aan de tegenstander, aan toekomstige officieren van justitie?
“Dat zie ik anders: ik maak ze beter voor mijn cliënten, ze leren de interactie tussen een advocaat en een cliënt begrijpen. Een officier die later begrijpt dat een cliënt zenuwachtig kan zijn, liever zwijgt dan zijn eigen glazen in te gooien, dan dom te praten, terwijl dat helemaal niets zegt over zijn schuld – daar heb ik pas echt iets aan.”

Mag u ook weleens bij het OM een kijkje in de keuken komen nemen?
“Dat zou ik best willen, maar tot nu toe kan dat niet, ook omdat het OM bang is dat er advocaten langskomen die ze niet vertrouwen en ze kunnen daar niet zeggen: deze advocaat is wel welkom en die niet.”

Waarom bent u advocaat geworden, was het een roeping?
“Nee, er waren geen wereldreddende motieven in het spel, alleen maar egoïstische: al in mijn studie vond ik de strafrechtadvocatuur een geweldig mooi vak. Ik vind wel dat het een beroep is – evenals journalistiek – dat ertoe doet in een rechtsstaat. Ik bedoel: eerlijke rechtspraak, vrije pers, dat zijn de belangrijkste ijkpunten voor een samenleving, als dat in een land ontbreekt, weet je snel hoe laat het is.”

Hoe werft u uw cliënten?
“Niet. Ze komen uit zichzelf, ons kantoor neemt iedereen aan.”

Er zitten meerdere advocaten op uw kantoor, hoe pikt u als patroon de krenten uit de pap?
“Ik pik er niets uit, sowieso regelt mijn secretaresse de agenda.”

Maar waarom wordt de zoon van Femke Halsema dan door u bijgestaan en niet door een kantoorgenoot?
Met een brede glimlach op zijn pokerface: “Helaas moet ik weer antwoorden: daar kan ik niets over zeggen.”

Stel: ik doe als eenvoudige penneslaaf op dezelfde dag een beroep op uw kantoor als een heel bekende talkshowhost, dan weet u toch wel voor wie u kiest?
“Ha, ha, jazeker: niet voor Ad Fransen, die komt bij ons niet eens het kantoor binnen. Nee hoor, grapje, maar luister: ik ben 67, heb niet het eeuwige leven, dus ik vind het juist belangrijk dat mijn kantoorgenoten ook grote zaken krijgen.”

Uw kantoorgenoten zien we nooit in de media. Trekt u stiekem weleens een zaak naar u toe, waarvan u denkt: daar kan ik bij Jinek, Pauw of DWDD persoonlijk mee scoren?
“Nee, daar is geen sprake van en ik zeg vaak zat als de media bellen: neem een kantoorgenoot van mij, die is zeker zo goed. Maar die redacties kiezen altijd voor de bekende weg. Als ik nee zeg, zie ik nog dezelfde avond een advocaat in zo’n talkshow zitten die net als ik geen onbekende is. Ze hebben in Hilversum een lijstje, een kaartenbak, daarin staan mensen van wie ze weten wat ze krijgen.”

Wat krijgen ze van u, wat zijn uw kwaliteiten op televisie? 
“Ik kom goed uit mijn woorden, ik roep niet plotseling rare dingen en ik kan het recht zonder al te veel moeilijke woorden uitleggen. Ik denk dat ze me een prettig figuur vinden om mee te werken, aangezien ik een aan saaiheid grenzende soliditeit en voorspelbaarheid bezit. Dat zal het zijn.”

U heeft zelf eens gezegd: “Aan strafrechtadvocaten die zich profileren in de media zit een steekje los.” Dan hebben we het bijna over een freakshow.
“Nee, zover gaat het niet, al zit ik ook wel eens met gekromde tenen voor mijn toestel naar sommige collega’s te kijken die doordraaien. Maar ik bedoel: of het nu Spong is of Weski, of ikzelf, we hebben allemaal iets typisch, we zijn allemaal aparte figuren, we wijken af, er gebeurt iets als we op tv zijn, dat vinden de kijkers, de media blijkbaar interessant. En ik sta thuis nooit eindeloos voor de spiegel, draag goedkope kleding, dus ik geloof niet dat je de drijfveer bij ijdelheid moet zoeken.”

peter-plasman
bron: Jeroen Hofman

Wat zegt u tegen mensen die u een mediageile advocaat vinden?
“Mijn eerste reactie hierop is: ik heb niks tegen de meeste media en ook niks tegen geilheid. Dus het zou heel raar zijn als ik iets tegen mediageilheid heb. Ik zie televisie als een aangename bijkomstigheid van mijn vak, ik vind het leuk om mee te maken, ik beschouw mijn optredens in talkshows als een activiteit, een vrijetijdsbesteding, net als motorrijden, pokeren of bridgen. Allemaal dingen die ik ook voor mijn plezier doe.” 

Heeft het ook een commercieel doel? 
“Het heeft zeker zijn voordelen, het geeft aan mijn cliënten de bevestiging: ik heb de juiste advocaat. Dat etiket is heel aantrekkelijk voor mijn praktijk. Bovendien, doordat ik op de buis verschijn, bereikt mij weleens vertrouwelijke informatie.”

Bij de van het tableau geschrapte Bram Moszkowicz is het uitbaten van zijn bekendheid slecht afgelopen. Hij deed uiteindelijk aan van alles mee, zelfs aan reclamespotjes. Zou u zich laten strikken voor een commercial?
“Het uiterlijk vertoon van Moszkowicz heeft zeker bijgedragen aan het mindere imago van de strafrechtadvocatuur. Bram dacht zoals wel meer strafpleiters: wanneer je als advocaat uitstraalt dat het heel goed met je gaat, wanneer je in een maatpak of in een dure auto verschijnt, dan heeft dat een lucratief effect, dan willen cliënten je graag. Naar die glamour heb ik nooit verlangd en een commercial… ik wijs zoiets niet per definitie af. Misschien dat ik zoiets zou doen aan het eind van mijn carrière. Hoewel, het past niet bij mij, ik ben Peter Plasman, vertegenwoordig een bepaalde code, hou het liever zuiver.”

Echt, in het strafrecht wordt het grote geld niet verdiend, daarvoor moet je in de civiele sector zijn.

Een tv-optreden kan ook averechts werken. Rond het beroep van strafrechtadvocaat hangt toch al een kwalijke geur. Die indruk kan met het verschijnen op televisie zomaar bevestigd worden.
“Ik probeer het publiek juist goed voor te lichten over strafrecht; ik zou zelfs wensen dat het een apart vak werd in het onderwijs. We hebben er allemaal dagelijks mee te maken. Maar het is waar: er gaan de raarste geruchten rond over strafrechtadvocaten.”

Hoe zou dat komen?
“Omdat het publiek ons vaak ziet als de handlanger van de crimineel. Voor veel mensen is het blijkbaar een onmogelijke gedachte, dat iemand die schuldig is – van wie bijvoorbeeld vaststaat dat hij een moord heeft gepleegd – toch verdedigd wordt. Zulke mensen denken zelfs dat een advocaat ook wel een beetje een beest moet zijn als hij een moordenaar of verkrachter verdedigt. Ze eisen maar één straf: ophangen aan de hoogste boom. Het liefst zouden ze zo iemand willen lynchen, zoals in de middeleeuwen. Maar als je vervolgens zegt: stel dat het je eigen zoon is die zoiets heeft gedaan, dan wordt het ineens een ander verhaal. Dan beroepen ze zich weer wel op ons moderne rechtssysteem. En terecht. Immers, hoe walgelijk een misdaad ook is, je moet kunnen rekenen op fatsoenlijke rechtspraak en daar hoort een adequate verdediging per definitie bij.”

De publieke opinie kan wel degelijk druk uitoefenen op de rechtspraak. Zo is er al een tijdje het slachtofferrecht, waarbij nabestaanden in de rechtszaal flink kunnen uithalen naar de verdachte.
“Het slachtoffer mag veel meer dan dat. Het mag zich zelfs uitlaten over het bewijs. Ik ben niet bij voorbaat tegen spreekrecht voor het slachtoffer, maar ik vind niet dat dat – zoals nu – moet gebeuren nog voordat er een oordeel is gegeven over het bewijs. Ik vind dat je eerst de rechter moet laten beslissen over schuld of onschuld; daarna pas zouden nabestaanden of slachtoffers hun zegje mogen doen over wat zij een passende straf vinden. Dat kan de rechter dan meewegen in zijn vonnis. Maar meestal zeggen nabestaanden of slachtoffers: hij verdient de hoogste straf. Dus ik weet niet hoeveel de rechter daarmee kan.”

Wat vindt u van de voortdurende roep – zowel bij het publiek als in de politiek – om hogere straffen?
“Belachelijk, waanzin, de straffen zijn juist de laatste tijd al drastisch gestegen; Nederland zit bij de landen die relatief zwaar straffen. Je kunt wel verwijzen naar buurland België, waar hogere straffen worden opgelegd, maar iedereen vergeet dat je daar na een derde van je straf al vrijkomt. In Nederland is dat minimaal twee derde.”

Dat hoor je tegenwoordig ook vaak: achttien jaar is achttien jaar en niet twaalf jaar.
“Dat is weer zo’n mening die voortkomt uit een gebrek aan kennis, want aan die zes jaar die eraf gaat, die iemand uiteindelijk krijgt kwijtgescholden, worden hele zware voorwaarden verbonden. Zoals behandeling in een inrichting, voortaan geen strafbare feiten plegen, voortdurende observatie. Je blijft in de mangel van justitie. Dat weten rechters donders goed als ze achttien jaar geven. Maar stel nu eens dat je een of andere gekkie, die weet ik niet wat op zijn geweten heeft en die die achttien jaar helemaal heeft uitgezeten, daarna zonder enige vorm van begeleiding laat terugkeren in de maatschappij. Het kan zomaar zijn dat het gedrag van zo’n gekkie na achttien jaar cel geen spat veranderd is, dat hij gewoon een gekkie is gebleven. Dan kun je wel uittekenen wat er gebeuren gaat als zo’n gekkie vrijkomt. Het is puur populisme, makkelijk scoren van Kamerleden, die zoiets roepen.” 

Door welke politieke partij voelt u zich als advocaat het best vertegenwoordigd? 
“Ik heb de afgelopen drie verkiezingen PvdA gestemd, maar eigenlijk voel ik me politiek nergens thuis. Ik vind dat ze allemaal veel te makkelijk meehuilen met de wolven in het bos. Het strafrecht is voor een politicus bij uitstek een terrein geworden waarop makkelijk valt te scoren. Omdat het altijd gaat om medemensen waar de maatschappij niets van moet hebben, lieden die sowieso zijn uitgekotst. Je maakt je als politicus niet populair door op te komen voor de belangen van tbs’ers. Dat durft niemand meer, dat laat je wel uit je hoofd, puur uit opportunisme. Intussen wordt de strafrechtadvocatuur beetje bij beetje uitgekleed door de politiek.”

Wat een fatalisme.
“Nee, realisme. De neerwaartse spiraal is begonnen onder staatssecretaris van Justitie Fred Teeven. Hij had als doel: wanneer je bezuinigt op toevoegingszaken – op mensen die het niet kunnen betalen, maar wel recht hebben op een advocaat – dan holt de kwaliteit van de rechtsbijstand vanzelf achteruit, dan komen er minder vrijspraken, dan wordt justitie niet te hinderlijk in de wielen gereden, dan blijven er alleen maar zwakke verdedigers over. Dat vind ik een ronduit criminele gedachtegang! Dat betekent uiteindelijk dat er geen adequate verdediging meer mogelijk is voor de minder kapitaalkrachtigen. De betere advocaten trekken zich terug. Jeugdstrafrecht bijvoorbeeld, daar kun je steeds minder advocaten voor warm krijgen.”

Waarom?
“Het is niet te doen, het is te arbeidsintensief, ze komen er niet uit met het schamele uurtarief.”

Wat is tegenwoordig het uurtarief?
“Op toevoegingszaken? Dat varieert van 10 euro tot 100, maar die 100 euro geldt alleen voor juridisch complexe zaken. Wanneer mijn cliënt uit eigen zak betaalt, is het een kwestie van afspraak, maar wanneer iemand met zijn inkomen net te hoog zit om in aanmerking te komen voor een toevoeging, ga ik niet het volle pond rekenen.”

Het volle pond is toch 400 euro per uur? Dat compenseert aardig.
“Dat is nou de grootste misvatting: in het strafrecht word je niet rijk van je uurtarief. Er bestaan maar een paar strafrechtadvocaten die daarop heel erg binnenlopen.”

En daar ook opzichtig mee pronken. Gerard Spong koerst graag over de grachtengordel in een Maserati.
“Nee, nee hoor, tegenwoordig is het een Rolls-Royce, dat is al een tijdje zo. Spong is een uitzondering. Ik verdien jaarlijks nog geen derde van wat Spongs auto heeft gekost. Echt, in het strafrecht wordt het grote geld niet verdiend, daarvoor moet je in de civiele sector zijn, bij juristen die in het fusierecht zitten, die werken op de Amsterdamse Zuidas. Ik geef regelmatig college op universiteiten en zeg tegen studenten altijd: je moet nooit in het strafrecht stappen vanwege het geld. Vergeet de centen, want als dat je drijfveer is, gaat het helemaal fout.”

Na dit gesprek werd bekend dat Derk Wiersum, advocaat van kroongetuige Nabil B., bij zijn woning vermoord is. Tegen de Volkskrant van 19 september reageerde Plasman als volgt: “De moord is gericht tegen de hele advocatuur. Hiermee zijn alle grenzen weggevallen. Je vraagt je af: is het volgende slachtoffer weer een advocaat, een rechter of een officier? (–) De opdrachtgever zegt feitelijk: advocaten, doe het niet, sta geen kroongetuigen meer bij. Dat kost je je leven.”