Spring naar de content
bron: Illustratie HP/De Tijd

Zuinige oldtimers: een nieuw hart voor een oud beestje

Steeds meer oldtimers krijgen een tweede leven: ze worden omgebouwd tot elektrische auto’s. Het kost een lieve duit, maar dan heb je ook wat.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jo & Leo Simons

Wer jetzt kein Auto hat, kauft sich keines mehr. Om de grote Rainer Maria maar eens te parafraseren. Want wie er nu een moet kaufen zit als een konijn in een felle lichtbundel van nepnieuws en nepadvertenties te staren. De toverwoorden knallen hem daarbij om de oren: hybride, elektrisch, zero emission, vier procent bijtelling!

Wie denkt dat hij nog gewoon een automobiel kan aanschaffen is op zijn minst niet meer van deze tijd. Maak een uitgebreid rondje langs de fabrikanten en je wordt er alleen maar wanhopiger van. Het aanbod is divers en enorm, want: wat wilt u ermee gaan doen? Rijden is geen antwoord, want: waar, hoeveel kilometer en hoe vaak? De grap van een auto was nu juist dat je mobiel was, dus dat je gewoon lekker kon gaan en staan waar je wanneer ook maar wilde. Werk, schoonmoeder, vakantie, Sahara. En dan nog – maar die vraag was van alle tijden – wat kan bruin trekken?

Elektrisch is duur, want reken maar op een milletje of veertig voor een startertje groter dan een tweepersoons boodschappending, en dan is en blijft het de vraag: hoever kom je ermee, bijvoorbeeld als je in de winter vol gas over de snelweg gaat? En hoe lang gaat zo’n batterij mee? Niemand die het honderd procent zeker weet.

Elektrische auto’s zijn duur, en de vraag blijft: hoever kom je ermee?

Wij zeggen nog steeds: waterstof heeft de toekomst! Maar meer ook niet, want wie er nu een aanschaft, kan om precies te zijn op vier (!) plaatsen in Nederland tanken: in Rhoon, Arnhem, Delfzijl en Helmond. Er liggen ook plannen voor Pesse, Breda, Amsterdam, Schiphol, Utrecht, Rotterdam en Groningen. Duitsland wil in 2023 vierhonderd stations hebben en de Denen bouwen vrolijk mee. Maar resultaten behaald in de toekomst… wie gaat daar voor zeventig mille op gokken?

Het is een kwestie van tijd, maar ook de 200.000 eigenaren van zogenaamde oldtimers, auto’s ouder dan dertig jaar, zullen een keer moeten gaan denken aan de aanschaf van iets anders, want het wordt langzamerhand een kaste van onaanraakbaren. De dieselvarianten mogen de meeste grote steden in Europa niet meer in, maar ook benzinemotoren liggen zwaar onder vuur. Zo krijg je in Amsterdam geen parkeervergunning meer voor een auto die vóór 1991 gebouwd is; daarbij wordt merkwaardig genoeg niet naar vervuiling, maar alleen naar bouwjaar gekeken. Dus zullen de Kevers, Eenden en Golfjes van de liefhebbers binnenkort verdwenen zijn uit het stadse straatbeeld. Tenzij de nostalgische eigenaar aan twee voorwaarden voldoet: hij moet niet steil in de leer zijn en hij moet een dikke portemonnee hebben. Voor hen gloort licht in de vorm van een ombouwpakket naar een elektrisch aangedreven versie.

Automerk Jaguar was er al snel bij; het ging aan de slag in de Classic Works-fabriek in Warwickshire, waar hun klassiekers fabrieksmatig gerestaureerd worden. Ze bouwden er een E-type uit 1968 om tot een elektrische. Volgens Mike Goodbun, pr-manager van Jaguar Land Rover, is dat geen vloeken in de kerk. Hij rijdt, stuurt en remt als een klassieker, zegt hij. Chassis, ophanging en remmen zijn gelijk gebleven; hij is alleen wat lichter geworden en sprint daarom net even wat sneller van 0 naar 100 km/u, namelijk in 5,5 seconden. De prijs, mocht het tot een marktversie komen: meer dan 300.000 pond. 

Toyota deed het al eens met een 2000GT, de James Bond-auto uit You Only Live Twice, en in San Diego bouwt de firma Zelectric elektrische Kevers, Volkswagen-busjes, Porsches en Ferrari’s.

We moeten de elektromotor meestal een beetje dimmen, anders rijd je de hele auto stuk.

Nederland heeft sinds kort ook meerdere spelers op de groeiende markt. Anne Kloppenborg bouwde met zijn bedrijf New Electric in 2008 een elektrische speedboot. Intussen realiseerde de firma tientallen boten, jonge bedrijfswagens en klassiekers voor het stedelijk gebied.

Dat elk voordeel ook zijn nadeel heeft, laat Anne maar meteen zien bij onze afspraak in de fabriek. Hij laat wat foto’s zien van een Volvo die hij die ochtend wilde laten keuren bij de Dienst Wegverkeer. De klassieker staat gevouwen om een poot van de brug van het keuringsstation. De nieuwe eigenaar had nog niet in de gaten hoe snel en krachtig zijn auto geworden was. 

“Bloedsnel gaan de dingen soms,” zegt Anne. “We moeten de elektromotor meestal een beetje dimmen, anders rijd je de hele auto stuk; ze zijn daar niet op gebouwd.”

Goedkoop is het allemaal niet. Elektromonteur Henk Riens uit het Zeeuwse Tholen bouwde zijn Citroën DS zelfstandig om tot elektrische auto. Behalve bakken aan tijd moest hij nog eens 20.000 euro aan materialen investeren. Maar dan rijd je wel geluidloos en zonder uitlaatgassen in een heerlijke auto. In Utrecht bouwt Voitures Extravert de Porsche 911 om. Kost een kleine 300.000 euro, maar dan heb je ook wat.

In het Utrechtse Everdingen bouwt Traction Électrique elektrische Eenden en de befaamde HY-busjes.

De vereniging van oldtimers, de FEHAC, gruwt van al die praktijken. Voor hen is het als het uitrukken van het hart, en dat strijkt tegen de haren van de liefhebbers. “Het is geen klassieker meer,” zegt voorzitter Bert de Boer. En het milieuvoordeel is ook discutabel volgens hem. De productie van de accu’s veroorzaakt meer milieuschade dan de 1400 kilometer die een oldtimer in Nederland gemiddeld rijdt, denkt hij.